De afgelopen jaren raakte de Partij voor de Vrijheid (PVV) meerdere volksvertegenwoordigers kwijt. Vorige week was dat opnieuw het geval: het Groningse Statenlid Matthijs Jansen verliet de PVV. De reden? De PVV is “socialistisch” en haalt de SP “links in.” Dat sloeg uiteraard op de economische agenda van de PVV. Enige tijd daarvoor waarschuwde de Anne Frank Stichting dat de PVV richting extreem-rechts schuift. Dat had weer te maken met een verharding van de standpunten over de islam.
De PVV wordt dus zowel ‘links’ als ‘rechts’ genoemd. Is dat logisch? Het antwoord: in toenemende mate wel. Hoewel het er maar van afhangt wat je links of rechts noemt.
Economie en cultuur
Armen Hakhverdian besprak op deze plek eerder dat de betekenis van de termen links en rechts de afgelopen decennia is veranderd. Politicologen maken hierbij onderscheid tussen een economische en culturele invulling van deze termen. Terwijl kiezers zichzelf vroeger vooral als links of rechts bestempelden op basis van hun standpunten over vrije markt en herverdeling (economie), hangt dat tegenwoordig meer af van hoe ze denken over de multiculturele samenleving (cultuur).
Culturele onderwerpen zijn dus steeds belangrijker onderdeel van onze politieke identiteit. Maar dat betekent natuurlijk niet dat de economie er niet meer toe doet in de wereld. Zeker in economische moeilijke tijden maken politici constant belangrijke keuzes over de verzorgingsstaat, het begrotingstekort of financiële deregulering. Partijen moeten dus een standpunt bepalen over zowel culturele als economische onderwerpen. Daarom kan de PVV verweten worden te rechts te zijn (cultureel) én te links (economisch).
Een stukje geschiedenis: links en rechts draaien door
Maar wacht even… Als partijen een positie moeten innemen op twee politieke dimensies, waarom proberen we dan altijd maar kiezers en partijen te beschrijven met één labeltje – links versus rechts? In het dagelijkse taalgebruik (nou ja, misschien wat minder dagelijks als je geen politicoloog bent) spreken we toch vaak over ‘de’ linkse partijen, ‘de’ rechtse kiezer, etcetera.
Dat komt deels omdat partijen van oudsher vaak links óf rechts waren op beide dimensies tegelijk. Links was doorgaans gewoon links, rechts was rechts – over welk onderwerp dan ook. Om dit te begrijpen is een beetje historisch perspectief nodig. In de directe naoorlogse periode waren economische onderwerpen dominant in West-Europa (hoewel ook religie er toe deed, maar dat laat ik hier even achterwege). Kort gezegd: de PvdA was het sterkst voor een verzorgingsstaat, de christelijke partijen ook wel maar ietsje minder, de VVD ook wel maar nog wat minder. In het sterk versimpelde plaatje (a) hieronder is dat schematisch te zien. De partijen bevonden zich rond de ideologische dimensie lopend van staatsingrijpen naar vrije markt. Die ‘as van politieke competitie’ is de donkergroene pijl.
Eind jaren ’60, begin jaren ’70 – Europa was ondertussen een stuk welvarender – veranderde het politieke landschap. Er kwamen nieuwe onderwerpen op de politieke en maatschappelijke agenda: de emancipatie van vrouwen, een roep om meer inspraak in de politiek, het recht op abortus. De opkomst van deze culturele issues had het simpele onderscheid tussen links en rechts nutteloos kunnen maken, maar eigenlijk viel dat wel mee. Het rommelde bijvoorbeeld wel een beetje in de PvdA, maar uiteindelijk werden deze onderwerpen vrij breed omarmd door links. Zo was het in de meeste landen in Europa: linkse partijen hadden in het algemeen een progressief of libertair standpunt over de nieuwe culturele onderwerpen; rechtse partijen stonden er meer traditioneel in. Afbeelding (b) laat dat zien. De meeste partijen vinden zich daar nog steeds langs één as: cultureel-én-economisch-links tot cultureel-én-economisch rechts. Links en rechts waren nog steeds vanzelfsprekende termen.
Rond de eeuwwisseling leek het er zelfs even op alsof economische standpunten er niet meer toe deden – althans, volgens sommigen. In Nederland zag je dat aan de consensus van Paars. De voormalige ideologische tegenpolen PvdA en VVD waren het opeens roerend eens – de sterke economische groei maakte dat mogelijk. De tegenbeweging, het duidelijkst in de vorm van Pim Fortuyn, groepeerde zich vooral rond culturele onderwerpen. Maar niet langer over individuele vrijheden versus traditie, zoals in de jaren ’70. De culturele dimensie had langzamerhand een nieuwe invulling gekregen: nu stond multiculturalisme centraal. Op dit onderwerp stonden Paars en Pim lijnrecht tegenover elkaar. Sommige politicologen beweren ook wel dat de as van politieke competitie in Europa tegen die tijd volledig langs culturele lijnen was gaan lopen, zoals in afbeelding (c). Over de economie hoorde je weinig; rechts zijn betekende kritisch zijn over immigratie (met een vleugje law and order), links was ‘theedrinken’.
Nieuwe verschuivingen
Is dat het eindpunt van de verschuivingen? Waarschijnlijk niet. De draaiing van de as van politieke competitie (met de klok mee) lijkt nog verder te zijn gegaan. Op dit vlak is er minder consensus onder politicologen, maar onder andere Albena Azmanova (paywall) – van wie ik ook een aantal termen in het bovenstaande betoog heb overgenomen – betoogt dat het partijlandschap in Europa steeds meer gaat lijken op afbeelding (d).
Dit is vooral te zien aan de opkomst van het ‘zuidwestelijke’ kwadrant. Er zijn steeds meer Europese politieke partijen met als ideologie de cocktail pro-verzorgingsstaat (economisch links) plus anti-immigrant (cultureel rechts). Dit is duidelijk te zien bij een aantal radicaal-rechtse partijen. Zo was de vorige leider van het Front National in Frankrijk, Jean-Marie Le Pen, er nog trots op dat hij al fan was van het neoliberalisme voordat Reagan het op de kaart zette. Zijn dochter, Marine Le Pen, ziet het daarentegen als haar missie medewerkers te beschermen tegen grote bedrijven, en ze vindt de verzorgingsstaat de belangrijkste der acquis sociaux van de Franse republiek. Ook Wilders’ verzet tegen een hogere AOW-leeftijd (vroeger een ‘links’ onderwerp) past in dit plaatje. Het eerder genoemde afvallige Groninger Statenlid kan er over meepraten. Maar niet alleen radicaal rechts heeft deze toverformule (paywall) ontdekt. Steeds meer (radiaal-)linkse partijen lijken te ontdekken dat ze stemmen kunnen winnen door de immigratie-kritische trom te slaan. Door deze ontwikkelingen ontstaat er een spraakverwarring: zijn deze partijen links of rechts? Of allebei?
Risico of kans
Albena Azmanova betoogt dat al deze partijen iets gemeen hebben: ze benadrukken de risico’s van de moderne geglobaliseerde wereld. Dit zijn zowel economische risico’s (zoals afnemende werkzekerheid) als culturele risico’s (zoals een minder homogeen land, zie Zwarte Piet). Partijen aan deze kant van as van politieke competitie beloven dan ook vooral zekerheid. Daarbij is een combinatie van een economisch links en cultureel rechts standpunt logisch. Bovendien is het electoraal slim: in bijna alle Europese landen vormen de kiezers die zowel meer herverdeling als minder immigranten willen de grootste groep (paywall).
Aan de andere kant van deze nieuwe as gebeuren ook interessante dingen. Dat is goed te merken aan partijen die worden gezien als de tegenpolen van radicaal rechts. Een voorbeeld: GroenLinks en D66, van oudsher aan de progressieve kant van de culturele dimensie te vinden, lijken de afgelopen jaren economisch naar rechts opgeschoven. Kiezers van beide partijen geven dit zelf ook aan in kiezersonderzoek. Dit past bij de benadering van de optimistische pool van de nieuwe as van politieke competitie: kansen zien in globalisering. Daar past een cultureel links (omarmen diversiteit) en economisch rechts (flexibelere economie) bij. GroenLinks had niet voor niets al in 2008 Zin In De Toekomst.
Goed verhaal?
Uiteraard zijn dit slechts theorieën over algemene trends. Individuele partijen wijken af van het patroon. Bovendien doet het terugbrengen van partijen tot twee dimensies geen recht aan hun programma. Maar denken in termen van zulke verschuivingen kan wel helpen een aantal ontwikkelingen te verklaren. Bijvoorbeeld de moeilijke situatie van de PvdA. Gaat deze partij de kant op van de SP (‘risico’) of GroenLinks (‘kans’)? Is daar een middenweg tussen, of zal die de partij opbreken? Of denk aan een splijtzwam-thema als Europese integratie. Dit onderwerp lijkt gerelateerd aan de as risico-versus-kans, en partijen die duidelijk pro-EU of anti-EU zijn doen het electoraal goed (PVV, D66). Hoe het ook zij, in ieder geval verklaart bovenstaande theorie waarom de PVV als zowel te links als te rechts kan worden gezien, en dat dat misschien heel logisch is. Maar niet voor de Groninger ex-PVV’er.
Max zegt
De PVV is maar gewoon rechts = liberaal….