In minder dan een jaar mogen we weer naar de stembus; dit maal voor de gemeenteraadsverkiezingen van 21 maart 2018. Tijdens de vorige twee gemeenteraadsverkiezingen deed de PVV alleen mee in Den Haag en Almere omdat partijleider Geert Wilders altijd huiverig was voor ‘LPF-toestanden’ die zouden ontstaan als zijn partij te snel zou groeien. Het ontbreken van een ledendemocratie of een jongerenafdeling, iets waar ze bij Forum voor Democratie bijvoorbeeld veel minder moeilijk over doen, past binnen Wilders’ angst om de absolute macht over zijn partij te verliezen. Maar blijkbaar liggen de kaarten nu anders, want Wilders heeft de ambitie uitgesproken om mee te doen in maar liefst zestig gemeentes.
Wilders zelf meent dat er op lokaal niveau een grote behoefte bestaat aan een sterke PVV. Wie de uitslagenkaartjes van de afgelopen Kamerverkiezingen bekijkt ziet inderdaad dat de PVV in behoorlijk wat gemeentes de grootste partij was. Niet toevallig zijn dit ook veelal de gemeentes waar Wilders zijn partij graag ziet meedingen naar raadszetels.
En toch is het geen uitgemaakte zaak dat de PVV op lokaal niveau het landelijke succes zomaar weet te repliceren. Bij gemeenteraadsverkiezingen komt de PVV namelijk in het vaarwater van een geduchte concurrent: lokale partijen. De opmars van deze partijen sinds de jaren negentig is onmiskenbaar. Maar liefst een derde van het totale aantal raadszetels is inmiddels in handen van een lokale partij.
Nu vormen lokale partijen bepaald geen coherente familie, maar we kunnen toch het een en ander zeggen over hun ideologisch profiel door te kijken naar de opvattingen van raadsleden van lokale partijen. Mathilde van Ditmars heeft in het najaar van 2012 een enquête gehouden onder bijna achthonderd raadsleden op grond waarvan we de partijen in een ideologische ruimte kunnen plaatsen door te kijken naar de opvattingen van hun raadsleden. In de figuur hieronder doe ik dat voor de onderwerpen inkomensongelijkheid en integratie, die respectievelijk de sociaal-economische en sociaal-culturele dimensies van de Nederlandse politiek vatten.
We zien dat de raadsleden van lokale partijen gemiddeld genomen iets rechts van het midden zitten op culturele issues en iets links van het midden op economische issues, vrijwel precies waar het electoraat zich in die periode bevond. (N.B. dat de gemiddelde positie van raadsleden prachtig overeenkomt met de partijposities van de landelijke partijen zoals die door kiezers op dezelfde schalen werden ingeschat.) Een aanzienlijk deel van het Nederlandse electoraat is ‘links-nationalistisch’ in de zin dat economisch linkse houdingen gekoppeld worden met cultureel rechtse houdingen. Terwijl geen van de landelijke partijen deze ideologische niche weet te dichten, zien we dat lokale partijen dat tot op zekere hoogte wél doen. Dat is een van de redenen dat Wouter Schakel en ik in ons boek Nepparlement? vinden dat de voorkeuren van raadsleden veel beter aansluiten bij de voorkeuren van kiezers dan de voorkeuren van Kamerleden. De aansluiting van raadsleden van ChristenUnie-SGP met het electoraat is overigens misleidend, want op een groot aantal andere issues (medisch-ethische kwesties en homohuwelijk) staan deze partijen juist mijlenver af van grote delen van het electoraat.
Het ‘links-nationalistische’ profiel van lokale partijen zien we ook terug wanneer we kijken naar de meest eenvoudige en populaire categorisering van de politiek in linkse en rechtse kampen (figuur hieronder). Omdat de meeste linkse partijen op zowel economische als culturele onderwerpen relatief links zijn, zien we dat de meeste raadsleden van deze partijen zichzelf ook als links identificeren (vice versa voor raadsleden van rechtse partijen). Bovendien zijn de verdelingen voor de landelijke partijen behoorlijk piekvorming wat aangeeft dat er tussen de raadsleden van deze partijen niet bijster veel onenigheid bestaat over het links-rechtsprofiel van de eigen partij. Maar we zien ook dat raadsleden van lokale partijen zich minder eenvoudig een simpel links-rechtsprofiel laten aanmeten omdat ze op sommige onderwerpen links en andere onderwerpen weer rechts zijn (voor soortgelijke patronen onder kiezers, zie hier). De verdeling voor raadsleden van lokale partijen is dan ook aanzienlijk platter.
De electorale concurrentie tussen de PVV en lokale partijen zien we last but not least ook terugkeren in het stemgedrag van kiezers. Het Lokaal Kiezersonderzoek 2016 bevat een schat aan data over de politieke houdingen en gedragingen van kiezers op lokaal niveau. Eefje Steenvoorden en Jeroen van der Waal laten zien dat kiezers die landelijk op de PVV, SP en 50PLUS stemden bij gemeenteraadsverkiezingen eerder bij lokale partijen uitkomen omdat ‘hun’ landelijke partij in hun eigen gemeente niet meedoet. Dit uit zich ook in een lagere bereidheid om überhaupt te participeren. Wat verder opvalt is dat het electoraat van lokale partijen op een aantal belangrijke punten (leeftijd, opleiding, politiek vertrouwen, euroscepsis) overeenkomsten vertoont met de PVV-achterban.
Natuurlijk wil dit niet zeggen dat de PVV op voorhand kansloos is. De PVV gaat in veel gemeentes waar zij meedoet gewoon raadszetels pakken en het zou me ook niet verbazen als de partij hier en daar zelfs gaat meebesturen. Maar de lokale electorale vijver is voor Wilders een stuk lastiger te bevissen dan de landelijke vijver, waar hij nauwelijks concurrentie ervaart om de gunst van ‘links-nationalistische’ kiezers. Zijn aantijging dat de volksvertegenwoordiging ‘nep’ zou zijn vindt op lokaal niveau dan ook een stuk minder weerklank dan op nationaal niveau waar op onderwerpen als inkomensongelijkheid, immigratie en Europese integratie de afstand tussen burger en politiek veel groter is dan op lokaal niveau. Het wordt dus interessant om te zien of de PVV zetels van de lokale partijen weet af te snoepen. Alvast een tip voor op de uitslagenavond: Let op winst of verlies voor lokale partijen in gemeentes waar de PVV wel en niet meedoet en we krijgen een antwoord of zij daadwerkelijk concurrenten van elkaar waren.
Geef een reactie
Je moet inloggen om een reactie te kunnen plaatsen.