Voor mijn promotieonderzoek (waarover ik hier eerder schreef) ga ik in de VS, Rusland en China experimenten uitvoeren. Enkele weken geleden was Rusland als eerste aan de beurt: ik toog naar Sint-Petersburg. Daags voor mijn vertrek trokken Russische tanks de grens bij Oekraïne over, wat me nog even zenuwachtig maakte, maar na de verstandige opmerking van een collega dat die tanks dan in ieder geval niet in Sint-Petersburg zouden zijn, besloot ik dat het allemaal wel mee zou vallen.
En dat deed het ook. In ieder geval wat tanks betreft. En eigenlijk ook wel meer: het werd een reis waarin ik één van de ‘rockstars’ van de politicologie ontmoette, een conferentie succesvol bezocht én erin slaagde mijn data succesvol te verzamelen (na wat ‘aanloopproblemen’). Ook verwierf ik gedurende deze week het belangrijke inzicht dat ik, hier in Leiden, nogal verwend ben geraakt.
‘Rockstars’
Er zijn van die namen die je als politieke wetenschapper niet alleen kent, maar die een effect op je hebben zoals een ‘normaal mens’ op een Robbie Williams of Beyoncé zou reageren. Een leuk voorbeeld wordt in een scene van de jaren-90-serie Friends uitgewerkt: paleontoloog Ross blijkt op een conferentie een grote beroemdheid te zijn, terwijl niemand zijn vriend en beroemd soap-acteur Joey kent.
Anthony Downs, Pippa Norris, Kenneth Waltz, Peter Mair, Arend Lijphart, Robert Dahl, Elinor Ostrom, March & Olsen, John Rawls, Robert Putnam, om er een paar te noemen, allemaal politicologen wier werk zo baanbrekend is geweest dat ze de komende eeuwen in de verplichte politicologische studieboeken voor zullen komen. Ze zijn, om met Joey te spreken, de ‘Rockstars of Political Science’.
Inglehart
Ronald Inglehart is ook zo’n naam. De inmiddels 80-jarige Amerikaanse professor bracht met zijn werk het politicologisch denken over waarom kiezers op bepaalde partijen stemmen voorgoed aan het wankelen. Tot het verschijnen van Ingleharts Modernization Theory was de leidende gedachte dat scheidslijnen tussen groepen mensen waren ontstaan door gebeurtenissen in de geschiedenis van een land; de timing van de industriële revolutie, scheiding van kerk en staat, verhoudingen tussen de steden en het platteland, en verhoudingen tussen elite en massa vormden scheidslijnen die op hun beurt door politieke partijen werden opgevuld. Dit fenomeen kennen we ook wel als de Freezing hypothesis van Lipset & Rokkan (ook al van die Rockstars).
Inglehart formuleerde een nieuwe hypothese, namelijk dat al naar gelang de welvaart in een land toeneemt, er op het individuele niveau andere behoeften opkomen. Met name nieuwe generaties zouden daardoor een verschuiving doormaken waarbij niet meer de materiële waarden van belang zijn bij hun stemkeuze, maar post-materiële waarden. Sinds 1981 leidt hij de World Value Survey, die in meer dan tachtig verschillende landen enquêteonderzoek verricht waarbij allerlei materiele en immateriële waarden van individuen gemeten worden.
Het ‘Lab’
Inglehart is tevens een van de co-directors van het Laboratory of Comparative Social Research van de Higher School of Economics in Moskou en St Petersburg, door insiders (weet ik nu) ook wel ‘het Lab’ genoemd. Genereus had het Lab mij uitgenodigd om naar St Petersburg te komen, om op de jaarlijkse conferentie over mijn promotieonderzoek te komen vertellen. Met gretigheid was ik op die uitnodiging ingegaan, want ik had nog nooit Rusland bezocht, noch had ik ooit Inglehart ontmoet/ Bovendien praat ik graag over mijn onderzoek en (niet in de minste plaats) had ik nog geen Russische data.
De conferentie bleek inspirerend, mijn onderzoek leek goed te vallen, de rockstars bleken vriendelijk en heel gewoon, en mijn data… Laat voorop staan dat het Lab en vooral haar stagiaires tot het uiterste zijn gegaan om me bij de dataverzameling te helpen. Maar zeggen dat het gemakkelijk ging, is iets anders.
Printen
Om te beginnen was het tot halverwege mijn bezoek aan de conferentie niet geheel en al duidelijk of ik de experimenten wel uit zou kunnen voeren. Het Lab stelde mij een van hun stagiaires als student-assistente ter beschikking die me verder zou helpen met alles. Ik moest tenslotte niet zomaar 3000 pagina’s printen, het moest dubbelzijdig (vanwege het tors gewicht van al die blaadjes, ook straks naar Nederland) én bovendien waren het acht verschillende scenario’s (een 2x2x2 factorial-experiment), wat oplettendheid en zorgvuldigheid vereiste. Deze studente riep meteen de hulp in van nog drie studenten, waardoor ik ineens zowaar leiding bleek te geven aan een Russisch team.
Ondanks het enthousiaste team bleek het vrij onmogelijk de experimenten te printen zoals ik dat hier in Leiden, met een enorme printer om de hoek van mijn kantoor, gewend ben. Het kantoorprintertje dat tot onze beschikking stond kon niet dubbelzijdig printen, tenzij we handmatig blaadjes om gingen draaien. Nou dat hebben we geweten. De verkeerde kant op printen, blaadjes dubbel, half door de printer opgegeten blaadjes, gerafelde blaadjes, en als ultieme wraak begon de getergde printer scheef te printen en veranderde daarmee een zevenpuntschaal in een zespuntschaal (wat een van de assistentes tot tranen bracht). In eerste instantie probeerde ik rustig toe te zien, maakte af en toe de opmerking dat ik ook naar een copyshop zou kunnen, maar daar wilde mijn team niets van weten. Op mijn opmerking dat ze wel heel geduldig bleven (want dat waren ze; ze bleven met stoïcijnse overtuiging opnieuw en opnieuw printpogingen uitvoeren) antwoordden ze met dezelfde stoïcijnse blik dat ze ‘postcommunistisch’ waren.
Pas na 24 uur greep ik in en begon zelf enkelzijdig te printen en iedereen te instrueren hoe de verschillende scenario’s samen te stellen. Na twee dagen hadden we ruim 250 geprinte en gerandomiseerde exemplaren en kon het experiment uitgevoerd worden. Helaas hadden we de eerste mogelijkheid al gemist, maar door op verschillende locaties van HSE tegelijkertijd aanwezig te zijn en het genereus afstaan van collegetijd van enkele universitaire docenten in de sociologie en economie, had ik na nog eens twee dagen 247 respondenten verzameld.
To scan or not to scan…
Het plan was om deze resultaten te scannen, zodat ik deze digitaal beschikbaar zou hebben en naar huis zou kunnen mailen, voor het geval de papieren versies wellicht onderweg naar huis verloren zouden kunnen gaan (om wat voor reden dan ook). Na mijn printervaring besefte ik dat het wellicht weer twee dagen hel zou worden, en aangezien de tijd dat ik weer naar huis moest naderde, besloot ik de data handmatig in een databestand in te voeren. In twee nachten tijd voerde ik 247 x 62 variabelen in, ruim 15.000 cijfertjes. Met als gevolg dat er nu een prachtig databestand is, klaar voor analyse. Afgelopen week kreeg ik van een van mijn Russische student-assistenten nog een scan van drie experimenten die zij nog had uitgevoerd. Over hulpvaardig gesproken.
En dit alles speelde zich af terwijl ik ook nog de conferentie bezocht, mijn werk presenteerde en het werk van anderen bekeek, en zelfs nog drie uur ‘vrij’ nam om door de stad te lopen en iets van het prachtige St Petersburg mee te krijgen. Het was een geweldige maar heftige en intensieve week, waarin er maar weinig geslapen kon worden en waarin ik keer op keer besefte dat ik in Leiden verwend ben geraakt. Vrienden en familie steunden me op allerhande digitale wijze, wat de spanning en vermoeidheid hier en daar verlichtte. Maar een ervaring was het, de Ruslandervaring. Eén om nooit te vergeten.
Kristof Jacobs zegt
Leuk stuk. Dat gaan erg leuke analyses worden!
Femke Avtalyon-Bakker zegt
Dank, Kristof! Ik hoop het! 🙂