De SP zwengelt de discussie over opkomstplicht bij verkiezingen aan. Partijvoorzitter Ron Meyer denkt dat het parlement daardoor “een fotografische weergave zou worden van de bevolking”. Strategisch zou de SP een voordeel halen door relatief veel kiezers te trekken onder de niet-stemmers die inhoudelijk dichtbij hun zouden staan.
Opkomstplicht wordt wel vaker voorgesteld. In het algemeen worden er door de voorstanders verschillende positieve effecten gesuggereerd. Door opkomstplicht zou de politieke ongelijkheid tussen groepen in de samenleving afnemen, het parlement een betere afspiegeling zijn van de bevolking, en zouden inactieve burgers alsnog politiek betrokken raken. Maar klopt dat ook?
Minder ongelijkheid?
De wetenschappelijke literatuur is er niet over uit of opkomstplicht leidt tot minder ongelijke deelname aan verkiezingen tussen sociale groepen. Een meerderheid van studies suggereert dat bijvoorbeeld met name lageropgeleiden gesteund worden om op te komen door een opkomstplicht. Maar andere studies – van nota bene hetzelfde onderzoeksteam – ondersteunen die conclusies niet. Het effect is hoe dan ook bescheiden.
Dat lijkt gek. Niet-stemmers komen vaker uit groepen met een lagere sociaaleconomische status. En als iedereen zou gaan stemmen, dan moet dat onderscheid toch verdwijnen?
Het probleem is dat ook in een systeem met opkomstplicht een deel van de kiezers niet gaat stemmen. Er zijn verscheidene landen met opkomstplicht, waar de opkomst lager is dan in Nederland. Zelfs in België gaat zo’n 10% van de kiezers – ondanks opkomstplicht – niet stemmen. Dat komt mede doordat er vaak geen serieuze sancties staat op thuisblijven, ondanks de formele opkomstplicht. Hierdoor zullen met name de meest apathische burgers en de meest principieel afgehaakte burgers weinig gevoelig zijn voor opkomstplicht. Het zijn eerder die kiezers die door omstandigheden of praktische redenen niet zijn gaan stemmen die reageren op de kiesdrempel.
Betere samenstelling van het parlement?
Dan het tweede effect: de samenstelling van het parlement. De veronderstelling is dat met een opkomstplicht meer burgers gaan stemmen, wat in het voordeel werkt van vooral sociaal-democratische en populistische partijen. Verschillende studies tonen dat deze effecten klein zijn, als ze al worden gevonden. Dat de voorkeuren van niet-stemmers zich niet direct vertalen in een anders samengesteld parlement heeft verschillende redenen.
Ten eerste is de opkomst bij parlementsverkiezingen in Noord-West Europa al dusdanig hoog, dat een opkomstplicht aan de stemverhoudingen maar weinig kan veranderen. In België was de opkomst – onder een systeem met formele opkomstplicht – in 2014 89%. Dat is maar een paar procentpunten meer dan Nederland in 2017 (82%). Niet-stemmers moeten wel heel massaal een kant uit neigen om de verhoudingen in het parlement wezenlijk te veranderen. Ten tweede gaan ook met een opkomstplicht nog opvallend veel kiezers niet stemmen. Dat geldt niet in het minst voor kiezers die dat uit principiële weigeren. Ten derde is het aantal blanco en ongeldige stemmen onder een systeem met opkomstplicht hoger. Vergelijk België in 2014 (5,8%) met Nederland in 2017 (0,5%), en je ziet dat de ‘winst’ van België in opkomstcijfers voor het grootste deel bestond uit ongeldige of blanco stemmen.
Een vierde reden is bijzonder interessant, hoewel even klein als de andere effecten in dit onderzoeksveld. Een opkomstplicht dwingt onwillige kiezers naar de stembus. Deze kiezers hebben eerder de neiging om een stem uit te brengen die minder doorwrocht is, bijvoorbeeld op een partij die minder in ver af staat van de eigen waarden, of een stem om minder inhoudelijke redenen. De invloed van de onwillige kiezer op de samenstelling van het parlement is dus iets willekeuriger.
Dat lijkt ook de verklaring voor het verschijnsel dat onder een stelsel van opkomstplicht minder vrouwen verkozen raken in het parlement. Onwillige kiezers die gedwongen worden te stemmen, maken minder snel gebruik van hun voorkeursstem.
Betrokken kiezers?
Tot slot kijken we naar de hoop dat opkomstplicht de interesse en betrokkenheid van nu inactieve burgers zal vergroten. Daar vindt de wetenschappelijke literatuur geen bewijs voor. Dat er geen effect is blijkt zowel uit experimenteel onderzoek, als uit landenvergelijkende analyses. Een opkomstplicht dwingt kiezers wel naar de stembus, maar doet hen daarmee niet interesseren voor de politiek, zich beter inlezen, of op andere manieren actief worden.
Opkomstplicht leidt dus niet tot betere, betrokken burgers met meer kennis van de politiek. Opkomstplicht biedt een oplossing voor een lage opkomst. Je kan een paard wel naar het water leiden, maar je kan het niet dwingen te drinken.
Doen?
Kortom, gaat een opkomstplicht helpen? Het effect zal klein en genuanceerd zijn. Een opkomstplicht is vooral effectief als de opkomst anderszins laag is. Dat is in Nederland althans voor de Tweede Kamerverkiezingen niet het geval. België mét opkomstplicht kent een opkomst die maar een paar procentpunten hoger ligt dan in Nederland. Voor lokale en provinciale verkiezingen zal een opkomstplicht meer verschil maken. Daar ligt de opkomst wel dertig procentpunten hoger in België dan in Nederland, waar onder opkomstplicht naar schatting zo’n 15% van de kiezers niet komt opdagen.
Toch zal ook bij die verkiezingen het effect waarschijnlijk klein zijn. Principiële afhakers komen ook in een systeem met opkomstplicht niet snel opdagen. En bovendien brengen onwillige kiezers eerder een blanco stem uit, of een inhoudelijke stem die minder doorwrocht is dan kiezer die uit eigen beweging gaan stemmen.
Of die gevolgen voldoende zijn om de doorslag te geven in de principiële afweging tussen het morele recht om thuis te blijven en de burgerplicht om deel te nemen aan de democratie, valt te bezien.
M. de Rooij zegt
Ik denk eerder aan een soort ‘kwalificatie’ om te mogen stemmen.
En het afschaffen van machtigingen.
Er wordt geronseld bij zwakbegaafden, ouderen, mensen die de taal niet spreken,
mensen die geen 2 politici bij naam kennen..……….
Er wordt op grote schaal misbruik gemaakt van het stemrecht en dat moet aangepakt worden.
Daniël Tuijnman zegt
Een ‘kwalificatie’ om te mogen stemmen?
In het Amerikaanse Zuiden werd tot de Civil Rights Act van 1965 overal gebruikt gemaakt van ‘literacy tests’ om te verhinderen dat zwarten zouden gaan stemmen.
Zoiets is een uitnodiging voor misbruik.
Ronald zegt
Onderzoeken suggereren dat het weinig uitmaakt.
De populatie van stemmers zal echter wel wijzigen, waardoor ook de uitslag.
Motieven en overwegingen hoe men stemt staan volledig los van de idee van verplichte opkomst.
En dan nog de vergelijking met een andere verplichting: verplicht onderwijs.
Zou het loslaten van de onderwijs plicht een gelijk volume geschikte werknemers, kwaliteit, kennis en competenties afleveren dan geen onderwijsplicht?
Opkomstplicht ter stemming zal gedragsverandering teweegbrengen.
Dat is m.i. nog niet onderzocht.