De termen ‘links’ en ‘rechts’ zijn niet weg te slaan uit het politieke discours. Politicologen, journalisten en kiezers maken gretig gebruik van dit jargon om de ideologie en bijbehorende standpunten van politieke actoren samen te vatten, al dan niet met voorvoegsels als ‘extreem-‘, ‘radicaal-‘, ‘ultra-‘ of ‘dom-‘.
Zo wordt de Amsterdamse grachtengordel vaak verweten links te zijn, terwijl in grote delen van die grachtengordel de VVD de populairste partij was bij de laatste Tweede Kamerverkiezingen. De PVV wordt regelmatig door kiezers gezien als een extreemrechtse partij, maar dat kan in ieder geval niet slaan op de huidige standpunten van die partij over het sociaal vangnet of het homohuwelijk. Wat betekenen de etiketten ‘links’ en ‘rechts’ vandaag de dag dan nog?
Gelijkheid
De termen ‘links’ en ‘rechts’ vinden hun oorsprong in de inrichting van de Staten-Generaal ten tijde van de Franse Revolutie. De groepen die het Ancien Régime steunden zaten ter rechterzijde van de voorzitter, de tegenstanders ervan ter linkerzijde. Tot op de dag van vandaag associëren velen ‘links’ met progressieve en ‘rechts’ met conservatieve denkbeelden, maar ook dit onderscheid kan misleidend zijn. Behoud van wat, immers? Zo heeft Tom Louwerse aan de hand van CPB-doorrekeningen van verkiezingsprogramma’s aangetoond dat er binnen economisch linkse en rechtse kampen zowel hervormers als conservatieven bestaan.
Volgens invloedrijke auteurs draait links-rechts uiteindelijk om het principe van gelijkheid en de mate waarin een hiërarchische structuur in de samenleving wenselijk is of niet. Norberto Bobbio schrijft: “the criterion most frequently used to distinguish between the left and the right is the attitude of real people in society the ideal of equality” (p. 60). Volgens Ronald Inglehart is de kern van het links-rechtsonderscheid “whether one supports or opposes social change in an egalitarian direction” (p. 293). Maar ook hier blijft in het midden of deze hiërarchie slaat op economische of sociale verhoudingen.
Inmiddels is het tamelijk gangbaar om meerdere dimensies te onderscheiden in links-rechtstegenstellingen. Zo gaat het onderscheid tussen economisch links-rechts voornamelijk over de vraag in hoeverre de overheid moet ingrijpen in de economie, terwijl de tegenstelling tussen cultureel links-rechts eerder slaat op nationalistische houdingen. De crux is natuurlijk dat deze dimensies onafhankelijk van elkaar zijn. Politieke actoren kunnen links zijn op de ene dimensie en rechts op de andere. Prop culturele en economische standpunten in dezelfde algemene links-rechtsschaal en er ontstaat ambiguïteit.
Links-rechts in Nederland
Of de algemene kreten ‘links’ en ‘rechts’ voornamelijk economisch of cultureel ingevuld moeten worden is sterk contextgebonden. Zo heeft de links-rechtsdimensie in het Verenigd Koninkrijk van oudsher een vrij dominante economische connotatie. Het is dus maar zeer de vraag of links-rechtsterminologie daadwerkelijk een soort ‘political Esperanto’ is zoals de politicoloog Jean Laponce eens beweerde. Iedereen gebruikt weliswaar dezelfde woorden, maar bedoelen we daar ook hetzelfde mee?
In een recent verschenen artikel analyseren Catherine de Vries en Bram Lancee en ik welke betekenis Nederlanders plakken aan de termen ‘links’ en ‘rechts’. Vrijwel alle politiek-wetenschappelijke enquêtes bevatten een vraag over ‘links-rechtsidentificatie’, waar aan respondenten wordt gevraagd om zichzelf te plaatsen op een algemene links-rechtsschaal. Wij hebben gebruik gemaakt van de Culturele Veranderingen van het SCP waar respondenten op een vijfpuntsschaal moesten aangeven of ze zichzelf beschouwden als ‘links’ of ‘rechts’.
Vervolgens hebben we onderzocht of deze zelfplaatsing afhing van houdingen over economische herverdeling en etnocentrisme (voor de concrete enquêtevragen, zie pp. 229-231 in het artikel). We verwachten dat mensen die tegen nivellering zijn zichzelf eerder als ‘rechts’ zullen bestempelen dan mensen die voor economische herverdeling zijn. Daarnaast zouden multiculturele attitudes meer moeten samenhangen met een identificatie met ‘links’ terwijl meer monoculturele attitudes een voorspeller zouden moeten zijn voor een meer rechtse zelfplaatsing.
Nu gaat het ons niet direct om het statische verband tussen links-rechts en culturele en economische attitudes. We wilden juist nagaan of de betekenis van ‘links’ en ‘rechts’ door de jaren heen is veranderd. Het mooie aan de Culturele Verkenningen is dat het ons in staat stelt om deze analyses over een lange periode uit te voeren. We kunnen vanaf 1980 tot 2006 gebruik maken van 23 enquêtes om in kaart te brengen hoe herverdeling en etnocentrisme samenhangen met zelfplaatsing op de algemene links-rechtsschaal.
Van economie naar cultuur
De onderstaande figuur toont de veranderingen door de jaren heen. Op de y-as staat de samenhang tussen houdingen over herverdeling en links-rechtsindentificatie per beschikbare enquête. De linker figuur laat zien dat de samenhang tussen herverdeling en links-rechts door de tijd heen afneemt. Met andere woorden, hoe men aankijkt tegen nivellering speelt een steeds kleinere rol in het identificeren met politiek links of rechts. Etnocentrisme daarentegen wordt steeds belangrijker. Naar verloop van tijd bepalen mensen of ze links of rechts zijn steeds meer aan de hand van issues over de multiculturele samenleving (zie rechter figuur).
Deze resultaten houden stand in een multivariaat model onder verschillende specificaties (zie tabel 1 en figuur 3 in het artikel). We zien dus dat in 1980 de termen ‘links’ en ‘rechts’ vooral economisch werden ingekaderd. Dat wil niet zeggen dat culturele houdingen destijds irrelevant waren; ze speelden simpelweg een veel kleinere rol. Tegenwoordig wordt de betekenis die men hecht aan links-rechts net zo sterk bepaald door economische als culturele factoren.
Open deur?
De betekenis van ‘links’ en ‘rechts’ is dus verschoven. Is dit een open deur? Misschien, maar aan de andere kant: ‘Everyting is obvious, once you know the answer’.
Wat zeker niet obvious is, is waarom deze transformatie heeft plaatsgevonden en waarom de toenemende culturele inkleuring van links-rechts ten koste gaat van de economische connotatie. We kunnen met de gebruikte dataset geen bevredigend antwoord geven op deze cruciale vragen, alleen wijzen op mogelijke theoretische aanknopingspunten in de literatuur. Zo bestaan er sociologische bottom-up benaderingen die stellen dat mondialisering, migratiestromen, economische integratie enz. hebben geleid tot veranderingen aan de vraagzijde. Politicologische benaderingen gaan meer uit van top-down factoren aan de aanbodzijde, waar bijvoorbeeld politieke entrepreneurs een grote rol spelen in het vormgeven van politieke scheidslijnen.
Is het dus onzinnig om te spreken over de linkse grachtengordel? Nee. Althans minder onzinnig dan 25 jaar geleden.
F zegt
Is het niet zo dat beide schalen in elkaar zijn opgegaan? Een cultureel rechtse attitude heeft vaak ook te maken met het feit dat men denkt dat er kansarme mensen hierheen komen, die een last zijn voor de maatschappij en overmatig gebruik maken van sociale voorzieningen.
Dus als je cultureel rechts bent, denk je nog steeds aan de herverdeling of nivellering van inkomen, maar uit zich dat in monoculturele attitudes.
Ik weet overigens niet in hoeverre dit klopt, maar ik denk dat het van invloed is op de resultaten.
Armen Hakhverdian zegt
De beide dimensies (herverdeling en etnocentrisme) zoals hier gemeten correleren nauwelijks met elkaar en dat geldt voor de hele onderzochte periode.
Oei Tiong Koen zegt
De incongruentie in het huidige gebruik van links en rechts vertroebelt het debat. We zijn toe aan een herdefiniëring van de terminologie. Dat geldt overigens ook voor elite.
Wie de traditionele elite (adel, patriciaat en hogere burgerij) ondervraagt zal daar waarschijnlijk bij een grote meerderheid onversneden sociaaleconomisch rechtse opvattingen vinden. Deze bevolkingsgroep denkt echter een stuk genuanceerder over de interetnische en interculturele problematiek dan de groepen die naar het huidige spraakgebruik als rechts worden bestempeld. Ook de linkse standpunten van de PVV maken duidelijk dat het onderscheid tussen cultureel links en rechts niet langs lijnen van sociaaleconomische verschillen loopt.
B. Rubble zegt
Rechts is de macht, de sterke handige jongens, links is de kleine man, de schlemiel.