Hoewel de democratische vrede door velen (inclusief politicologen!) vaak wordt gezien als een ‘ijzeren wet’, zoals Armen Hakhverdian onlangs op dit blog schreef naar aanleiding van de nieuwe studie van Tomz & Weeks (paywall), moeten we voorzichtig zijn met die stelling. Het is namelijk nog helemaal niet zo zeker dat het ontbreken van oorlog tussen democratische landen geen toeval is, en daarnaast is er nog een stevige academische discussie gaande of deze vrede ook echt veroorzaakt wordt door de interactie van democratische staten. Wellicht ligt de oorzaak van die vrede ergens anders, en is het dus geen democratische vrede.
Democratische vrede
Waarom denken we dan dat het om een ijzeren wet gaat? Allereerst omdat er een empirische bevinding ligt dat democratieën nog nooit met elkaar in oorlog zijn geweest. Daarnaast maakt de democratische vrede in essentie een normatieve claim: democratie is een beter en vreedzamer regime dan alle andere manieren die er zijn om een land te besturen. In veel onderzoek naar de democratische vrede (en dat is nog al wat) lopen deze zaken geregeld door elkaar, waardoor een helder zicht op wat de democratische vrede nu precies is (en óf het iets is) eigenlijk ontbreekt.
Empirisch gesproken zijn er sinds 1800 slechts 95 interstatelijke oorlogen voorgevallen. Daarvan waren 41 oorlogen tussen democratieën en niet-democratieën, 54 tussen niet-democratieën, en inderdaad 0 oorlogen tussen wat politicologen grofweg als (liberaal-)democratieën zouden conceptualiseren. Dit werd als eerste door de socioloog Dean Babst ontdekt, die ‘impressionistisch’ de hypothese testte of onafhankelijke landen met gekozen regeringen en een bepaalde mate van burgerrechten wellicht niet met elkaar in oorlog zouden gaan. Babst baseerde deze verwachting op de notie dat een algemeen publiek geen oorlog zou willen indien zij er zelf verantwoordelijk voor zou zijn. Hij vond inderdaad dat er nog nooit oorlogen tussen dit soort staten hadden plaatsgevonden, wat uiteindelijk ook de basis vormde voor de overtuiging dat democratieën niet elkaar vechten.
Dictatoriale vrede?
De vraag is echter in hoeverre dit allemaal klopt, zeker gezien het geringe aantal oorlogen en het geringe aantal democratieën in deze periode. De politicoloog David Spiro (paywall) berekende dat de distributie van oorlogen tussen democratieën statistisch niet afweek van de kans dat die afwezigheid door het toeval zou zijn bepaald. Daarnaast zou je je ook kunnen afvragen of je de bijna oorlogen niet zou moeten meewegen: hoe vaak is een oorlog tussen bepaalde regimes toch niet gevoerd? En, hoe vaak werd een oorlog tussen bijvoorbeeld dictaturen niet gevoerd? Peceny, Beer en Sanchez-Terry vonden voldoende variatie in conflictgedrag van verschillende soorten niet-democratieën om in ieder geval de vraag op te roepen of er ook niet zoiets als een dictatoriale vrede zou kunnen bestaan. Daarnaast is er een grote groep critici van de democratische vrede die beargumenteert dat de relatie tussen democratie en vrede een schijnrelatie is, en dat democratie samenvalt met andere verklarende factoren, zoals bijvoorbeeld geopolitieke verhoudingen (paywall) gedurende de Koude Oorlog, de hegemonie (paywall) van de Verenigde Staten sinds de val van de Sovjet Unie, of de invloed van moderniteit (paywall) of kapitalisme (paywall), om er maar een paar te noemen.
Normatieve aantrekkingskracht
Voldoende vragen dus om het idee van de democratische vrede als een empirische wetmatigheid in ieder geval te betwijfelen. Dat heeft echter de vele voorstanders van het normatieve idee dat er iets bijzonders met democratie aan de hand is en er daarom een democratische vrede zou bestaan echter niet weerhouden te proberen (theoretisch dan wel empirisch) bewijs voor hun claim te vinden. De grootste bulk van onderzoek naar de democratische vrede richt zich op specifieke kenmerken van democratie (e.g. instituties, liberale normen, handelsverdragen) waarvan verwacht wordt dat ze de democratische vrede zouden veroorzaken. Doorgaans wordt dit onderzoek echter gekenmerkt door onderzoeksopzetten die streven naar het vinden van bevestiging van hun normatieve ideeën in plaats van een poging te wagen hun postulaten aan de moeilijkst mogelijke empirische test bloot te stellen. Met als gevolg dat er een bulk aan empirisch bewijs lijkt te liggen voor de claim dat democratieën niet met elkaar in oorlog raken omdat ze democratieën zijn, die eigenlijk nog maar heel weinig zegt.
Mijn voornaamste kritiek op deze studies is dat onderzoek alleen in democratieën werd uitgevoerd, terwijl er juist op basis van hun postulaat over democratie variatie op de verklarende variabele ‘regimetype’ verwacht zou mogen worden. Als je kijkt naar de studies op het individuele niveau, zoals onder andere de recente studie van Tomz en Weeks (voor andere voorbeelden, zie hier, hier en hier), valt op dat deze studies alleen onder democratische burgers werden uitgevoerd, zonder de noodzakelijke vergelijking uit te voeren met inwoners van niet-democratieën. In een exploratieve studie heb ik die vergelijking wel gemaakt door experimenten uit te voeren in zowel Nederland als China. De bevinding dat er in aanvalsbereidheid geen verschil was tussen de Chinese experimentele groep en de Nederlandse was verrassend. De Nederlandse groep bleek zelfs niet zozeer vredelievender te zijn dan de Chinese groep, maar juist oorlogszuchtiger tegenover autocratieën. In ieder geval voer voor meer onderzoek, waar ik me de komende tijd dan ook mee bezig zal houden.
Paard voor het wagen
De onhelderheid die er in het academische onderzoek naar de democratische vrede heerst, waarbij empirische bevindingen te gemakkelijk en zonder overtuigend bewijs aan normatief theoretische verklaringen worden gekoppeld, heeft er ook voor gezorgd dat Westerse beleidsmakers het paard voor de wagen hebben gespannen. Politicoloog Piki Ish-Shalom heeft keer op keer beargumenteerd dat Westerse politieke leiders het normatieve idee van de democratische vrede als ‘empirische waarheid’ aan het democratische publiek verkopen, waardoor de democratische vrede een volkswijsheid is geworden. Democratie wordt daardoor vaak als de ultieme manier gezien om tot meer veiligheid in het internationale systeem te komen. Met, paradoxaal genoeg, soms zelfs oorlog tot gevolg zoals bijvoorbeeld de oorlog in Irak van 2003.
Zoals Armen Hakhverdian op het eind van zijn blog over Tomz en Weeks al aangaf, wijzen hun resultaten niet zozeer op een meer vredelievend democratisch publiek, maar eerder op een door retoriek te beïnvloeden massa die niet-democratieën als dreiging kan gaan zien. In het licht van de argumenten van de hierboven genoemde kritieken en studies, en misschien ook wel een beetje de resultaten van mijn eigen voorlopige onderzoek, lijkt het me daarom belangrijk dat wij als politicologen de democratische vrede in afwachting van meer onderzoek een these blijven noemen in plaats van een ‘ijzeren wet’, zodat we gekozen beleidsmakers in ieder geval niet te veel ondersteunen in deze dubieuze rechtvaardiging van oorlog.
Mihai Martoiu Ticu zegt
Misschien voeren de democratieën geen oorlog met elkaar omdat ze weten dat het economisch rendabeler is als ze samen andere landen beroven. Het is voor Nederland rendabeler om de Oorlog in Irak (politiek) te steunen in ruilt voor vette contracten voor Shell, dan oorlog met de VS te voeren.
De VS is de ijsbreker, valt regelmatig dictaturen aan, plaatst daar andere dictaturen en de rest van de democratieën komen in zijn kielzog, kunnen lekker investeren in herbouw, krijgen goede contracten voor grondstoffen en gebruiken de lokale bevolking in sweatshops.
Dus waarom zouden democratieën elkaar bevechten als ze als een Maffia samen kunnen optrekken? Dan zou de lidmaatschap aan dezelfde criminele bende een betere verklaring zijn dan het democratie zijn.
David de Graaf zegt
Beste Mihai Martoiu Ticu, het is uiteraard rendabeler voor Nederland om de VS in Irak te steunen dan oorlog met de VS te voeren. Maar waarom zou Nederland dan ook in hemelsnaam oorlog met de VS voeren? Dat slaat werkelijk nergens op.
Nederland had zich natuurlijk wel afzijdig kunnen houden in het conflict. Dat ze dat om financieële redenen niet hebben gedaan is mogelijk, maar niet erg waarschijnlijk als je het aan Rationele Keuze theoretici vraagt (en daar schaar ik mijzelf voor het gemak maar even onder).
Verder is het wellicht beter om je gal ergens anders te spuwen als je toch niet van plan bent daadwerkelijk op bovenstaande in te gaan.
Ik zal dat nu wel doen. Volgens Fearon (1995) zijn er rationele verklaringen voor oorlog. Oorlog is immers kostbaar; wat Amerika als staat heeft uitgegeven aan de oorlog in Irak en Afghanistan in dollars wordt nooit en te nimmer terugverdient door lucratieve oliedeals of iets dergelijks. Fearon betoogt dat er drie mogelijke scenarios zijn voor het uitbreken van oorlog:
1. One or both parties have private information with incentives to misrepresent the truth (Irak, massavernietigingswapens).
2. One or both parties are unable to credibly commit to respect the outcome of any bargains (Tweede Wereldoorlog, Vrede van Versailles)
3. The issue at stake is indivisible (winner-takes-all) (Midden-Oosten, Jeruzalem)
Over de voorbeelden valt uiteraard te discussiëren.
Is het wellicht zo dat tussen democratieën er nooit dergelijke conflicten zijn? Democratieën zouden in dat geval een gelijkwaardige informatiepositie hebben en daarnaast aan onderlinge uitruil van waarheidsgetrouwe informatie doen.
Eventuele onderhandelingen worden dan op voet van gelijkwaardigheid gevoerd, en als een van beide partijen niet kan voldoen aan de voorwaarden wordt er heronderhandeld.
En als laatste; er zouden dan simpelweg geen ‘indivisible’ kwesties tussen democratieën zijn. Er is altijd wel een oplossing te vinden voor een probleem.
Mocht dit zo zijn, dan zijn democratieën dermate rationaal in hun besluitvorming omdat beide partijen een bepaalde verdeling prefereren boven het voeren van oorlog. (Een objectieve kosten-baten analyse zou dan de doorslag geven om geen oorlog te voeren)
Femke Avtalyon-Bakker zegt
Beste David,
Allereerst mijn excuses voor de late reactie, ik zag pas onlangs dat je had gereageerd. Je maakt een heel goede opmerking. Er is inderdaad ook onderzoek geweest dat het idee van volledige informatie heeft getoetst, door te kijken naar de transparantie van democratieën. De vraag is dan alleen, hoe werkt dat dan precies? Want om dit idee te toetsen, moet je eerst een idee hebben van hoe die logica stap voor stap in elkaar steekt (om hem vervolgens te toetsen). En daar zijn wel wat problemen mee. Een aantal van de studies die transparantie als factor hebben meegewogen hebben hun argument gebouwd op de aanname dat een publiek per definitie geen oorlog zal willen (omdat zij het zelf met bloed en geld moeten betalen) en dat het in democratieën zeker uitmaakt omdat het publiek daar de mogelijkheid heeft om de leiders te beteugelen. Impliciet wordt daarbij er van uit gegaan dat het publiek dus altijd vredelievend is (wat volgens mij empirisch niet onderbouwd kan worden, want er zijn voldoende voorbeelden van waar een publiek de oorlog steunde) en dat de politieke elite per definitie uit zou zijn op oorlog en dus beteugeld zou moeten worden (wat volgens mij ook niet empirisch ondersteund kan worden). Daarnaast kun je je afvragen of een publiek ook daadwerkelijk een elite kan en wil beteugelen: is al dan niet tot oorlog overgaan een reden om leiders (niet) te herkiezen? En laten leiders zich daardoor ook echt tegenhouden? Al dat soort vragen zouden beantwoord moeten worden door ze systematisch empirisch te toetsen, voordat we kunnen zeggen dat het zo werkt. Dat toetsen moet dan eerst beginnen met een duidelijke logica van hoe het mechanisme zou werken. Dus op jouw vraag of democratieën wellicht niet in oorlog raken omdat ze altijd oplossingen vinden, zou ik je willen vragen om na te denken over ‘hoe dat dan precies werkt’. Wat als ze er niet uit komen? Blijven ze dooronderhandelen, komt er nooit een moment dat het conflict uit de hand loopt? Wat als zoet water zo schaars wordt dat België heel graag ons water met ons wil delen? En Nederland dat niet wil omdat er dan niet genoeg meer is voor onze burgers, kan er dan geen indivisible good ontstaan?
Daarnaast zijn er ook nog andere (o.a. niet rationele) theorieën over het ontstaan van oorlog, zoals eer (heeft Richard Ned Lebow een geweldig boek over geschreven), imperialisme, ideologie, welke ook van invloed kunnen zijn. Zoals geldt voor alle mogelijke verklaringen van de DP, hoe aannemelijk ze ook klinken, er moet altijd een goede toetsing plaatsvinden van het causale mechanisme.