Sinds 2010 is het aandeel Kamerleden met een ‘niet-westerse’ of koloniale migratie-achtergrond ongeveer gelijk aan het aandeel in de bevolking. Op basis van de huidige Peilingwijzer zal dit aandeel met ruim een kwart dalen. Evenredige afspiegeling is dus geen gegeven, maar fluctueert. Hoe steken deze cijfers in elkaar en over welke groepen en volksvertegenwoordigers hebben we het dan? En hoe zit het met de verdeling van de hoogste politieke posten?
We weten uit internationaal onderzoek dat diversiteit een investering waard is. Als het parlement een goede afspiegeling is van de bevolking dan komt dit ten goede komt aan het functioneren van een democratie. Dit betekent niet dat Kamerleden en burgers met een migratie-achtergrond moeten worden vastgepind op hun achtergrond. Zij zijn geen homogene groep, en ook onder mensen met dezelfde herkomst is de diversiteit groot. Desondanks maakt het voor de kwaliteit van een democratie uit in hoeverre burgers zich langs deze simpele karakteristieken wel of niet in de Kamer herkennen. Diversiteit in de Tweede Kamer kan door nieuwe rolmodellen stereotypes doorbreken. Het draagt bij aan het politiek vertrouwen van ondervertegenwoordigde groepen en sociale cohesie, en het verhoogt de acceptatie van verkiezingsuitslagen. En Kamerleden met diverse achtergronden brengen onderwerpen en perspectieven mee in de politiek die anders gauw over het hoofd gezien worden (zie bijvoorbeeld hier, hier en hier).
Tot in het midden van de jaren negentig is etnische diversiteit in de Tweede Kamer zeldzaam en sterk verbonden met het Nederlandse koloniale verleden. Het allereerste niet-witte Kamerlid was de Nederlands-Indische schrijver en dichter Russtam Effendi. Hij vertegenwoordigde de Communistische Partij Nederland van 1933 tot 1946. Pas veertig jaar later, in 1986, werd John Lilipaly, eveneens geboren in Nederlands-Indië, gekozen voor de PvdA. Vanaf 1994 zijn Kamerleden met een ‘niet-westerse’ of koloniale migratie-achtergrond doorgaans vertegenwoordigd in de Tweede Kamer. In dat jaar werd ook de eerste vrouw met een migratie-achtergrond, de Nederlands-Surinaamse Tara Oedayraj Singh Varma, gekozen. Geleidelijk werd deze groep Kamerleden ook diverser.
Momenteel zijn er achttien Kamerleden met een (gedeelde) ‘niet-Westerse’ of koloniale migratie-achtergrond, waarvan tien vrouwen en acht mannen. Dit is 12%, ongeveer gelijk aan het aandeel in de Nederlandse bevolking. Internationaal gezien een mooie uitkomst. In een landenvergelijkende maat stond de Tweede Kamer in de zitting van 2010-2012 op 11%, vergeleken België (8%), Duitsland (4%), Frankrijk (4%), Griekenland (3%), Italië (2%) en Spanje (1%) hoog. Alleen het Verenigd Koninkrijk kwam op hetzelfde percentage (11%).
Van de gevestigde partijen zijn D66 (25%), GroenLinks (25%) en de PvdA (22%) de meest diverse partijen (relatief aan het aantal zetels). Ook in voorgaande periodes waren deze partijen met afstand het meest divers. Dit is te herleiden tot hun partijideologie. Bij GroenLinks en de PvdA valt dit samen met een continue aandacht voor diversiteit op de lijst, al dan niet aangejaagd door diversiteitsnetwerken. Echter, als de huidige peilingen uitkomen zullen ook deze partijen minder divers worden (zie figuur 1). De VVD en de SP zullen daarentegen een stijging zien, repectievelijk van 2% naar 8% en van 13% naar 14%. De ChristenUnie, SGP, PvdD, 50Plus en de PVV zijn het minst divers: deze partijen leveren momenteel geen Kamerlid of verkiesbare kandidaat met een migratie-achtergrond.
Figuur 1 Huidige en verwacht aandeel Kamerleden met een migratie achtergrond per partij
Puur afgegaan op proportionaliteit is de vertegenwoordiging voor sommige groepen beter dan voor anderen. De grootste groepen met een migratieachtergrond zijn geboren – of hun ouders of voorouders – op de Antillen of Aruba, in Indonesië, Marokko, Suriname of Turkije. Tabel 1 laat zien hoe deze groepen vertegenwoordigd waren in de periode van 1994 tot 2012. Samengenomen over die tijd zijn Nederlanders uit de herkomstlanden Marokko en Turkije minstens evenredig vertegenwoordigd; onder Nederlandse-Surinamers en Nederlanders uit Antillen of Aruba zien we een ondervertegenwoordiging.
Tabel 1 De vijf grootste groepen met een migratieachtergrond in de Tweede Kamer van 1994-2012
Kamerleden 1994-2012 | Nederlandse bevolking | |
Marokko | 2.1% | 1.8% |
Turkije | 2.1% | 2.1% |
Suriname | 1.1% | 2.0% |
Antillen en Aruba | 0.2% | 0.7% |
Indonesië | 2.7% | 2.5% |
Bron: Pathways dataset voor Kamerleden en CBS-gegevens uit 1996-2012 voor de Nederlandse bevolking. |
Voor de aankomende verkiezingen staan er dertien kandidaten met een (gedeelde) migratie-achtergrond op een verkiesbare plek. Zes vrouwen en zeven mannen. Van deze kandidaten hebben zeven een Marokkaanse en zes een Turkse achtergrond.[1] Mochten de peilingen gunstiger uitvallen voor de PvdA, DENK, de Christen Unie en de VVD, dan zullen respectievelijk Ahmed Marcouch (Nederlands Marokkaans), Farid Azarkan (Nederlands-Marokkaans), Don Ceder (Nederlands-Surinaams) en Zohair El Yassini (Nederlands-Marokkaans) ook een Kamerzetel bemachtigen.
Ondanks het relatieve succes van Kamerleden met een migratie-achtergrond in de afgelopen dertig jaar zijn nog maar weinig van deze politici doorgedrongen tot de politieke top. In het eerste Kabinet Balkenende I (2002) werd de Nederlands-Surinaamse Philomena Bijlhout (LPF) benoemd als staatsecretaris Emancipatiezaken. Vanwege haar betrokkenheid bij de burgermilities van het regime-Bouterse in Suriname trad zij na enkele uren af. De Nederlands-Chinese Khee Liang Phoa volgde haar op. Onder Balkenende IV (2007-2010) was de Nederlands-Turkse Nebahat Albayrak (PvdA) staatsecretaris van Justitie en de Nederlands-Marokkaanse Ahmed Aboutaleb staatssecretaris (PvdA) van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. In 2016 werd de Nederlands-Marokkaanse Khadija Arib (PvdA) benoemd als Kamervoorzitter.
In 2013 zei minister Jet Bussemaker (OC&W) in het feministische weekblad Opzij: ‘Emancipatie is niet vanzelfsprekend en nooit af. Emancipatie behoeft doorlopend onderhoud.’ Bussemaker refereert aan het bedroevende lage aandeel vrouwen op topposities in het bedrijfsleven en de wetenschap. Dat geldt ook voor de politiek. Deze verkiezingen gaat geen enkele grote partij de campagne in met een vrouwelijke lijsttrekker. De huidige peilingen laten zien dat ook etnische diversiteit niet vanzelfsprekend is, maar onderhoud vergt.
Met dank aan Arwen van Stigt voor haar assistentie
[1] Mustafa Amhaouch (CDA), Vera Bergkamp, Salima Belhaj en Achraf Bouali (D66), Tunahan Kuzu (DENK), Jesse Klaver, Zihni Özdil en Nevin Özütok (GroenLinks), Khadija Arib (PvdA), Sadet Karabulut en Cem Lacin (SP), Malik Azmani en Dilan Yesilgöz-Zegerius (VVD).
David de Groot zegt
Gidi Markuszower (PVV, #4) is geboren in Israël. Hoezo geen migratie-achtergrond?
Egbert zegt
Israel = Westers
Egbert zegt
Oh wacht. David, je bedoelt natuurlijk dat Israel ook bij onze koloniale geschiedenis hoort. Punt voor jou.
David de Groot zegt
Is mijn reactie nu verwijderd? Vreemd.
“De ChristenUnie, SGP, PvdD, 50Plus en de PVV zijn het minst divers: deze partijen leveren momenteel geen Kamerlid of verkiesbare kandidaat met een migratie-achtergrond.”
Deze claim lijkt mij onwaar voor de PVV: Gidi Markuszower is geboren in Israël en studeerde daar ook, aan de Hebreeuwse Universiteit in Jeruzalem. Lijkt me dat hij wel degelijk een “migratie-achtergrond” heeft.