Eind 2013 schreef ik op Stuk Rood Vees (SRV) een commentaar op de cijfers die Jaap Dronkers had gegeven aan alle basisscholen in het land. Op basis van een regressiemodel voorspelt Jaap hoe goed een school het zou moeten doen gegeven de compositie van die school (sociale status ouders, etnische diversiteit school, enzovoorts), en baseert zijn rapportcijfer op hoeveel een school afwijkt van die voorspelde waarde. Die afwijking is de toegevoegde waarde van de school, en geeft aan hoeveel de school bijdraagt aan het succes van haar leerlingen. Mijn commentaar op de Dronkers-methode was niet nieuw: ik vond en vind dat de score van scholen te gevoelig is voor het regressiemodel dat gebruikt wordt. Jaap vond een suboptimale schatting beter dan ruwe CITO-scores. Ik mailde Jaap de link naar het stuk en vroeg hem om een reactie. Hij reageerde als volgt:
“Ik wil wel een reactie schrijven, maar die moet er dan zelfstandig bijkomen en niet uitsluitend als een reactie op jouw stuk in de reactie ruimte daaronder. Ik heb al als langstaand beleid geen blogs, twitter e.d. te maken en ook geen reacties in te vullen op webpagina’s. Ik heb het vroeger wel gedaan, maar dat is mij slecht bekomen.”
Zijn reactie op mijn blog, getiteld “De taak van wetenschappers bij het vaststellen van kwaliteit van scholen” vormde het begin van een reeks van bijdrages die Jaap als gastauteur zou leveren aan SRV. We kunnen wel stellen dat hij zijn “langstaand beleid” om geen blogs te schrijven, niet op twitter actief te zijn en niet te reageren op webpagina’s ruimhartig heeft geschonden. Hij schreef vijftien blogs voor SRV en werd na zijn aankondiging te stoppen met de schoollijsten een fervent twitteraar: in een kleine twee jaar stuurde hij zo’n 11,000 tweets de wereld in, gemiddeld meer dan zeventien per dag (bijna allemaal beginnend met een “.”, zodat alle volgers konden meegenieten van zijn discussies met anderen).
Op 30 maart overleed Jaap. Hier herdenk ik hem aan de hand van zijn bijdragen aan SRV.
De blogs van Jaap Dronkers
Zijn blogs gaan zonder uitzondering over onderwijs en zijn bijna allemaal gebaseerd op empirische analyse van kwantitatieve data. Een aanzienlijk deel is direct gerelateerd aan de schoolcijferlijsten die hij verdedigde. Naast de eerder genoemde blog uit 2013 waarin hij zijn cijferlijst voor basisscholen op SRV verdedigde legde hij een aantal maanden later in een blog uit waarom hij de het gebruiken van de toegevoegde waarde ook gerechtvaardigd vond voor cijferlijsten in het voortgezet onderwijs. Jaap herhaalt zijn standpunt: zijn methode is beter dan het gebruik van ruwe schoolcijfers. Als we niet controleren voor de compositie van de school informeren we het publiek verkeerd. En juist het informeren van het publiek is een kerntaak van wetenschappers.
Toegevoegde waarde van scholen
De toegevoegde waarde van de school vormde ook de basis voor een groot aantal andere stukken die hij voor SRV schreef. Begin 2014 vergeleek hij de toegevoegde waarde van excellente en niet-excellente, en kwam hij tot de conclusie dat “de uitgekozen ‘excellente’ scholen […] een subtop zijn en niet de echte top in toegevoegde waarde.” In datzelfde jaar ontstaat er op SRV een discussie tussen Jaap en de Onderwijsinspectie over zwakke scholen. In “Is de onderwijsinspectie te soft of gebruikt zij andere kwaliteitsindicatoren?” schrijft hij dat er volgens zijn berekeningen op basis van de toegevoegde waarde meer zwakke scholen in Nederland zijn dan de Onderwijsinspectie ons doet geloven. Bovendien staat de door de inspectie gerapporteerde afname van zwakke scholen volgens Jaap in schril contrast met een CPB-rapport dat juist liet zien dat Amsterdamse zwakke scholen na een kwaliteitsprogramma niet verbeterden. Jaap’s oordeel is hard: de onderwijsinspectie is te soft voor zwakke scholen.
Arnold Jonk, hoofdinspecteur van de Onderwijsinspectie, reageert in een blog dat de inspectie niet afgaat op de methode-Dronkers, die volgens hem “(methodo-)logische gaten bevat die groot genoeg zijn om er een vrachtwagen doorheen te rijden.” Hij legt uit hoe de inspectie tot haar classificatie van zwakke scholen komt. De discussie is fel maar inhoudelijk. Natuurlijk neemt Jaap het laatste woord. De titel van het blog waarin hij reageert op Arnold Jonk is veelzeggend: “De onderwijsinspectie is inderdaad te soft”. Een klein jaar erna herrekent hij alles met nieuwe data voor een blog op SRV en komt wederom tot dezelfde conclusie: er zijn meer zwakke scholen dan de inspectie ons doet geloven. De discussie met de inspectie laat zien hoe succesvol Jaap was in het starten van een interactie met beleidsmakers.
Voorspellen
Jaap gebruikte zijn schoolcijfers niet alleen om de overheid en de inspectie te corrigeren. Hij was ook geïnteresseerd in het voorspellen van wat een school goed maakt. De belangrijkste voorspeller van de kwaliteit van de scholen is, zo stelt hij, de docent. Scholen met onbevoegde docenten voorzien hun leerlingen van minder goed onderwijs. Alhoewel “onderwijsland” het vaak oneens was met Jaap zullen de meesten van hen het hartgrondig eens zijn met de kern van zijn verhaal: “onderwijzen is een vak dat niet zomaar iedereen van goede wil kan uitvoeren.” Een ander blog gaat in op de grootte van schoolbesturen, waarin hij op basis van analyses stelt dat zowel gemeenschappen met één school of juist veel scholen het goed doen. Maar, stelt hij: “de belangrijkste conclusie [is] nog wel dat het effect van het aantal scholen per bestuur maar weinig uithaalt”.
Kansenongelijkheid in het onderwijs
In veel andere stukken belichtte Jaap één van zijn grootste wetenschappelijke interessegebieden: de ongelijkheid van kansen in het onderwijs. In 2014 trekt hij aan de bel over de opkomst van Engelstalige scholen, overigens niet voor het eerst. Ouders van kinderen uit hoge sociaaleconomische milieus zullen hun kinderen vaker naar Engelstalige scholen sturen, waarmee deze kinderen hun vervolgopleidingen beginnen met een voordeel en het dus de ongelijkheid in onderwijskansen tussen kinderen uit verschillende milieus vergroot. In een prachtig blog, een zeldzame zonder empirische data, gaat Jaap in op de mechanismen via welke de relatie tussen ouderlijk milieu en schoolprestaties tot stand komt (socialisatie en intelligentie). Hij stelt dat sociologen moeten erkennen dat aangeboren intelligentie een belangrijke rol speelt en dat het juist de taak van de wetenschap is om de verschillende mechanismen bloot te leggen. Een exclusieve focus op socialisatie zou de verkeerde weg zijn.
Adviesinflatie
Een laatste onderwerp waar Jaap op SRV veel over schreef is de zogenaamde adviesinflatie. Sinds 2014 is het schooladvies en niet de schooltoets (CITO) leidend bij de plaatsing van leerlingen op de middelbare school. Vanaf dat moment kunnen schooladviezen alleen nog naar boven bijgesteld worden door CITO-scores—niet meer naar beneden. Hij schreef hierover meerdere blogs. In de eerste twee, uit juni en oktober van 2014, liet hij zien dat er van 2010-2014 een inflatie plaats heeft gevonden van schooladviezen. In de blogs waarschuwt hij expliciet voor een verdere inflatie als gevolg van de prominentere rol van docentenoordelen ten koste van de CITO-scores. Begin dit jaar komt hij terug op de (toegenomen) inflatie. In een eerste blog spreekt hij nog zijn onvrede uit over de afwezigheid van goede data om zijn hypothese te toetsen—een stokpaardje van Jaap, die geen kans onbenut liet om de voor wetenschappers vaak lastige toegang tot onderwijsdata te belichten. Een lezer wijst Jaap op de mogelijkheid om het toch voor dit jaar te toetsen, en in een vervolg-blog berekent hij toch de trend in schooladviezen. Zijn conclusie: ja, kinderen krijgen steeds hogere adviezen, en dat komt door het in 2014 ingevoerde leidende advies van docenten. Zijn blogs waren een directe weerlegging van een brief van Sander Dekker, waarin de staatssecretaris stelde dat er geen inflatie heeft plaatsgevonden. Jaap haalde de nationale media met de blogs, en – ook typisch Dronkers – liet niet onverlet Dekker de misser in te wrijven: “Die onjuiste stelling van de staatssecretaris is pijnlijk, omdat de DUO (onderdeel van OC&W) deze gegevens over de eersteklassers had toen de staatssecretaris zijn brief schreef.”
De wetenschapper als controleur van het beleid. Het zou Jaap’s laatste blog voor SRV zijn.
In memoriam
Ik wil tot slot terugkomen op de blog waar Jaap’s digitale revolutie mee begon: mijn blog over de schoolcijferlijsten. Zonder Jaap had ik dat blog nooit geschreven. Natuurlijk omdat die lijst er dan niet geweest zou zijn, en ik dus niks had om tegen aan te schoppen. Maar vooral omdat ik wist dat Jaap zich niet persoonlijk aangevallen zou voelen. Jaap was fel in de discussie, maar hij accepteerde een fel weerwoord. Kort voor ik mijn blog schreef werkten we samen aan een wetenschappelijk artikel. Ik weet niet of ik me als beginnend wetenschapper publiekelijk uit had durven te spreken tegen een gevestigde wetenschapper anders dan Jaap – zeker niet wanneer ik op dat moment met diegene samenwerkte. Voor Jaap was het de normaalste zaak van de wereld: zo hoort wetenschap te zijn. Hij schreef me een week na het verschijnen van de blog een mail:
“Heb je gemerkt hoe mensen reageren op het feit dat wij zowel gezamenlijk schrijven, als dat wij elkaar bekritiseren? Volgens mij behoort dit zo te kunnen (wetenschap als republiek), maar in praktijk gaat het nog wel eens mis. Wij kunnen er beiden trots op zijn dat wij dat wel kunnen.”
StukRoodVlees gaf hem een podium voor zijn empirische stukken en Jaap gaf StukRoodVlees een heel nieuw publiek van geïnteresseerden in onderwijsonderzoek. Het is zonde dat het nu zal blijven bij zijn vijftien blogs op SRV. Niet alleen zijn bijdrage aan het onderwijsdebat zal gemist worden, maar ook zijn open en kritische houding, waarmee hij fungeerde als een rolmodel voor (jonge) wetenschappers – in ieder geval voor mij.
Michel Couzijn zegt
Mijn contact met Jaap Dronkers begon met een confrontatie.
Ik was (en ben) het oneens met zijn gebruik van het verschil tussen het CE en het SE van scholen (voor niet-VO-mensen: het verschil tussen het Centraal Examencijfer en het Schoolexamencijfer). Dat werd een akelig conflict, doordat Dronkers het artikel van mijn collega & mij in de Volkskrant opvatte als een persoonlijke aanval, en er met stoten onder de gordel op reageerde. Ook dat was blijkbaar een kant van Jaap Dronkers.
Maar dat was pakweg tien jaar geleden. Via het medium Twitter heb ik een andere Jaap Dronkers leren kennen. Bevlogen, gedecideerd, behulpzaam. Steevast argumenterend vanuit empirisch bewijs. Steevast verwijzend naar empirische artikelen van eigen of andermans hand. Steeds behulpzaam bij het scherp onderbouwen – of bestrijden – van opinies.
Tot mijn eigen verrassing waardeerde ik Jaaps bijdragen zeer. En hij waardeerde de Twitter-discussies over onderwijs, de bijdragen en de vragen, door er steeds zinvol en inhoudelijk op te reageren. Tussen de regels door bleek zijn onverzettelijkheid – die nooit eenkennigheid werd – en zijn passie – die nooit verwerd tot blind fanatisme.
Ik had nog vele jaren willen twitteren en schermutselingen willen plegen met Jaap. Omdat we ons uiteindelijk aan dezelfde kant bleken te bevinden: de kant van de waarheid, de kant van de nuance, de kant van wat-werkt; ook al komen waarheden, nuances, en effecten de machthebbers in onderwijsland slecht uit.
Ik mis Jaap nu al.