In 2011 stelden Bovens en Wille de politieke kloof tussen hoger en lager opgeleiden aan de orde in hun boek Diplomademocratie. In velerlei opzichten gaapt er een gat tussen politieke denkbeelden en politieke participatie van doctorandussen, mensen met een vakopleiding en degenen met alleen lagere school. Hoewel dat gat misschien niet groter is geworden, is het volgens sommigen reden tot zorg omdat het bij zou dragen aan politieke ongelijkheid en ontevredenheid over politici en politieke instellingen.
Nieuw onderzoek laat zien dat er niet alleen een gat is op het gebied van politieke participatie (stemmen, volksvertegenwoordiger zijn) of politieke opvattingen, maar zelfs over de vraag wat wij eigenlijk onder democratie verstaan. Welke aspecten zijn daarbij van belang? Magalhães en Ceka kijken daarbij naar drie aspecten van democratie: liberale democratie, met nadruk op gelijke rechten, minderheidsrechten, vrije media, rechtsstaat, directe democratie, gemeten aan de hand van de steun voor referendums, en sociale gerechtigdheid, de mate waarin de overheid burgers tegen armoede beschermt.
Nu zou je verwachten dat de abstracte liberaal-democratische ideeën vooral ingang zullen vinden bij de hoger opgeleiden. Deels blijkt dat zo te zijn, maar alleen in landen die al minimaal 45 jaar democratisch zijn. In jongere democratieën is er geen verschil in de mate waarin hoog- en laagopgeleiden het belang van liberale democratie benadrukken.
Voor directe democratie geldt juist: hoe minder directe democratie in een land, hoe groter het gat tussen hoog- en laagopgeleiden, waarbij hoogopgeleiden juist minder geneigd zijn om de directe democratie als belangrijk aan te merken. Overigens gebruiken ze voor die laatste analyse een maat van directe democratie in een land (Direct Democracy Index) waarbij Nederland 6 uit 7 scoort, bijna even hoog als Zwitserland. Toch knap voor een land waar slechts één raadplegend referendum is gehouden in de laatste 200 jaar.
De auteurs interpreteren deze bevindingen als steun van de elite voor het gevestigde systeem. De hoger opgeleide elite is, veel meer dan de laagopgeleiden, gehecht aan de instituties die democratie in een land al lange tijd vormgeven. Op zich is dat misschien niet zo verwonderlijk, maar het roept wel de vraag op in hoeverre de liberale democratie de spanning kan weerstaan tussen hoogopgeleide steun voor liberalen waarden en een relatief gebrek daaraan onder lager opgeleiden. Toch moeten we dat verschil ook weer niet overdrijven: het is 4 punten op een schaal van 0 tot 100 in de oudste democratieën. Een significant verschil, maar desondanks is er ook onder lager opgeleiden ruime steun voor de uitgangspunten van de liberale democratie.
Het onderzoek van Magalhães en Ceka verschijnt binnenkort in de bundel How Europeans View and Evaluate Democracy. Zie ook de blog van de onderzoekers op EUROPP.
Armen Hakhverdian zegt
Ik zie daar een linkje naar een stuk van mij over de participatiekloof tussen hoger en lager opgeleiden en die lijkt inderdaad gewoon constant groot door de tijd heen. Bij andere, inhoudelijke, houdingen divergeren hoger en lager opgeleiden weldegelijk, zie bijvoorbeeld hier: http://stukroodvlees.nl/europese-unie/toename-in-euroscepsis-vooral-bij-lager-opgeleiden/