175 jaar grondwet: ‘De grondwet heeft staatsburgerschap, de eerste drijfveer onzer eeuw, zooveel zij kon laten slapen. Om hartstogt te mijden, brak zij de ziel. De burgerij had tot hiertoe het besef dat zij mederegeerde niet’ (Thorbecke, verslag van de grondwetscommissie 1848).
Mogelijk is de kiezer het alweer vergeten, maar in 2019 werd Forum voor Democratie bij de Statenverkiezingen de grootste partij van Nederland. De Icarusvlucht van voorman Baudet die erop volgde is bekend. De overwinning voor deze nieuwkomer maakte opnieuw duidelijk hoe volatiel Nederlandse verkiezingsuitslagen in ons tijdsgewricht zijn. Het traditionele politieke midden is zo ongeveer verdampt in de hitte van een gepolariseerd klimaat. Nu staat BBB met volksheld Caroline van der Plas op een recordwinst. Traditionele partijen voeren weer een oud toneelstukje op: de klassieke strijd tussen links en rechts. Daarna volgt echter vrijwel steeds een centrum-linkse coalitie, aangezien de VVD na de verkiezingen een cruciale middenpositie inneemt. Tot onvrede van zowel links als rechts.
Politieke onvrede kan moeilijk worden gepolitiseerd aangezien coalities doorgaans monistisch te werk gaan: de oppositie heeft het nakijken. Van de beloofde nieuwe bestuurscultuur – dualistische afstand tussen regering en Kamer die een zinvol debat mogelijk maakt is – zoals te verwachten was – weinig terecht gekomen. Al decennia is de regeerpraktijk overwegend monistisch.
De voordelen van monisme zijn groot: het in de regel moeizaam tot stand gekomen regeerakkoord kan worden uitgevoerd. Als regeringspartijen onderdelen vrij behandelen in de Kamer kan dit snel leiden tot onuitvoerbaarheid van voorgenomen beleid en een crisissfeer veroorzaken. Onvrede over deze regeerpraktijk kan moeilijk worden gepolitiseerd. Een noodrem voor de bevolking in de vorm van een bindend correctief referendum als er grote onvrede is over wetgeving, is keer op keer afgestemd.
Oligarchisch bestuur
Hierdoor is de figuur ontstaan van een electieve aristocratie, zoals de geschiedfilosoof Frank Ankersmit de werking van de politieke representatie in de huidige tijd typeert. Bij verkiezingen wordt de burger van alles beloofd en voorgespiegeld, maar zijn stem heeft nauwelijks invloed op de regeringsvorming. Dat is een zaak van politieke elites die vervolgens vier jaar de dienst uit kunnen maken. Er is na de verkiezingen nauwelijks nog een band tussen kiezer en gekozene. Deze uitholling van de representatieve democratie is beschreven in Peter Mair’s Ruling the void, The hollowing of western democracy (2013). Nu de ideologische banden tussen kiezers en politieke partijen sterk zijn afgenomen, is er volgens Mairs theorie sprake van oligarchisch netwerkbestuur. In verkiezingstijd wordt nog gesuggereerd dat het volk soeverein is, maar dat is vooral een ritueel om de macht van de politiek-bestuurlijke oligarchie te legitimeren.
Tegen deze achtergrond is het niet vreemd dat grote delen van het electoraat zoeken naar politieke leiders die pretenderen echt het verschil te kunnen maken. Ze doen grote beloftes die niet op de maat gesneden zijn van de heersende bestuurspraktijk zoals: het afschaffen van de euro, uittreden uit de EU, het sluiten van de grenzen of moskeeën. Maar: dergelijke populistische leiders weerspiegelen goed beschouwd ook de democratisch pretentie van ons politieke systeem: de stem van het volk moet ertoe doen.
Historisch intermezzo: Thorbecke als schrik voor de oligarchie
In dit herdenkingsjaar 175 jaar grondwet kan het geen kwaad stil te staan wat Thorbecke in dit verband met de grondwetsherziening van 1848 beoogde. Nadrukkelijk wilde hij een breuk met het dominante oligarchische bestuur dat zich al tijdens de Bataafs-Franse periode had hersteld en onder Oranje’s hoede vanaf 1813 nieuwe vormen had aangenomen. In de patriottentijd en tijdens de eerste radicale fase van de Bataafse tijd werden verschillende pogingen gedaan de burgerij bij het bestuur te betrekken. In de staatsregeling van 1798 werd zelfs bepaald dat de macht lag bij “Het Bataafsche Volk, zig vormende tot eenen ondeelbaaren Staat”.
Nu vermeed Thorbecke in zijn geschriften en toespraken in het parlement het begrip volkssoevereiniteit omdat hiervan de suggestie van directe democratie uitging. De suggestie van directe volksregering had tijdens de Franse Revolutie tot een gevaarlijke rise of expectations, onbestuurbaarheid en bloedvergieten geleid – het schrikbeeld van zo ongeveer alle conservatieve en liberalen uit de periode van de Restauratie. Een representatief politiek systeem moest een zekere afstand tussen kiezer en gekozene bewaren waardoor er ruimte kon ontstaan voor een redelijk politiek debat in het parlement.
Maar: directe verkiezingen van volksvertegenwoordigers moesten nadrukkelijk een breuk vormen met het traditionele oligarchische regentenbestuur. De grondwetsherziening van 1848 en de daarmee samenhangende organieke wetten hadden onder andere tot doel de burgerij het besef van ‘mederegeren’ te geven. Zoals verwoord in het verslag van de grondwetscommissie: ‘Zonder dit besef evenwel rust de staat niet op nationale kracht … Dat besef wordt door eene echte, eenvoudige Vertegenwoordiging in plaatselijke, provinciale en Landsregering aan de ingezetenen geschonken’. Nu kan dit ‘mederegeren’ door de uitsluitende werking van het censuskiesrecht en het nog niet verlenen van kiesrecht aan vrouwen worden gerelativeerd, maar de pretentie was duidelijk: algemeen kiesrecht en reële burgerinvloed op de politieke representatie lagen in de lijn van de historische ontwikkeling.
Juist dat besef van ‘mederegeren’ is in onze tijd geërodeerd. Oligarchisch bestuur is nu een complex bestuurlijk netwerk dat door populistische partijen vaak wordt getypeerd als Haagse kartelpolitiek of zelfs als een wereldwijde samenzwering van elites.
Statenverkiezingen als midterms
Een van de weinige manieren om onvrede over het regeringsbeleid politiek te articuleren zijn de verkiezingen voor de Provinciale Staten aangezien die bepalend zijn voor de samenstelling van de Eerste Kamer. Die verkiezingen hebben daarmee het karakter van een soort mid terms gekregen: een tussentijdse verkiezing die de doorzettingsmacht van de regering kan belemmeren. Uit oogpunt van dualisme is dat op zichzelf een goede zaak. Als de coalitie haar meerderheid in de Eerste Kamer verliest, moet er meer rekening worden gehouden met de wensen van de oppositie: een figuur waar Houdini Rutte bijzonder bedreven in is.
Precies die toegenomen politieke rol stoorde in 2014 Loek Hermans en Halbe Zijlstra. Zij bepleitten het instellen van een staatscommissie die moest adviseren over een bescheidener rol van de Eerste Kamer. Dit werd uiteindelijk een brede opdracht aan de staatscommissie onder leiding van Johan Remkes die als opdracht kreeg het parlementaire stelsel toekomstbestendig te maken.
Dijkdoorbraak voorkomen
Het eindrapport Lage drempels, hoge dijken, democratie en rechtsstaat in balans (2018) bevatte een mooie Thorbeckeaanse inleiding waarin symbolisch werd verwezen naar de watersnoodramp van 1953. Te laat maatregelen nemen kon tot dijkdoorbraken leiden. De Oosterschelde kering was een staaltje van Hollands vernuft om oplossingen te vinden voor bedreigingen. De Nederlandse democratie was/is aan groot onderhoud toe. De dijken houden het nog wel, maar de golven van onvrede nemen toe. Wat Remkes betreft zouden de adviezen daarom voortvarend moeten worden uitgevoerd. Zoals gelet op het lot van eerdere rapporten van dergelijke staatscommissies te verwachten viel, is er maar weinig van terecht gekomen van uitvoering van de voorstellen.
Niet dat er geen voorstellen tot wijziging van de grondwet zijn ingediend, maar die zijn vanuit democratisch oogpunt van machtsvorming tandeloos. Het voorstel dat daadwerkelijk burgerinvloed zou kunnen vergroten, het bindende correctieve referendum, is door de coalitie (inclusief D66) behendig afgevoerd.
Eerste Kamer op afstand
Geen referendum dus. Wat zal het lot van de Eerste Kamer zijn? Komt er een terugzendrecht voor ondeugdelijke wetgeving, zoals de staatscommissie adviseerde? Er ligt nu wel een voorstel om de zittingsduur van de Eerste Kamer te verlengen tot zes jaar, met iedere drie jaar het aftreden van de helft van de leden. Doel: de afstand tussen de landelijke politiek en de verkiezingen voor de Eerste Kamer te vergroten. Daarmee wordt alsnog de wens van Loek Hermans c.s. ingewilligd. Een poging tot depolitiseren van de Eerste Kamer – geen mid terms meer. Precies dat adviseerde de commissie Remkes niet. De Raad van State heeft dit voorstel kritisch besproken omdat bij deze manier van samenstellen kandidaten van kleine partijen benadeeld kunnen worden. De Eerste Kamer heeft al een zwak democratisch mandaat – Thorbecke had de getrapt gekozen senaat willen afschaffen. Het huidige voorstel van de regering verhoogt goed beschouwd vooral het oligarchische gehalte van de Eerste Kamer.
Partijverbod
Last but not least: er is een wet op de politieke partijen ingediend. Heel goed om partijen te dwingen tot openbaarheid van giften en invloed van buitenlandse financiers tegen te gaan. De wet bevat ook een voorstel om politieke partijen die daadwerkelijke een bedreiging vormen voor de democratische rechtsorde makkelijker te kunnen verbieden. Op zichzelf kan een partij die oproept tot geweld of discriminatie nu al verboden worden. Onwelgevallige opinies verbieden – zolang ze binnen de wet vallen – is uit democratisch oogpunt een riskante zaak. Voor WOII werd de NSB niet verboden, ook de CPN niet die omverwerping van de kapitalistische orde tot doel had. Strikt genomen is de SGP een ondemocratische partij omdat die een theocratie voorstaat. Dit voorstel is in hoge mate een vorm van symboolpolitiek. Rechtse, populistische partijen slaan er politieke munt uit: ‘D66 rechters’ hebben nu een middel om ‘ongehoord Nederland’ de mond te snoeren.
Paars 2.0
Verkiezingen moeten ertoe doen. Uit politicologisch onderzoek blijkt keer op keer dat kiezers minder aan ideologie en partijen gebonden zijn, maar nadrukkelijk wel willen dat hun stem van betekenis is. Dit was althans een van de belangrijkste conclusies die Andeweg en Thomassen in hun Van Afspiegelen naar afrekenen (2011) trokken uit de uitgebreide democratic audit.
Kiezers willen vooral kunnen afrekenen met een bestaande coalitie als er onvrede is over het gevoerde beleid. Daarbij willen zij invloed op de coalitievorming. Juist daar schort het in Nederland aan. Bij een belangrijk deel van het electoraat overheerst het gevoel te zijn buitengesloten van de macht, treffend in kaart gebracht door Josse de Voogd en Rene Cuperus in hun rapport Atlas van afgehaakt Nederland (2021).
Bij de teloorgang van traditionele middenpartijen als het CDA en de PvdA heeft de VVD de facto de traditionele middenfunctie overgenomen. De VVD moet zich electoraal echter op rechts positioneren om zich radicalere en populistische varianten zoals de PVV, Forum, JA21 en inmiddels BBB van het lijf te houden. Deze nieuwe partijen bestaan overigens vaak uit ex-VVD en ex-CDA politici. Na verkiezingen is vervolgens een alternatieve rechtse coalitie niet goed mogelijk aangezien de PVV een dermate radicaal verkiezingsprogramma heeft, dat regeringsdeelname vrijwel uitgesloten is. Zo is het voorgestane verbod op de islam als godsdienst ongrondwettelijk en in strijd met Europese verdragen. Wat dan overblijft is een voor kiezers onherkenbaar compromis tussen VVD en links-van-het-midden partijen – wat noch rechtse noch linkse kiezers kan bekoren. In feite regeert vaak Paars 2.0: monistisch technocratisch compromissenbestuur met partijen links van de VVD. Effectief in de (oligarchische) Haagse beleidsruimte maar op te grote afstand van het land.
In verkiezingsstrijd van 1956 werd de keuze tussen de socialist Drees of de katholiek Romme centraal gesteld. Het resultaat was een coalitie tussen beiden, ook toen al bron van onvrede. Bij de verkiezingen in 2021 werd het een strijd tussen Kaag en Rutte. De kiezer kreeg beiden. In de 21ste eeuw leidt dergelijke coalitie politiek tot een toename van electoraal onbehagen en vooral: electorale winst van populistische partijen.
Coalitie over rechts
Voor de werking en legitimatie van de parlementaire democratie zou het daarom goed zijn als er in de Nederlandse verhoudingen een rechts-midden coalitie mogelijk was. Al sinds de dagen van Fortuyn (2002) ligt er politieke ruimte op rechts, maar kan deze moeilijk in regeringsdeelname worden verzilverd. De PVV vervult hierbij vooralsnog een spilfunctie. Die partij kent echter formeel maar één lid dat alle macht heeft. Daardoor is er nauwelijks sprake van interne partijdemocratie. Intern debat over het partijprogramma en daarmee verbonden keuzes over (on-)mogelijkheden tot regeringsdeelname kan pas vormkrijgen als leden zeggenschap krijgen.
De figuur van een partij zonder democratische statuten kan eenvoudig worden voorkomen door in de kieswet eisen te stellen aan de statuten van politieke partijen. Wie meedoet aan de democratie, hanteert zelf ook democratische spelregels (en is voor 100% transparant over financiën en giften). Dat past beter in onze democratie dan een partijverbod.
Rechtse oppositie zonder reële mogelijkheid tot regeringsdeelname verlamt op den duur de werking van de politieke representatie door een overmaat aan politieke retoriek. Dit belemmert ook het dialectische karakter van politieke strijd in het parlementaire systeem: coalities moeten daadwerkelijk van politieke samenstelling en inhoud kunnen verschillen. Het is daarom tijd voor ‘verantwoordelijk rechts’, wat primair een politiek-ethische opgave voor de (radicaal-) rechtse partijen zelf is.
Grote delen van het electoraat nemen inmiddels hun toevlucht tot buitenparlementaire acties en verliezen het vertrouwen in het politieke systeem als zodanig. Precies daartegen waarschuwde de staatscommissie Remkes – in navolging van Thorbecke aan de vooravond van het revolutiejaar 1848. Doel van de politieke representatie of van grondwetswijzigingen kan niet zijn burgerinvloed buiten de dijken te houden. Dat is voor alle partijen van links tot rechts de democratische opgave.
Afbeelding: Thorbecke In Den Haag van Roel Wijnants via Flickr.
Ronald Heijman zegt
De oude doelstelling om de politiek te ontdoen van oligarchie is inderdaad niet gelukt. M.i. komt dat enerzijds:
door de ijzeren grip van de VVD, die onvermijdelijk met D66, CDA en aanvullende kleine partij als CU een coalitie moet vormen om zowel progressieve- als conservatieve vleugel buiten de regering te houden;
Anderzijds doordat PvdA en GL, als relatief kleine partijen toch macht kunnen uitoefenen, door buiten de regering tot samenwerking bereid zijn. Totdat dit de grootste combinatie wordt, is dit een goede strategie, maar houdt een “paarse oligarchie” in tact.
Echter dit leidt tot nu toe tot stelselmatig en langdurige impactvolle onderbediening van de maatschappelijke onderlagen, jongeren en ouderen van ca. 40% dat niet meer tot hun electoraat behoort. Tevens is er een emancipatie van het platte land bezig, die door nieuwe rechtse partijen bedoend worden. Deze groepen voelen zich achtergesteld gedepriveerd, gediscrimineerd, vergeten en protesteren, ook via het kiesrecht.
Zo had Thorbecke en cs. dat niet bedoeld. Hij wilde de lagere klassen juist wel laten participeren met behoud van de eigen macht, daar deprivatie tot opstand, revolutie en chaos zou leiden in een economie van schaarse middelen.
De huidige machtspolitiek van ” paars” biedt tot dusver aan hun achterbannen voldoende voor politieke continuiteit, maar absoluut te weinig voor alle andere groepen kiezers. Dat leidt tot de kloof, gebrek aan vertrouwen, proteststemmen op protestpartijen, en ontwikkeling van alternatieve waarheden en feiten waar de lager opgeleiden gevoelig voor zijn en de nieuwe rechts-polpulistische partijen zich van bedienen: gat in de markt.
We groeien daardoor toe naar 3 alternatieven in landelijke politieke:
coalities:
1. Continuiteit van ” paars, met gedoogconstructie van progressieve partijen omdat progressief niet dominant wordt, maar wel sterker dan populistisch rechts. Alleen wat macro extra links beleid extra, onvoldoende soelaas voor de ontevredenen;
2. Centrum-progressief, omdat progressief zo groot wordt dat ze het meeregeren kunnen afdwingen en VVD geen andere keus heeft om te blijven regeren. Dat is de enige kans voor de laagste sociale klassen voor gedeeltelijke invulling van hun noden.
3. De meest waarschijnlijke variant op kortere termijn: een centrum – conservatief populistische regering, zonder samenwerking met progressief NL en D66 omdat rechts NL, inclusief VVD, daarvan gruwt en ze deze kleine partijen niet meer nodig heeft.
Dat duurt dan tot VVD ontdekt dat er met deze partijen niet te werken valt. Of zij juist wordt overvleugeld doordat populistische partijen doorstoten omdat zij goed aansluiten bij het NL populistische, vals emtionionele volkskarakter, een nieuwe meerderheid. Nieuwe grote delen van het electoraat worden dan uiterst ontevreden en komen in opstand.
Dit is een reel risico voor een komend chaotisch decennium en gaat uit van het idee dat de ratio en rede het in de politiek het voorlopig lgaat afleggen tegen de emotie, boosheid, de alternatieve waarheden en de ondermijning van de grondwet.
Ik zie geen sterke, constructief-progressieve trend, als wel een populistische, destructieve trend.
Ook zie ook ik geen overlevingsstrategie van “paars” om de achtergestelden nu ook structureel en doorslaggevend tevreden te gaan stellen, naast de eigen welvarende en tevreden achterbannen.
Om chaos te voorkomen, net als Thorbecke het bedoeld had…