Nederland heeft op 15 maart weer mogen stemmen voor de Provinciale Staten. Zoals veel mensen vermoedelijk is opgevallen, kwamen er al snel verschillende duidingen over wie “de verkiezingen heeft gewonnen”, en wat dat zou betekenen over de houdingen en perspectieven van burgers in het land. BBB zou “een mokerslag hebben uitgedeeld aan de politiek”, en al eerder stelden kranten dat de BBB een opstand van het platteland tegenover de (rand)stedelijke elite zou zijn.
Een deel van deze duiding wordt steevast gedaan aan de hand van electorale kaartjes. Eerst op provincieniveau. Maar nu de BBB de grootste is in elke provincie al snel op gemeenteniveau. Aan de hand van deze kaartjes is een oude discussie weer nieuw leven ingeblazen: bestaat er wel of niet een stad-plattelandskloof. Dit begon zelfs al voor de verkiezingen.
Laat ik vooropstellen dat een discussie over de wisselwerking tussen geografie en stemgedrag zeer relevant en nuttig is. Ik juich daarom meer gesprek hierover alleen maar toe. Echter worden veel van deze discussies gevoerd aan de hand van electorale kaartjes. Electorale kaartjes vormen een middel dat veel informatie laat zien, maar net zo veel informatie niet laat zien. Het is belangrijk om bij het duiden aan de hand van kaartjes deze beperkingen in het achterhoofd te houden. Daarom presenteer ik hier de do’s en vooral don’ts bij het duiden van electoraal gedrag aan de hand van kaartjes en met een specifiek geografische bril. Negen punten: zes valkuilen en drie manieren hoe de geografie juist kan bijdragen in het begrijpen van electoraal gedrag.
Valkuil 1: Het reduceren van verschillen aan de hand van ruimtelijke lijnen.
De eerste valkuil is misschien een open deur maar toch een zeer belangrijke om te noemen. Door het bekijken vaan een ruimtelijke kaart, zullen de verschillen die gepresenteerd worden per definitie in de ruimte zijn. Verschillen tussen opleidingsniveaus, inkomensgroepen, etnische groepen of alle andere verklaringen zijn niet te zien op een electorale kaart als ze niet ongelijk verdeeld zijn in de ruimte. Denk aan de biblebelt, waar een verzameling van gereformeerde christenen op SGP of CU stemt. Vergelijkbare gereformeerden gelijk verspreid over het land kunnen net zo systematisch SGP of CU stemmen, maar een electorale kaart laat dit niet zien omdat die alleen maar kijkt naar ruimtelijk gesegregeerde verklaringen.
Het is daarom ook niet vreemd dat de discussie vooral gaat over het platteland tegenover de stad, of de provincie tegenover de randstad, aangezien dit het enige type verklaring is dat zichtbaar is op een kaart. Hoewel dit punt vrij logisch is, is het wel heel belangrijk. Bij het duiden van verschillen is een reflectie over het belang van de ruimte belangrijk. Bijvoorbeeld: zijn de verschillen tussen opleidingsgroepen niet veel groter, maar minder goed zichtbaar op een kaart dan de verschillen tussen de stad en het platteland?
Valkuil 2: de ecologische fout.
De ecologische fout is vermoedelijk de meest bekende valkuil in het duiden van electorale kaartjes (zie bijvoorbeeld ook dit blog). Kort gezegd betekent het dat een verband tussen twee eigenschappen op geaggregeerd niveau niet hoeft te bestaan op individueel niveau. Twee voorbeelden. Op het buurtniveau is een positieve relatie te vinden tussen het percentage niet-westerse immigranten in een wijk en hoeveel er op populistisch radicaal-rechts wordt gestemd. Dit betekent alleen niet dat het die niet-westerse immigranten zelf zijn die op deze partijen stemmen. Zo is er ook een relatie te vinden tussen het aantal bakfietsen in een wijk en het percentage GroenLinks-stemmers, terwijl op individueel niveau eigenaren van bakfietsen niet vaker op GroenLinks stemmen, maar juist vooral VVD’ers zijn.
Het mooie aan deze valkuil is dat hij makkelijk is op te lossen. Elk jaar zijn er verschillende surveyonderzoeken onder individuen rond de verkiezingen (zoals het NKO, maar ook verschillende reguliere peilingen) die relaties onderzoeken bij individuen. Duiders en columnisten kunnen bij deze rapporten hun observaties op gemeente of provincieniveau checken. Of, als de onderzoeken nog niet uitgekomen zijn, in ieder voorzichtig zijn met te sterke conclusies.
Valkuil 3: het platslaan van een genuanceerde situatie
De meeste electorale kaartjes worden op dezelfde manier vormgegeven. De nationale kaart wordt gebruikt en wordt opgedeeld aan de hand van bepaalde administratieve regio’s. In de VS zijn dit vaak de staten, en in Nederland de gemeentes. Vervolgens worden al die gemeentes specifieke kleuren gegeven, die corresponderen met wat de grootste partij was in die gemeente.
Hier worden een paar analytisch belangrijke dingen weggelaten die voor het begrijpen van de situatie cruciaal zijn. Een paar zijn er vrij voor de hand liggend. Zo krijgen staten in de VS met 51% Republikeinse stemmen dezelfde kleur als staten met 80% stemmen voor de Republikeinen, maar een andere kleur dan staten waar 49% van de stemmen voor de Republikeinen waren.
Daarnaast komt er een extra complicerende factor bij in het Nederlandse partijlandschap: door de nivellering van grote partijen heeft het zijn van “de grootste” steeds minder waarde. Of zoals Rob Ford stelt in de SRV-podcast “That is like being the tallest Hobbit in the Shire”. In plaats daarvan zou een algehele positionering aan de hand van politieke dimensies wenselijk zijn, zoals Daniël van Wijk in dit blog van een aantal jaren geleden deed. Echter is dit heel afhankelijk van het theoretisch samenvoegen van verschillende partijen, die op verschillende punten alsnog van elkaar zullen verschillen. Daarom is een nuttigere manier om specifiek na te denken over welke vergelijkingen relevant zijn gezien het thema waar je naar wilt kijken. Dit kan links tegenover rechts zijn, populisme tegenover niet-populisme, aangehaakt tegenover afgehaakt of iets totaal anders.
Valkuil 4: Land stemt niet! Mensen wel.
Een ander gevolg van het inkleuren van kaartjes aan de hand van administratieve eenheden is dat het zorgt voor een visuele overschatting van partijen die populair zijn in zeer rurale gebieden. De grootte van het landelijk gebied bepaalt hoe de kaart wordt vormgegeven, niet het aantal inwoners.
Dit is een bekend probleem in de Verenigde Staten, aangezien dit een land is met zowel zeer dichtbevolkte gebieden als zeer rurale gebieden, en een vrij ongelijke administratieve indeling heeft (de staten). Dit zorgt ervoor dat onder Republikeinen al lang een theorie bestaat dat ze namens de meerderheid spreken. Er is namelijk op de electorale kaart meer rood te zien dan blauw. Maar “Land doesn’t vote, people vote”.
Hoewel dit probleem minder groot is in Nederland, is het niet afwezig. Zo wordt het frame dat de BBB een monsteroverwinning heeft gehaald, ook in vergelijking met bijvoorbeeld de gemeenschappelijke fractie van PvdA en GroenLinks, mede aangezet door een overwegend lichtgroene kaart. De specifieke gemeentes van de grote steden hebben dan wel een andere grootste partij dan de BBB, dit valt in de visualisatie weg door de overweldigend dunbevolkte gebieden waar BBB de grootste was, ook al wonen daar veel minder mensen.
Valkuil 5: de schijn van interne homogeniteit.
Als vijfde is het belangrijk om na te denken over wat de geografische eenheid bepaalt, en om de interne verschillen binnen de eenheid te erkennen. Die interne verschillen kunnen verschillen zijn tussen verschillende sociale groepen in de samenleving, zoals bijvoorbeeld Twan Huijsmans laat zien, maar ook tussen verschillende geografische gebieden binnen de eenheid. Dit is vooral een probleem als er relatief grote eenheden worden gekozen, zoals de staten in de Verenigde Staten. Austin, een overwegend Democratische stad, wordt dan roodgekleurd met de rest van Texas, en heel grote Republikeinse gebieden in California worden blauw.
Ook in Nederland is er kans op deze valkuil, vooral wanneer gekeken wordt naar steden. Vaak worden steden dan aangeduid als progressieve of linkse bastions, terwijl wanneer gekeken wordt naar de verschillende stembureaus, duidelijke verschillen tussen wijken kunnen worden waargenomen. In de academische literatuur komt juist systematisch een ander verhaal naar voren: verschillen binnen regionale groepen zijn veel groter dan die tussen deze gebieden. Echter zijn deze interne verschillen niet zichtbaar op een kaart.
Het is daarom belangrijk om te realiseren dat elk geografisch gebied een verzameling is van verschillende groepen mensen, en dat bij elke duiding kritisch nagedacht moet worden of dit logisch is voor die verschillende groepen mensen, of alleen een gedeelte daarvan.
Valkuil 6: het onderschatten van individuele veranderingen.
Waar ik het eerder had over dat mensen stemmen, in plaatst van land, geld in dit geval: mensen bewegen en veranderen, land niet. Omdat de kaart van Nederland, tenzij je duizenden jaren teruggaat, niet veranderd is, is de logische assumptie dat er ook iets statisch is onder de mensen, terwijl dit natuurlijk niet waar is. Mensen verhuizen, gaan dood, of bereiken de leeftijd om te stemmen. Daarom zal elke verkiezing een net wat andere compositie aan stemmers hebben, zowel in het geheel als per regio.
Deze valkuil is vooral zichtbaar wanneer een duiding gaat over veranderingen in de tijd. Het meest duidelijke voorbeeld is het lang rondzingende geloof dat PvdA’ers massaal naar de LPF en daarna naar de PVV zijn gegaan. Het hoofdargument van deze analyse is de verkiezing van 2002, waar de PvdA dik verloor en de LPF een grote zege haalde. Vaak worden er ook electorale kaartjes bij gehaald om te laten zien dat gemeentes die in de jaren 80 grotendeels PvdA stemden nu veel aanhangers van de PVV hebben.
Wanneer hier over nagedacht wordt is dit natuurlijk een vreemd argument. 1983 was 40 jaar geleden, wat betekend dat de stemmers die beide momenten hebben meegemaakt ten minste 58 jaar oud zijn. Een groot deel van het electoraal uit de jaren 80 is er niet meer, of stemt niet meer, terwijl er hele generaties bij zijn gekomen die andere politieke voorkeuren kunnen hebben. Om de PvdA-naar-PVV link te kunnen onderbouwen moet je kijken naar dezelfde individuen en hun veranderingen over de tijd. En dan zien we dat met name niet-stemmers en centrumrechtse stemmers op de PVV gingen stemmen.
Maar ook bij andere duiding komt deze valkuil om de hoek kijken. Mensen gaan niet willekeurig ergens wonen, maar hebben daarin eigen “agency” en voorkeuren. Vaak wordt aangenomen dat de omgeving invloed heeft op de perceptie, voorkeuren en stemgedrag van mensen, maar de andere kant is ook waar. Zo laten Lancee en Schaeffer zien dat er een selectie-effect zit in de relatie tussen kosmopolitische houdingen en diverse buurten: alleen kosmopolitische mensen gaan daar wonen. Dezelfde argumentatie kan gehouden worden bij bijvoorbeeld de stad-platteland kloof die zo veel wordt besproken. In welke mate zijn het niet ook mensen met specifieke politieke houdingen die graag op het platteland willen wonen?
Waarde van electorale geografie 1: Geografie is meer netwerken dan locatie
In relatie met de laatste valkuil zit is ook de grote kracht van geografie. Waar je bent heeft invloed op wie je ziet en wie je ontmoet. Via het hebben van ontmoetingsplaatsen worden mensen beïnvloed in hun percepties en oordelen. Zo weten we dat contacten met etnische minderheden zowel mensen progressiever als conservatiever kunnen maken, afhankelijk van het type contact. De eerste manier om te kijken naar de geografie is door te kijken naar wie mensen in het dagelijks contact tegen komen.
Waarde van electorale geografie 2: de omgeving kan individuele inschattingen beïnvloeden
Hoewel vaak overschat, ontkent niemand dat de omgeving er wel toe doet in de perceptie van mensen. Vooral wanneer het gaat over referentiekaders kan dit van belang zijn. Nogmaals, we moeten deze effecten niet overschatten, maar het is wel bekend dat de lokale ongelijkheid invloed heeft op de percepties van nationale ongelijkheid.
Hier zijn echter twee dingen van groot belang. Ten eerste gaat dit dus niet over het handelen van een regio in het geheel, maar over de invloed van de regio op het individu. Uiteindelijk zijn het individuen die houdingen hebben en stemmen, en de invloed zou daarom ook op individueel niveau bekeken en getest moeten worden. Aannemen dat de regio op elk individu dezelfde invloed heeft doet geen recht aan hoe geografie ons leven vormgeeft.
Ten tweede is het hierbij belangrijk om een dynamisch perspectief te gebruiken. Want, zoals eerder gezegd, is de invloed van de omgeving met name door het creëren van referentiekaders. Hoe verhoud ik me, en wat zie ik veranderen in mijn omgeving. Zo kunnen lokale veranderingen in economische voorspoed en werkgelegenheid wel van invloed zijn op individueel stemgedrag.
Waarde van electorale geografie 3: differentiatie van mechanismes:
In een land zoals Nederland, met veel verschillende partijen in hetzelfde ideologisch blok, kunnen kleine verschillen een invloed hebben bij de kiezer. Die kleine verschillen kunnen geografisch afhankelijk zijn, omdat op bepaalde plekken andere thema’s spelen. Een mooi voorbeeld is het onderzoek van Harteveld en collega’s dat laat zien dat in urbane gebieden mensen vooral op de PVV stemmen vanwege hun houdingen ten opzichten van migratie, terwijl in rurale gebieden wantrouwen tegenover de politiek een belangrijkere reden was om op de PVV te stemmen.
Conclusie
Het verklaren van electoraal gedrag aan de hand van een geografische bril is relevant en inzichtelijk. De geografie en de ruimte bieden zeker andere manieren om naar stemgedrag te kijken. Ook het gebruik van electorale kaartjes is handig. Ze geven snel en duidelijk een beeld van wat er aan de hand is, en de instapdrempel van de discussie is laag. Er zijn echter ook risico’s aan verbonden. Zo zijn electorale kaartjes een grote versimpeling van de werkelijkheid, en kan het niet bewust zijn van deze versimpeling tot verkeerde conclusies leiden. Ook bij deze verkiezing was dat weer zichtbaar – zie de overweldigende fascinatie voor de tegenstelling tussen stad en platteland.
Vandaar deze, niet complete, leeswijzer voor electorale kaartjes en electorale geografie. Door bewust te zijn van wat de kaarten zeggen, maar juist ook wat ze niet zeggen, kan het debat zuiver gevoerd worden.
Afbeelding: Bron
Geef een reactie
Je moet inloggen om een reactie te kunnen plaatsen.