Eerlijk is eerlijk: de inauguratie van Donald Trump trok best veel toeschouwers. De menigte was weliswaar een stuk minder groot dan die bij Barack Obama in 2009, maar het is ook niet makkelijk om als Republikeinse president mensen op de been te krijgen in een Democratisch bolwerk als Washington.
Mensen kun je tellen. De grootte van een menigte kun je visualiseren. En toch meende één op de zeven Trump-stemmers dat Trump meer bezoekers had getrokken dan Obama zelfs nadat ze fotobewijs hadden gezien van het tegendeel. Slechts 2% van de Clinton-stemmers schatte op basis van dezelfde foto’s dat Trump meer bezoekers had getrokken dan Obama.
Nu mogen mensen best met elkaar van mening verschillen over van alles en nog wat. Conflict en debat vormen immers de kern van de politiek. Laat maatschappijvisies maar botsen. Graag zelfs. Maar hoe kunnen we in hemelsnaam een gesprek voeren met elkaar over de inrichting van de samenleving wanneer we objectief meetbare feiten laten vertroebelen door onze politieke voorkeuren? Zoals Tom-Jan Meeus al schreef remmen politieke standpunten van burgers hun respect voor factchecks en hun feitelijk inzicht. Het bovenstaande voorbeeld laat zien dat niet alleen het inzicht van kiezers, maar zelfs hun zicht hieronder lijdt.
Obama vs Romney
Volgens een pas gepubliceerde studie (hier, open versie hier) van Brian Shaffner en Cameron Roche zien we soortgelijke patronen bij de verwerking van economisch nieuws. Begin oktober 2012, in de laatste maand van de verkiezingscampagne tussen Obama en Romney, publiceerde het onafhankelijke Bureau of Labor Statistics de maandelijkse werkloosheidscijfers. Deze waren zeer gunstig voor Obama die het herstel van de economie onder zijn bewind nu electoraal kon gaan verzilveren.
De timing genereerde een ongekende storm aan publiciteit voor deze werkloosheidscijfers. Bovendien was het nieuws ook nog eens makkelijk te onthouden omdat voor het eerst tijdens Obama’s ambtperiode de werkloosheid onder de 8%-grens was gezakt. Shaffner en Roche maken handig gebruik van het feit dat zij rond die periode een enquête onder kiezers hadden uitstaan waardoor ze kunnen onderzoeken wat de gevolgen waren van een plotse blootstelling aan nieuwe economische feiten.
Waarheidsvinding?
Als het mensen simpelweg te doen is om waarheidsvinding, dan zou iedereen (ongeacht partijvoorkeur) het werkloosheidspercentage beter moeten kunnen inschatten na de publicatie van de cijfers dan daarvoor. Zowel Republikeinen als Democraten schatten het werkloosheidscijfer te hoog in, al gold dat iets meer voor Republikeinen dan Democraten, maar na de publicatie van het rapport stelden Democraten hun schatting naar beneden bij (dus in de juiste richting), terwijl Republikeinen nog verder van de waarheid wegdreven. Blootstelling aan feiten leidt hier dus tot minder feitenkennis, althans, onder Republikeinen.
Voor de goede orde, er is niet iets inherent ‘mis’ met Republikeinen, want we zouden precies de omgekeerde resultaten vinden als we deze exercitie hadden herhaald onder vader en zoon Bush of onder Reagan. Democraten zijn net zo goed in staat zich af te schermen van de waarheid.
Cognitieve worsteling
Waarom laten ideologen zich zo moeilijk overtuigen door feiten? Shaffner en Roche laten zien dat Republikeinen en Democraten niet alleen verschillen in de richting van hun schattingen, maar dat Republikeinen er überhaupt langer over doen om de vraag te beantwoorden. Voor Republikeinen betekent de ogenschijnlijk simpele vraag om de werkloosheid te raden na een positief rapport voor Obama een worsteling tussen twee alternatieven. Enerzijds kunnen zij die nieuwe informatie verwerken en hun feitenkennis aanpassen aan de realiteit, maar dat zou indirect een erkenning zijn van de competentie van hun politieke aartsrivaal. Anderzijds kunnen zij zich afschermen van de realiteit en een verkeerd antwoord geven als verkapte weerstand tegen Obama. Dat afschermen gaat makkelijker wanneer de bron van de informatie makkelijk te diskwalificeren is, bijvoorbeeld door te wijzen op vermeende partijdigheid of corruptie van een overheidsinstantie. Deze cognitieve worsteling uit zich uiteindelijk in een langere responstijd op de enquêtevraag.
Frappant in deze context is overigens dat een financiële prikkel de worsteling grotendeels neutraliseert. Wanneer respondenten prijzengeld kunnen winnen met het geven van een correct antwoord zetten zij hun ideologische vooringenomenheid maar al te graag opzij en geven ze wél het juiste antwoord.
Peilingen
Dat neemt niet weg dat we de komende periode in Nederland vergelijkbare patronen gaan zien. U kent vast mensen op Facebook of Twitter die campagne voeren namens een politieke partij of die anderszins een uitgesproken partijloyaliteit etaleren. Let er voor de grap eens op hoe deze mensen reageren op informatie uit opiniepeilingen en zie deze mensen dezelfde soort peilingen zonder schroom delen wanneer deze gunstig uitpakken voor hun partij, maar negeren (of keihard afvallen) wanneer een peiling even tegenzit. Zelfs de meest krakkemikkige maar positieve peilingen vinden dan gretig aftrek, terwijl deugdelijk onderzoek met een tegenvallend resultaat wordt versleten als neponderzoek.
Want zoals Trump al zei: “Any negative polls are fake news.”
Geef een reactie
Je moet inloggen om een reactie te kunnen plaatsen.