Afgelopen week stelden linkse partijen opnieuw voor kinderbijslag inkomensafhankelijk te maken. De rijken hebben dit publieke geld niet nodig, laten we het dan alsjeblieft aan andere goede zaken besteden, zo is de redenering. Minister Asscher gaf echter aan geen voorstander te zijn van het inkomensafhankelijk maken van de kinderbijslag. Volgens hem zijn voorzieningen voor de middeninkomens het ‘cement in het sociaal stelsel‘.
Asscher heeft gelijk.
Austerity
Wereldwijd zoeken politici de oplossing voor de financiële en economische crisis in austerity: een streng beleid van bezuinigen en het terugdringen van schulden. Het is een bekritiseerde oplossingsrichting (leestip: ‘Austerity, the history of a dangerous idea’ van Mark Blyth), maar wel een die stand lijkt te houden. Linkse partijen staan er bij en kijken er naar, om vervolgens te grijpen naar een favoriete maatregel: het inkomensafhankelijk maken van voorzieningen en uitkeringen. Als we dan toch bezuinigen, laten we dan in elk geval de lage inkomens sparen.
Dat klinkt sympathiek en past bij de door links gewenste solidariteit tussen rijk en arm. Maar is het eigenlijk wel zo’n goed idee?
The Paradox of Redistribution
Walter Korpi en Joakim Palme publiceerden in 1998 een beroemd geworden artikel “The strategy of equality and the paradox of redistribution” in American Sociological Review. Zij laten zien dat landen die meer universele sociale voorzieningen hebben (voorzieningen voor alle burgers), zoals de Scandinavische landen, succesvoller zijn in het reduceren van armoede dan landen die hun verzorgingsstaat vooral richten op het helpen van de armen, zoals de Angelsaksische landen. Dit is bekend komen te staan als de Paradox of Redistribution: hoe meer uitkeringen en voorzieningen gericht worden op de armen, hoe kleiner de kans dat we armoede daadwerkelijk verminderen.
Dus het inkomensafhankelijk maken van de kinderbijslag, het eigen risico in de zorg, de zorgpremie, de AOW, of wat voor sociale voorziening dan ook; het schaadt de lage inkomens meer dan dat het ze helpt.
Hoe komt dat?
Welbegrepen eigen belang
Wim van Oorschot[i] laat zien hoe dit mechanisme op individueel niveau werkt. Sociologen hebben verschillende motieven benoemd waarom mensen bereid zijn inkomen of vermogen af te dragen voor herverdeling via de verzorgingsstaat. Wanneer je mensen (2173 Nederlandse respondenten, 2006) vraagt naar die motieven om bij te dragen zegt 38% belastingen te betalen uit een gevoel medelijden, 65% vanuit een moreel plichtsbesef en maar liefst 85% uit eigenbelang.
Dit eigenbelang moet breed worden opgevat. Een klein deel van de respondenten (13%) ontving op het moment van het interview zelf een uitkering (bijstandsuitkering, werkloosheidsuitkering, arbeidsongeschiktheidsuitkering of ziektewet). Maar zo’n 87% bleek iemand in zijn familie of vriendenkring te hebben die een van deze uitkeringen ontving. 52% gaf aan in het verleden gebruik te hebben gemaakt van een van die uitkeringen en 55% verwachtte in de toekomst gebruikt te maken van een van deze uitkeringen.
Een groot deel van de mensen heeft dus baat bij de verzorgingsstaat of ziet dat zijn of haar naasten daar baat bij hebben, en benoemen eigen belang als belangrijkste reden bij te dragen aan herverdeling. Links kan wel een beroep willen doen op solidariteit tussen rijk en arm, maar dat miskent dat welbegrepen eigenbelang uiteindelijk de kurk is waarop de verzorgingsstaat drijft.
Het probleem met inkomensafhankelijke uitkeringen en voorzieningen is, dat de brede middenklasse steeds minder belang heeft bij de verzorgingsstaat. Waarom zouden middeninkomens nog bijdragen als ze nauwelijks meer profiteren van kinderbijslag en AOW en ook al hogere zorglasten dragen?
Stigmatisering van de armen
Dit effect wordt bovendien versterkt als we kijken naar de uitgavenkant. Wanneer de belastingopbrengsten vooral worden uitgekeerd aan de mensen op het minimum in plaats van aan de brede middenklasse, zullen minima onder een vergroot glas komen te liggen. Hebben ze die uitkering wel echt nodig? Minima zullen al snel het stigma krijgen van ‘profiteurs’ die op de kosten van de rest van de samenleving leven. Regels om in aanmerking te komen voor een uitkering worden strenger en percepties van fraude en misbruik worden sterker. Daarmee verdampt het (financiële) draagvlak voor collectieve herverdeling.
Een verzorgingsstaat alleen voor de armen zal onvoldoende opbrengen om die armen ook daadwerkelijk te helpen. Lee Rainwater constateerde in 1982 al: “Programs for the poor tend to be poor programs”.
Een verzorgingsstaat voor iedereen
Inkomensafhankelijke regelingen knagen aan het fundament van de verzorgingsstaat: mensen willen bijdragen naar draagkracht (de sterkste schouders dragen de zwaarste lasten), maar dan moeten zij ook profiteren van de opbrengsten van de herverdeling. Hoe meer mensen profiteren van de verzorgingsstaat, hoe meer draagvlak en hoe meer mensen bereid zijn bij te dragen.
Het linkse antwoord op de bezuinigingsdrift van rechts moet dan ook niet liggen in inkomensafhankelijke oplossingen. Ook al zijn deze vanuit het oogpunt van solidariteit tussen rijk en arm goed te verdedigen, op termijn zullen ze de verzorgingsstaat ondermijnen. Bestrijd dus de bezuinigingen en behoud de verzorgingsstaat voor iedereen, want een verzorgingsstaat voor de armen is een armoedige verzorgingsstaat.
Dit artikel verscheen eerder op de website van Bureau de Helling: http://bureaudehelling.nl (9 september 2013)
[i] Oorschot, W. van (2013) ‘Globalization, the European Welfare State, and Protection of the Poor’. In: A. Suszycki and I. Karolewski (eds.) Citizenship and Identity in the Welfare State. Baden-Baden: Nomos Verlag, Willy Brandt Zentrum, pp. 37-50.
Geef een reactie
Je moet inloggen om een reactie te kunnen plaatsen.