De Telegraaf liet gisteren weten dat Europeanen weinig vertrouwen hebben in de EU. En dat bijna tweederde van de Europeanen het gevoel heeft dat zijn of haar stem niet gehoord wordt in Brussel.
Nuttige informatie? Dat valt te bezien. Zulke losse percentages zeggen niet zoveel. Een net iets andere vraagstelling kan tot fors hogere of lagere percentages leiden, terwijl de achterliggende mening dezelfde is. De echte informatie over publieke opinie blijkt uit een vergelijking of verband met andere houdingen.
Misleidende informatie
In dit geval suggereert de Telegraaf dat de EU niet goed ligt bij de Europeanen, volgens de Eurobarometer. Maar dat is misleidend, zo liet Mathijs Bouwman gisteren zien: In Europa is het vertrouwen in de EU (32%) weliswaar laag, maar altijd nog hoger dan het vertrouwen in de nationale regering (27%) of het nationale parlement (26%). Dat de EU gemiddeld meer vertrouwen krijgt dan nationale instituties zien we ook in ander enquête-onderzoek. In veel landen wordt de EU beschouwd als een soort reddingsboei, een tegenmacht tegen corruptie en wanprestaties in het eigen land. Tegelijkertijd hebben Europeanen wel sterker het gevoel dat hun stem telt in hun eigen land (51%) dan in Europa (37%).
De publieke opinie over de Europese Unie is tamelijk complex. Er bestaat scepsis over de EU, maar er zijn ook signalen dat de EU het in de publieke opinie zo slecht niet doet. Het eerste wordt echter breder uitgemeten dan het tweede. De Telegraaf schrijft in dit geval wel over het wantrouwen in de EU, maar niet gelijktijdig over het zelfs nog iets grotere wantrouwen in de nationale politiek.
Mengelmoes van houdingen
Nederlanders laten zich niet zomaar opdelen in twee groepen – voor of tegen de EU – hoewel het debat in de media vaak wel zo wordt platgeslagen. Afhankelijk van de meting, lijken Nederlanders gemiddeld genomen voorstander van lidmaatschap, zijn ze sceptisch over (meer) Brussel en over verdere uitbreiding, en hebben ze de euro inmiddels lijdzaam geaccepteerd. Deze mengelmoes van houdingen verschilt uiteraard van persoon tot persoon en van groep tot groep.
Bovendien wordt Europa in groepsgesprekken veel cynischer besproken dan je op basis van de genuanceerdere antwoorden in enquêtes zou verwachten. Dat komt niet doordat die enquêtes niet kloppen.
Europa in groepsgesprekken
Het SCP heeft in 2009 onderzoek gedaan naar “de discrepantie tussen positieve enquêtes en negatieve focusgroepen”. Het onderzoek van Charlotte Wennekers (hoofdstuk A1, sterke aanrader) gebruikt een narratieve methode om dit te onderzoeken. Wanneer mensen worden gevraagd om elk hun ervaringen (een verhaal) te vertellen over hoe zij Europa zelf direct beleven, zijn de meeste verhalen tamelijk positief. Wanneer ze vervolgens met elkaar in gesprek gaan over Europa, wordt de stemming al wat sceptischer. En wanneer de gespreksdeelnemers vervolgens worden gevraagd hun gezamenlijke mening te vervatten in een tekening, leidt dat veelal tot bijtende spotprenten (een zestal is te zien in het rapport).
De onderzoekers stellen nadrukkelijk dat de houding over Europa “over het algemeen stabiel zijn en dat we niet met non-attitudes te maken hebben.” Ze verklaren de discrepantie door een tweetal mechanismen. Enerzijds wegen concrete bedreigingen in discussies zwaarder dan abstracte voordelen. Anderzijds is een kritische houding over Europa een bindmiddel in groepsgesprekken omdat het de dominante publieke opinie is.
Dubbelzinnige houding
De dubbelzinnige houding van Nederlanders over Europa is misschien minder merkwaardig dan ze lijkt. Een positieve grondhouding over de EU gaat prima samen met scepsis over Brussel. Alleen samen vertellen ze het werkelijke verhaal.
Geef een reactie
Je moet inloggen om een reactie te kunnen plaatsen.