Als er vandaag Provinciale Statenverkiezingen zouden worden gehouden, is een meerderheid voor de coalitie & gedoogpartijen in de Eerste Kamer onwaarschijnlijk. Dat blijkt uit een omrekening van de Peilingwijzer naar Eerste Kamerzetels. De Coalitie en C3 blijven steken op 32 tot 36 zetels.
Leesvoorbeeld: In 33% van de simulates kreeg de gedoogcoalitie 34 zetels.
De VVD is nu de grootste partij in de Senaat met 16 zetels, maar zou zakken naar 9 tot 12 zetels. Een uitslag van 10 of 11 zetels is – zoals de vlag er nu bij hangt – het meest waarschijnlijk voor de liberalen, een verliest van 5 of 6 zetels. De PvdA verliest nog steviger, van 14 nu naar 6 tot 8 in de doorrekening. Daarmee zou de partij de grote verliezer zijn.
Voor D66 ligt winst in het verschiet, van 5 zetels nu naar 10 tot 13 zetels op basis van de doorrekening van de Peilingwijzer. De PVV scoort ook 10 tot 13 zetels, wat mogelijkerwijs een winst betekent ten opzichte van het huidige tiental Senatoren van die partij. De SP staat nu op 8, maar zou volgens deze cijfers tussen de 8 en 11 zetels kunnen behalen.
Het CDA werd bij de vorige Eerste Kamerverkiezingen onderschat door alle peilers. In de doorrekening van de Peilingwijzer, die rekening houdt met deze historische informatie, krijgen de christendemocraten 10 tot 14 zetels, met 12 tot 13 als meest waarschijnlijke uitkomst. Daarmee is deze inschatting positiever voor het CDA dan de meeste peilingen, die van De Hond uitgezonderd.
De ChristenUnie staat in de doorrekening op 3 tot 4 zetels. GroenLinks staat op 3 tot 5 zetels, de SGP op 1 of 2, de Partij voor de Dieren op 1 tot 3, 50PLUS op 1 of 2 en de Onafhankelijke Senaatsfractie (OSF) op 0-1.
Van Tweede Kamerpeiling naar Eerste Kamerzetels
Er zijn inmiddels verschillende Provinciale Staten en Eerste Kamerpeilingen verschenen. Soms zitten daar stevige verschillen tussen en het is lastig om op basis van die peilingen de onzekerheid van de schattingen aan te geven. Hier probeer ik dit op basis van de Peilingwijzer wel te doen.
De Peilingwijzer voegt de Tweede Kamerpeilingen van Peil.nl, De Politieke Barometer, De Stemming en TNS NIPO samen. De uitslag hiervan kan niet één op één worden vertaald in Eerste Kamerzetels, omdat kiezers landelijk en provinciaal niet altijd hetzelfde stemmen. Bovendien is de opkomst bij Provinciale Statenverkiezingen doorgaans lager, wat ten nadele werkt van sommige partijen en andere juist een bonus geeft.
Verhoudingsgetallen
Al met al is er dus een verschil tussen de Tweede Kamerpeiling voor een partij en de te verwachten score voor de Eerste Kamer. Dit verschil kan men uitdrukken als een ratio (verhoudingsgetal), waarbij getallen boven de 1 aangeven dat een partij het relatief beter doet in de Eerste Kamerpeiling, en onder de 1 dat de partij het beter doet in Tweede Kamerpeilingen.
In de onderstaande figuur staat die verhouding aangegeven voor een aantal verschillende peilingen. Het grijze bolletje geeft de verhouding tussen de provinciale uitslag van 2011 en de score van die partij in de Peilingwijzer op die dag. Zo zien we dat het CDA het veel beter deed dan in de Peilingwijzer voor de Tweede Kamer: bijna 30% beter. De PVV scoorde juist minder goed en haalde slechts 75% van de stemmen waarop ze volgens de Tweede Kamerpeilingen had mogen rekenen. Dit kan goed worden verklaard op basis van de opkomsttrouw van CDA’ers en een gebrek daaraan onder PVV-supporters.
Het zwarte vierkantje geeft een soortgelijke verhouding weer, maar dan tussen de Eerste Kameruitslag (percentage gewogen stemmen) en de Peilingwijzer tijdens de PS-verkiezingen. Voor veel grotere partijen is deze verhouding bijna gelijk aan het grijze bolletje, maar bij kleinere partijen niet altijd. Zo deed de SGP het in de Provinciale Statenverkiezingen relatief goed (opkomsteffect), maar bij de Eerste Kamer haalde de partij juist een minder goede score dan in TK-peilingen. De belangrijkste reden was een CDA-stem van een SGP-statenlid, maar de ratio was ook lager geweest zonder die stem, bijvoorbeeld omdat de SGP niet in alle provincies zetels won (maar wel stemmen).
Verhoudingen in peilingen
Deze historische informatie over de verhouding tussen Tweede Kamerpeilingen en Eerste Kameruitslagen is informatief, maar het wil niet zeggen dat de patronen uit 2011 zich precies zullen herhalen. Daarom is het goed om ook te kijken naar patronen in huidige peilingen. De gekleurde bolletjes geven voor een aantal peilers (bovengenoemden plus I&O Research) de verhouding tussen hun peiling voor de Tweede Kamer en die voor de Provinciale Staten (c.q. Eerste Kamer).
Voor sommige partijen zien we overeenstemming tussen de ratio’s uit 2011 en de huidige peilingen. Zo scoort de VVD bij bijna alle peilers slechter in de PS-peilingen dan in de TK-peilingen. De uitzondering is Peil.nl (De Hond), waarin de VVD dan ook uitzonderlijk slecht scoort voor de Tweede Kamer. De PVV doet het bij alle peilers ook slechter in de provincies dan in de Tweede Kamerpeilingen, terwijl het CDA het in meer of mindere mate overal beter doet in de provinciale statenpeilingen.
Voor sommige partijen lopen de verhoudingen bij peilers zeer uiteen. 50PLUS scoort in de PS-peiling van Peil (De Hond) belabberd slecht (0 zetels), terwijl ze het bij EenVandaag juist heel goed doet (3 (van de 75) EK-zetels, terwijl ze ‘slechts’ op 4 (van de 105) staat in de TK-peiling van die peiler).
Bij de omrekening van de percentages in de Peilingwijzer (Tweede Kamer), houd ik rekening met bovenstaande ratio’s. Ik neem een gemiddelde van de ratio’s waarin de historische verhoudingsgetallen even zwaar wegen als de huidige peilingen. Natuurlijk zijn ook andere wegingen verdedigbaar, maar aangezien de historische verhoudingen preciezer zijn (maar ouder) en de peilingen nieuwer (maar minder precies), is deze keuze verdedigbaar.
Onzekerheid
De ratio’s van verschillende peilers lopen voor sommige partijen behoorlijk uiteen, wat illustreert dat er behoorlijk wat onzekerheid is over de verhouding tussen Tweede Kamerpeilingen en Eerste Kamerzetels. Dat is niet zo raar, want voor een belangrijk deel is dit afhankelijk van de opkomst, die notoir lastig te voorspellen is. Bovendien moeten we rekening houden met de onzekerheid in de Tweede Kamerpeilingen zelf als we een inschatting willen maken van de zetelverdeling in de Eerste Kamer. Dat gebeurt in twee stappen.
- Rekening houden met de onzekerheid in de Peilingwijzer
De Peilingwijzer rapporteert de onzekerheidsmarges van de score voor elke partij. Onder de motorkap gaat het hier om een Bayesiaans statistisch model, waarbij er 5000 verschillende ‘uitkomstscenario’s’ worden berekend (beter gezegd: trekkingen uit de posterior distribution). Voor elk van die 5000 scenario’s, waarin partijen het soms beter en soms slechter doen dan gemiddeld, berekenen we ook een Eerste Kamer-zetelverdeling.
- Rekening houden met de verhouding tussen Tweede Kamerpeiling en Eerste Kamerzetels
Op basis van de hierboven beschreven verhoudingsgetallen wordt een inschatting gemaakt van het stemmenpercentage dat elke partij voor de Eerste Kamer zal krijgen. Daarbij gaan we er vanuit dat elk Provinciale Statenlid op de eigen partij stemt. Ik houd er rekening mee dat we de precieze verhouding niet kennen (want verschillende bronnen komen uit op verschillende getallen). Technisch betekent dit dat we voor elk van onze 5000 scenario’s een verhoudingsgetal wordt getrokken uit een normaalverdeling met als gemiddelde het (gewogen) gemiddelde van de beschreven ratio’s en hun (gewogen) standaardafwijking, afgeknot (truncated) bij de minimum en maximum ratio.
Losse eindjes
Bij dit soort exercities moet je altijd een behoorlijk aantal aannames doen. Bovendien zijn er altijd wat losse eindjes. Zo houden Tweede Kamerpeilingen geen rekening met provinciale partijen. Die vormen een relatief klein fenomeen, ook in recente peilingen, en bovendien halen ze een lager percentage zetels dan stemmen (omdat veel van dit soort partijtjes te weinig stemmen halen voor een zetel; die stemmen gaan verloren). In de doorrekening gaan we er vanuit dat hun stemmenpercentage tussen de 0,75% en 1,75% ligt. Ter vergelijking: in 2011 haalden alle regionale partijen samen opgeteld landelijk 1,52%, alle regionale partijen met zetels haalden 0,96% en in de Eerste Kamerverkiezingen zou men 0,86% hebben gehaald als alle provinciale partijen op de OSF hadden gestemd (normaal niet genoeg voor een zetel, die toch werd behaald met steun van 50PLUS).
De TNS NIPO peiling van 20 januari rapporteert een gezamenlijk percentage voor ChristenUnie en SGP, wat ik in de berekeningen t.a.v. de ratio’s hierboven niet meeneem. De Politieke Barometer splitst ook SGP en ChristenUnie niet helemaal uit (4 EK-zetels voor CU-SGP en 1 voor de SGP alleen); ik ga daar uit van 3.5 zetel voor de ChristenUnie en 1.5 zetel voor de SGP. Voor zover peilers percentages rapporteren, werk ik daarmee; anders reken zetelaantallen om naar percentages.
Het is belangrijk om te benadrukken dat de doorrekening van de Peilingwijzer geen prognose is. Het geeft aan hoe de vlag er op basis van de huidige peilingen bij hangt. Als de PvdA ineens een sterke campagne voert, kan zij haar verlies wellicht nog beperken (in 2012 zagen ook maar weinigen dat aankomen, al lijkt het nu moeilijker dan toen).
Update 22/2: Script doorrekening hier beschikbaar.
de heer jw hagen zegt
ik ben voor een nationaal kabienet liefs van daag nog dit land woord is ombestuurbaar de heer jw hagen