En plotseling heet het geen ‘zetelroof’ meer. Op dinsdag 10 november liet minister Plasterk weten dat hij ‘fractieafsplitsingen’ niet wettelijk wilde tegengaan. Het grondwettelijk verbieden van een fractieafsplitsing zou “ons partijen-systeem nog dominanter maken dan het nu is.”
We hebben hier op Stuk Rood Vlees al wel vaker geschreven over het fenomeen waarbij Kamerleden uit de partij/fractie stappen en hun zetel ‘meenemen’. Of maatregelen zoals het wijzigen van de grondwet zinvol zijn, valt te betwijfelen. Dit blogje van Tom Louwerse geeft weer waarom het een slecht idee is. Het maakt de partijen inderdaad nog machtiger dan ze al zijn. Dat wisten we al eerder, de minister erkent dat nu eindelijk ook.
Het is echter maar de vraag of hiermee het laatste woord over fractieafsplitsingen gezegd is. Ongetwijfeld zullen er ook in de toekomst politici uit hun fractie stappen. De vraag blijft dan ook waarom er toch weer steeds sprake is van fractieafsplitsingen. In dit blog wil ik één van de redenen daarvoor belichten (er zijn er uiteraard ook andere): de rol van de voorkeurstem en de gevolgen die dit heeft voor partijen.
Je zou passieve politici verwachten
Nederland is een land waar kiezers de mogelijkheid hebben om een voorkeurstem uit te brengen (dit geldt bijvoorbeeld ook voor België, Tsjechië, Slowakije, Oostenrijk en Zweden). Maar net zoals in die andere landen maakt die voorkeurstem nauwelijks het verschil tussen al dan niet verkozen worden. De meeste kandidaten met veel voorkeurstemmen zouden sowieso een zetel halen omdat ze hoog op de kieslijst stonden. Je zou dus verwachten dat kandidaten geen voorkeurscampagne voeren, geen persoonlijke reputatie opbouwen en lekker in de luwte in hun fractie blijven zitten. Maar dat is niet het geval.
Partijen willen dat kandidaten een persoonlijke reputatie opbouwen
Audrey André en co-auteurs analyseren dit onderwerp in pas gepubliceerd onderzoek in het tijdschrift Party Politics ($). De auteurs onderzoeken op basis van gegevens over 14,255 kandidaten in drie opeenvolgende verkiezingen in België, Tsjechië of Slowakije of er een relatie is tussen het eerdere aantal voorkeurstemmen en hoe hoog de kandidaat bij de volgende verkiezingen op de lijst staat.
Al hun bevindingen wijzen dezelfde kant op: kandidaten die meer voorkeurstemmen halen, worden bij de volgende verkiezingen hoger op de lijst geplaatst. Partijen belonen daarmee kandidaten die een persoonlijke campagne voeren en stimuleren hen dit ook in de toekomst te doen. De selectiecommissies blijken daarmee gevoelig te zijn voor de eerdere verkiezingsresultaten van politici (zelfs als deze niet verkozen werden) en stimuleren het opbouwen van een persoonlijke reputatie.
Gelijkaardig onderzoek van Olle Folke en co-auteurs dat binnenkort verschijnt in het prestigieuze American Political Science Review, suggereert hetzelfde. Via een slim onderzoeksopzet (Regression Discontinuity Design) vinden ze dat kandidaten die nét wel het hoogste aantal voorkeurstemmen haalden (in Zweden en Brazilië) 50% meer kans hadden om de lokale partijleider te worden dan kandidaten die nét niet het hoogste scoorden.
Beide onderzoeken suggereren daarmee dat partijen veel aandacht besteden aan voorkeurstemmen (wellicht zelfs meer dan de kiezers). Dat is niet onlogisch: ze hebben er natuurlijk baat bij dat hun kandidaten actief stemmen gaan werven voor de partij.
Campagne voeren voor de partij, maar ook voor jezelf
De vraag is dan tot wat voor soort campagnes en houding dit leidt. Natuurlijk willen partijen in de regel een zo breed mogelijk publiek aanspreken (uiteraard binnen de grenzen van de partijideologie). Daarvoor willen ze zeker ook kandidaten met een persoonlijke reputatie die een unieke doelgroep aanspreekt – denk bijvoorbeeld aan de ZZP-, Holebi- of allochtone kiezer. En daar zit het gevaar.
Kandidaten die een persoonlijke reputatie opbouwen, worden onafhankelijker van de partij en gaan ook steeds meer campagne voeren voor zichzelf. Dat gebeurt nog duidelijker als deze kandidaten van het pluche geproefd hebben, zo blijkt uit onderzoek van een team Oostenrijkse onderzoekers ($). Het geeft deze kandidaten ook vertrouwen en het gevoel dat ze recht hebben op meer. En dat kan uiteraard (terecht of onterecht) botsen met de partij.
Conclusie: Je kan niet alles hebben
Door rekening te houden met voorkeurstemmen stimuleren partijen hun kandidaten om een persoonlijke reputatie uit te bouwen. Dit vergt echter ook een goed selectie- en personeelsbeleid van de partijen, één dat met die reputaties rekening houdt en de juiste personen selecteert. Simpelweg hopen dat kandidaten zich voor de verkiezingen differentiëren, maar zich na de verkiezingen slaafs conformeren, is duidelijk niet voldoende.
LJMB zegt
Het gestelde gevaar dat volksvertegenwoordigers onafhankelijker van de partij gaan functioneren zie ik in het geheel niet. Naar mijn mening is dat nou juist de bedoeling! Een belangrijk uitgangspunt in de Nederlandse democratie is immers dat volksvertegenwoordigers een vrij mandaat hebben (‘De leden stemmen zonder last.’, art. 67, derde lid, Gw). Daarom is het belangrijk dat het vrije mandaat beter wordt beschermd, bijv. door de invloed van de politieke partijen te beperken.
Het huidige kiesstelsel van evenredige vertegenwoordiging met beperkt open lijsten, geeft politieke partijen veel te veel macht wat betreft de samenstelling van de Tweede Kamer. Ze hebben daarmee een belangrijk instrument in handen om fractiediscipline af te dwingen (‘stout’ zijn = onverkiesbare plaats bij de volgende verkiezingen). Het zou al een hele stap voorwaarts zijn als we zouden overstappen op volledig open lijsten, zodat de kiezers zelf bepalen welke kandidaten van een bep. lijst verkozen worden. Nog beter is het om de politieke partij als geheel uit het kiesproces te halen en over te gaan op individuele kandidaatstelling binnen een kiesstelsel als single non-transferable vote (SNTV).
Ook problematisch is de wijze waarop er in de Tweede Kamer zelf gestemd wordt: stemmen met handopsteken is de norm, waarbij de voorzitter ervan uitgaat dat iedereen binnen de fractie hetzelfde stemt. Natuurlijk mag ieder lid een stemming bij hoofdelijke oproeping aanvragen (art. 67, vierde lid, Gw), maar de psychologische drempel om dat te doen kan hoog zijn. Daarom zou elektronische stemopname een uitkomst kunnen bieden: individueel, snel en openbaar.
Maar om weer terug te komen op de fractieafsplitsingen: naar mijn mening is het de (extreme) fractiediscipline die tot fractieafsplitsingen leidt. Als de fractiediscipline flink wordt teruggeschroefd door versterking van het mandaat van de gekozenen, kunnen afwijkende meningen weer gehoord worden binnen één fractie en is afsplitsing niet langer noodzakelijk.
Kristof zegt
Beste LJMB,
Volgens mij zitten we op dezelfde golflengte. Zie:
“Of maatregelen zoals het wijzigen van de grondwet zinvol zijn, valt te betwijfelen. Dit blogje van Tom Louwerse geeft weer waarom het een slecht idee is. Het maakt de partijen inderdaad nog machtiger dan ze al zijn.”
Ik ben het dan ook helemaal eens met jou dat fractiediscipline net één van de redenen is waarom het (soms) fout gaat. Partijen willen wel dat politici een individuele reputatie opbouwen (want dat levert stemmen op), maar eisen na de verkiezingen fractiediscipline (ofte ‘slaafs conformeren’). En dat wringt.
De oplossing is dus niet Kamerleden verbieden af te splitsen, maar wel om Kamerleden meer vrijheid te geven.
Bart zegt
Maar volg je LJMB dan in zijn suggestie om het SNTV in te voeren en zo nee, welke manier zou jij dan willen toepassen om Kamerleden meer vrijheid te geven.
Kristof zegt
SNTV heeft allerlei andere nadelen (zie bv. https://books.google.nl/books?hl=en&lr=&id=ry26lbfP16sC&oi=fnd&pg=PA211&dq=sntv+japan&ots=9mIurzJe11&sig=YBFUOdLkFnfqU6TbCV7XOqLkOqA#v=onepage&q=sntv%20japan&f=false of hier: http://cps.sagepub.com/content/31/3/267.short).
De suggestie voor oplossing zit in de tekst: of partijen belonen kandidaten niet voor het opbouwen van een persoonlijke reputatie of ze verminderen fractiediscipline en laten kandidaten zich ook in de Kamer verder differentiëren. Je kan niet alles hebben.
LJMB zegt
Klopt, maar dat laatste zal denk ik nooit (vanzelf) gebeuren. Fractiediscipline hangt voor een groot deel samen met het gebruikte kiesstelsel.
Vanuit het standpunt van politieke partijen bekeken is SNTV inderdaad niets. SNTV komt vooral tot zijn recht in een ‘non-partisan democracy’. Om SNTV een succes te laten zijn, is dus een omslag in denken nodig: je stemt niet langer op een partij maar op een individu (dat al dan niet lid is van een partij). Evenredige vertegenwoordiging met volledig open of vrije lijsten (=binnen een lijst worden de zetels toegekend aan de kandidaten met de meeste stemmen) zou een mooie tussenstap zijn, omdat je het mandaat van een volksvertegenwoordiger dan al beduidend minder afhankelijk van de partij maakt. Ik vermoed dan ook dat de zwakke fractiediscipline in de Zwitserse Nationalrat mede het gevolg is van het gebruik van vrije lijsten.
Bart zegt
Gooi je nu niet teveel appels en peren op een hoop? Ik denk dat een kandidaat met een sterk netwerk onder ZZP’ers nauwelijks stemmen zal weghalen van ZZP’ers bij andere partijen. Zullen er meer homoseksuelen op het AOV stemmen nu Krol daarvoor in de Kamer zit? Ik moet bekennen dat ik geen idee heb, maar ik betwijfel het wel. En haalde Eurlings sociaaldemocratische en liberale Limburgers over op het CDA te stemmen of zijn al die voorkeurstemmen afkomstig van kiezers die toch al de intentie hadden op het CDA te stemmen? En ligt deze relatie wellicht weer anders bij Turkse Nederlanders? Zou Maarten van Rossem veel historici hebben weten te verleiden op de PvdA te stemmen?
Hoe zien partijen dat eigenlijk zelf? Denken zij dat veel voorkeurstemmen afkomstig zijn van personen die anders op een andere partij hadden gestemd of is het eerder een beloning voor hun activisme binnen de partij?
Kristof zegt
Hallo Bart, Interessante vraag inderdaad. We weten weinig over het effectief weghalen van stemmen van andere partijen (hoewel we wel weten dat bv. de hoogst geplaatste allochtone kandidaat duidelijk meer voorkeurstemmen halen ceteris paribus; zie bijvoorbeeld hier: https://www.academia.edu/3327515/Getting_Personal_The_Impact_of_Social_Media_on_Preferential_Voting). Maar het zou zomaar kunnen dat kandidaten met een persoonlijke reputatie enkel stemmen weghalen van andere kandidaten van dezelfde partij.
Wat hier echter cruciaal is, is simpelweg of partijen geloven dat dit ze extra stemmen van andere partijen oplevert, want dat bepaalt hun houding en gedrag (perceptie kan maar hoeft niet in lijn te zijn met de werkelijkheid). En gegeven het feit dat ze kandidaten met meer voorkeurstemmen belonen (zelfs al is dat verschil zeer klein), is het erg waarschijnlijk dat ze dat inderdaad geloven. Het onderzoeksdesign van de studie van Folke en anderen sluit eigenlijk bijna zeker uit dat andere factoren de verschillen kunnen verklaren (ik spreek bewust over ‘bijna’, want Politicologie blijft natuurlijk een sociale wetenschap. 100% zekerheid kunnen we nooit geven).
Bart zegt
Ik bedoel natuurlijk 50Plus en niet AOV.