“Ain’t I a Woman?” is de titel van de legendarische toespraak die Sojourner Truth hield in Ohio in 1851. De in slavernij geboren Truth streed na haar vrijlating als één van de eersten simultaan voor slavernijafschaffing én vrouwenrechten. Zij benadrukte dat seksisme en racisme voor Afro-Amerikaanse vrouwen anders uitpakte dan voor witte vrouwen of Afro-Amerikaanse mannen. Door aandacht te vestigen op de samenhang van twee identiteiten legde zij de basis voor het begrip ‘intersectionaliteit’.
Tot voor kort werd deze lens vooral toegepast in kleine feministische kring die ongelijkheid en uitsluiting op basis van meerdere assen van identiteit op de politieke en wetenschappelijke agenda probeerden te krijgen. Recentelijk wordt intersectionaliteit breder opgepikt; er wordt zelfs gesproken van de ‘intersectional turn’ waarin steeds meer wetenschappers intersectionaliteit toepassen op empirisch onderzoek. In januari start ik in het kader van een zogenaamde Veni-beurs van de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO) een driejarig onderzoek naar intersectionaliteit en politieke vertegenwoordig in de Tweede Kamer.
Intersectionaliteit in de Tweede Kamer
Een intersectioneel perspectief op vertegenwoordiging geeft verrassende resultaten. Figuur 1 laat zien dat vrouwelijke Kamerleden structureel ondervertegenwoordigd zijn. Als we naar Figuur 2 kijken blijkt dat – sinds 1998 – onder etnische minderheden precies het tegenovergestelde geldt: daar zijn vrouwen juist beter vertegenwoordigd dan mannen. Een combinatie van twee universeel gemarginaliseerde posities in de politiek – zowel vrouwen als etnische minderheden zijn ondervertegenwoordigd – blijkt hier dus een voordeel.
Bron: parlement.com, eigen berekening
Bron: parlement.com, eigen berekening
Twee vragen
De eerste vraag van mijn Veni-project is dan ook hoe Kamerleden uit een etnische minderheidsgroepering in de Kamer zijn gekomen en of er verschillen bestaan tussen mannen en vrouwen en andere achtergrondkenmerken zoals politieke ervaring of inbedding in het maatschappelijk middenveld. Alhoewel bijna elke partij wel eens een vertegenwoordiger afkomstig uit een etnische minderheidsgroepering heeft afgevaardigd in de Tweede Kamer behoren, gerekend sinds 1986, de meesten in absolute getallen tot de PvdA (17/46) en GroenLinks (8/46). Vooronderzoek verklaart het succes van vrouwelijke etnische minderheden uit de institutionalisering van gender/etniciteit en de visie op groepsvertegenwoordiging in deze partijen. Zo heeft de PvdA streefcijfers voor vrouwen en was van 1996 tot 2012 een Multi-etnisch Vrouwennetwerk stevig verankerd in de partij.
De tweede vraag gaat over de mate waarin etnische minderheden zich al dan niet inzetten voor een vermeende ‘eigen’ groep. Zetten Kamerleden met een Marokkaanse achtergrond zich eerder in voor burgers van Marokkaanse komaf? Of mengen zij zich met opzet niet in issues die in verband hebben met de ‘eigen’ achtergrond? Deze vragen zijn van belang om systematisch in kaart te brengen hoe etnische achtergrond en gender beïnvloedt wat niet-autochtone Kamerleden vertegenwoordigen. Mijn vermoeden is dat zowel de verwachting vanuit partijtoppen als strategieën van politici zelf in de loop der jaren radicaal zijn veranderd.
Het meest opvallende voorbeeld hiervan is de in 1998 gekozen Nebahat Albayrak. In de tijd rond haar verkiezing stelde zij dat ze een rolmodel wilde zijn voor de Turkse gemeenschap. Jaren later, in 2012, toen zij zich kandidaat stelde voor het partijleiderschap van de PvdA, benadrukte zij in een interview bij Pauw en Witteman dat haar vrouw-zijn en haar Turkse achtergrond irrelevant waren. Natuurlijk brengt het partijleiderschap waarop Albayrak anticipeerde andere verantwoordelijkheden met zich mee dan haar voormalige kamerlidmaatschap, maar het past wel in de algemene tendens dat kwaliteit voorop staat en etniciteit en gender volledig ondergeschikt worden gemaakt.
Descriptieve vertegenwoordiging
In onderzoek naar de politieke vertegenwoordiging van vrouwen wordt de vraag of vrouwen vrouwenbelangen vertegenwoordigen veel bediscussieerd. In Nederland wordt eerder een afname geconstateerd van vrouwelijke Kamerleden die opkomen voor vrouwenzaken. In haar proefschrift vindt vindt Silvia Erzeel dat in Europees perspectief feministische attituden en feministische middelen – bijvoorbeeld het hebben van goede contacten met vrouwenbewegingen – belangrijker zijn dan sekse: mannelijke feministische parlementariërs betekenen dus meer voor vrouwenbelangen dan niet-feministische vrouwelijke parlementariërs.
Daarom staan de vermeende belangen van etnische minderheden, ongeacht wie deze claimen te vertegenwoordigen, centraal in de derde vraag van mijn project. Deze ‘belangen’ zal ik distilleren uit Kamerdebatten. Wie hebben de thema’s met betrekking tot etnische minderheden aangedragen (gender, etniciteit, partij)? En vanuit welke motivatie of in wiens belang (de partij of de vermeende doelgroep)? Tenslotte zal ik vertegenwoordigers uit het maatschappelijk middenveld van de groepen die worden geïdentificeerd als doelgroep vragen of ze de belangen zoals die geschetst worden erkennen.
Voorbij aantallen
Eerdere studies wijzen uit dat vertegenwoordiging van groepen gelijk aan hun aandeel van de bevolking essentieel is voor een goed functionerende democratie, politiek vertrouwen en stabiliteit. Vergeleken met andere Europese landen doet Nederland het relatief goed: sinds 2000 komt het aandeel (niet-Westerse) etnische minderheden in de Kamer ongeveer overeen met het aandeel in de bevolking (10 procent).
Mijn onderzoek gaat verder dan aantallen. De uitkomsten moeten inzicht bieden in hoe intersectionele identiteiten van burgers vertegenwoordigd zijn in democratische instituties. Analyse over tijd zal moeten uitwijzen hoe culturele categorieën blijven functioneren of veranderen in vertegenwoordiging nadat specifiek multicultureel beleid is afgeschaft. Multicultureel beleid is de afgelopen jaren verguisd omdat het verschillen tussen groepen en ongelijkheid binnen groepen juist zou vergroten. Ik zal de komende jaren onderzoeken hoe dit plaatje er empirisch uit ziet voor de Tweede Kamer. Hopelijk biedt dit handreikingen voor effectieve vertegenwoordiging van etnische minderheden of ze nu man of vrouw zijn.
Aanvullende literatuur:
L.M. Mügge & A. Damstra (2013). Gender en etniciteit in de Tweede Kamer: streefcijfers en groepsvertegenwoordiging. Res Publica, 55(3), 339-358.
L.M. Mügge & S. de Jong (2013). Intersectionalizing European Politics: Bridging Gender and Ethnicity. Politics, Groups and Identities, 1(3), 380-389. Gratis link: http://www.tandfonline.com/doi/pdf/10.1080/21565503.2013.816247
Geef een antwoord
Je moet inloggen om een reactie te kunnen plaatsen.