Politicologen zijn geïnteresseerd in scheidslijnen. We weten dat ouderen en jongeren op verschillende partijen stemmen, net als autochtonen en allochtonen, stedelingen en plattelanders, fabrieksarbeiders en CEO’s. Gegarandeerd veel aandacht is er voor het stemgedrag van hoger en lager opgeleiden. Minstens zo interessant zijn de politieke verschillen tussen twee groepen die in termen van grootte misschien wel de ultieme scheidslijn vormen: mannen en vrouwen. Omdat iedereen wel een mening heeft over dit onderwerp, en om u ondanks de komkommertijd dit weekend van een goed kroegonderwerp te voorzien, hierbij een korte speurtocht naar ‘de vrouwelijke stem’ (of, zo u wilt, de mannelijke). De conclusies zijn, om u verder van dienst te zijn, hier en daar kort-door-de-bocht.
Politiek en geslacht
Verschillen tussen mannen en vrouwen in politiek gedrag worden in bijna elke studie opgemerkt, maar in de reguliere politicologie vormen ze niet echt het centrum van de aandacht. We weten van mannen dat ze in ontwikkelde landen (gemiddeld) iets rechtser zijn dan vrouwen, in sommige landen vaker gaan stemmen dan vrouwen en in andere minder vaak, en dat ze vaker de voorkeur geven aan non-conventionele politieke participatie (zoals demonstraties) dan vrouwen. Tot zover vermoedelijk niets wereldschokkends. Dat vrouwen vaker op GroenLinks stemmen en mannen vaker op de VVD wist u waarschijnlijk ook al uit waarnemingen in uw eigen representatieve omgeving. Elke discussie wordt gegarandeerd verhit als u begint over de oorsprong van zulke verschillen tussen mannen en vrouwen. De twee zijdes van de loopgraaf heten, ook hier, nature en nurture. Hoewel het laatste woord hierover ongetwijfeld nooit zal zijn gezegd, wijzen studies onder kinderen vaak uit dat verschillen in politieke voorkeuren en (verwachtte) gedragingen op jonge leeftijd minder verschillen dan bij volwassenen. Blijft over de socialisatie: als een gevolg van het opgroeien tussen rolpatronen, door de verschillende banen en huishoudelijke rollen die mannen en vrouwen traditioneel innemen, groeien we op met een bepaald beeld van ons eigen en het andere geslacht, en handelen we daar ook naar. Ook in het stemhokje. De bekende Zweedse pogingen tot geslachtsneutraal onderwijs zijn daarom over een decennium mooi materiaal voor politicologisch onderzoek.
Sociaal stigma
Tot zover bent u waarschijnlijk nog aan boord (tenzij u dit op een computer in de Bible Belt leest). Hoog tijd voor een strooidiagram. We nemen gegevens over 350 (dus het grote merendeel) van de Europese partijen, verkregen uit de CSES-data. Laten we nu eens kijken welk percentage van alle kiezers van elke partij vrouw is, uitgezet tegen een aantal partijkenmerken. Hoewel er niet precies evenveel mannen en vrouwen op de wereld (en in het stemhokje) zijn, zou dit percentage toch bij een gebalanceerde achterban niet ver van ruwweg 50% moeten afwijken.
Allereerst zetten we dit uit tegen het ‘sociale stigma’ van een partij. Dit is gemeten door het percentage van alle respondenten dat aangeeft een extreme hekel aan een partij te hebben. Sommige extreme partijen, maar ook partijen die in een schandaal verwikkeld zijn, worden door de helft van het land gehaat; anderen door bijna niemand (zelfs al stemt er niemand op). Wat blijkt? Des te meer stigma, des te meer mannen. Zeer geliefde partijen kennen daarentegen een oververtegenwoordiging van vrouwen. Dit blijft zelfs in stand als we controleren voor de ideologie van een partij. Durven onzekere vrouwen minder snel op een gestigmatiseerde partij te stemmen? Of, andersom geredeneerd, hebben botte mannen weer eens niet goed door dat sommige partijen echt niet kunnen? Zulke conclusies laat ik graag voor uw rekening.
Nog een strooidiagram. We zetten het percentage vrouwen af tegen de leeftijd van een partij. We doen dit voor zowel ‘mainstream’ partijen (klassiekers zoals sociaal-democraten, liberalen, etcetera) als niet-‘mainstream’ partijen (zoals communistische, ecologisch en radicaal-rechtse partijen). Wat blijkt? Onder klassieke partijen maakt de leeftijd van een partij niet zoveel uit: soms zijn er meer mannen, soms meer vrouwen. Onder de minder conventionele partijen, echter, zien we iets anders: deze partijen beginnen bijna allemaal met een overschot aan mannen. Vrouwen volgen pas na een paar jaar. (En, zoals in het geval van Groene partijen, nemen ze het soms zelfs over.) Mannen lijken hiermee early adopters van partijen; vrouwen kijken liever de kat uit de boom. Net als bij de eerste iPhones, zegt u? Daar heeft CSES helaas geen cijfers over.
Voortvarendheid
Valt er iets wetenschappelijks te zeggen over deze bevindingen? Naast verschillen in stemgedrag zijn ook man-vrouw-verschillen in houdingen ten opzichte van de politiek vastgesteld. Al sinds de jaren vijftig is vastgesteld dat mannen (gemiddeld) meer zelfvertrouwen hebben in hun analyse van de politieke situatie, in hun mogelijkheid door de politiek gehoord te worden en iets te veranderen. Wederom lijkt socialisatie een mogelijke verklaring voor deze verschillen in zogenaamde political efficacy. (Laten we zeggen: politieke voortvarendheid. Ik verloot een rookworst voor de bedenker van een beter Nederlands equivalent van dit woord.) Hoeveel vrouwelijke toppolitici, politiek commentatoren en politieke kenners zag u om u heen toen u (m/v) opgroeide?
Een stem voor een gestigmatiseerde of recente partijfamilie vereist veel zelfvertrouwen. Immers, je moet daarbij respectievelijk tegen de mening van je omgeving ingaan, danwel op basis van weinig eerdere informatie en ervaring een politiek avontuur steunen. Als politieke zelfvertrouwen (nog) ongelijk verdeeld is over mannen en vrouwen, leidt dit tot een scheef electoraat onder zulke partijen. Voor het laatste woord over socialisatie en voortvarendheid zullen we, wederom, moeten wachten op de ontwikkelingen in Zweden, dat van alle Europese landen het beste scoort op aantal vrouwen in de politiek. Tot die tijd wens ik u nog veel verhitte discussies hierover toe.
Gijs Schumacher zegt
Leuk stuk Eelco. Mannen nemen gemiddeld ook meer risico dan vrouwen, dat blijkt een belangrijk verschil in persoonlijkheid te zijn tussen man en vrouw. Evolutionair psychologen hebben hier vast een mooie verklaring voor. Maar dit persoonlijkheidsverschil lijkt mij zowel het verschil in ‘efficacy’ en het verschil in ‘early adoption’ tussen mannen en vrouwen te verklaren.