Het aantal demonstraties in Nederland is de laatste jaren flink toegenomen. Mensen gingen de straat op om hun onvrede of ongerustheid te uiten over zaken die hen aan het hart gaan, zoals de coronamaatregelen en het woon-, stikstof- en klimaatbeleid van het kabinet. De meeste mensen vinden het ook een goed recht dat je in Nederland mag demonstreren.
Toch wijzen onder meer de Nationale ombudsman en het College voor de Rechten van de Mens erop dat het recht om te demonstreren onder druk staat. Er is bezorgdheid over dat de steun voor het grondrecht tot demonstreren niet onvoorwaardelijk is; het is afhankelijk van de inhoud. Terwijl deze steun óók moet gelden wanneer mensen het niet eens zijn met de inhoud van de demonstratie. Om te onderzoeken of dit zo is, en onder welke omstandigheden burgers meer of minder geneigd zijn een demonstratie goed- of af te keuren, hebben we in de nieuwste editie van het Continu Onderzoek Burgerperspectieven (COB) van het Sociaal en Cultureel Planbureau een surveyexperiment opgezet om de steun voor demonstraties te onderzoeken.
Nederlanders zijn niet zo protestbereid
Allereerst hebben we gekeken of Nederland eigenlijk een demonstratieland te noemen is. We zien een verschil tussen wat mensen daadwerkelijk doen, waartoe ze zeggen bereid te zijn en wat ze accepteren of steunen van anderen. Maar weinig mensen gaan zelf de straat op: 6% geeft aan in het afgelopen jaar te hebben gedemonstreerd. Dat percentage is lager dan in bijvoorbeeld Italië of Frankrijk. 12% van de mensen geeft aan dat de kans groot is dat zij in actie komen als de Tweede Kamer een wetsvoorstel behandelt dat ze zeer onrechtvaardig vinden (72% geeft aan dat die kans klein is). Vreedzame acties van anderen kunnen op veel hogere goedkeuring rekenen: 65% keurt zitprotesten en demonstraties goed. Dat aandeel is de laatste jaren stabiel.
Opzet van het onderzoek
Met een surveyexperiment bekeken we welke omstandigheden het meer of minder waarschijnlijk maken dat mensen demonstraties goedkeuren. In een survey, afgenomen in het representatieve LISS-panel (augustus 2023, onder ruim 1300 Nederlanders), kregen mensen een fictief nieuwsbericht voorgelegd over een demonstratie. Daarin is een situatie te lezen waarin geweld werd gebruikt door demonstranten, of geen geweld. De demonstratie kon gaan over maatregelen tegen klimaatverandering, maatregelen tegen de komst van vluchtelingen of er werd geen onderwerp genoemd (zie tabel 1). Omdat mensen willekeurig werden toegewezen aan een groep en de samenstelling van die groepen vergelijkbaar is, kunnen we de goed- of afkeuring voor een demonstratie toewijzen aan de ‘manipulatie’ in het surveyexperiment. Het experiment zegt daarmee meer dan algemene cijfers over steun voor demonstratievrijheid omdat het inzicht geeft in een directe toepassing van dat demonstratierecht. Ook leert het ons meer dan als we direct zouden vragen naar de steun voor specifieke actuele demonstraties, zoals de boerenprotesten of acties van Extinction Rebellion, omdat daarbij het verloop van de demonstraties, het inhoudelijke doel, en mensen hun eigen standpunten over deze thema’s door elkaar lopen.
Tabel 1: Design van het surveyexperiment
Gebruik van geweld leidt tot sterke afkeuring demonstraties
Het gebruik van geweld door demonstranten (zoals het gooien van vuurwerk en vernielen van auto’s) is voor mensen het meest doorslaggevend om een demonstratie af te keuren (zie figuur 1, blauwe staven linkerzijde, 79-88% keurt het af). Voor vreedzame demonstraties keurt juist een meerderheid deze demonstraties goed (groene staven rechterzijde, 66-79%). Ook als we mensen vragen hun antwoord toe te lichten, komt deze afkeuring van geweld duidelijk naar voren. Ze geven expliciet aan het demonstratierecht te steunen, maar vinden niet dat daarbinnen ruimte is voor geweld en vernieling.
Figuur 1 Afkeuring en goedkeuring van verschillende demonstraties
Bron: LISS augustus 2023
Eens met inhoud zorgt voor meer goedkeuring van demonstratie
Ons onderzoek toont geen significante verschillen in goedkeuring tussen de verschillende inhoudelijke onderwerpen van demonstraties. Wel zien we dat niet zozeer het onderwerp, maar of mensen het inhoudelijk eens zijn met het onderwerp van demonstratie uitmaakt voor de goedkeuring ervan. Als mensen het meer eens zijn met het doel van de demonstratie (bijvoorbeeld omdat ze vinden dat er meer maatregelen tegen klimaatverandering moeten worden genomen) zijn ze meer geneigd deze goed te keuren. Dat lijkt geen opvallende bevinding, maar het omgekeerde geldt dus ook: als mensen het meer oneens zijn met het doel van de demonstratie, zijn mensen meer geneigd deze af te keuren (zie figuur 2). De steun voor demonstraties is dus niet een principiële, maar (deels) afhankelijk van de inhoud. In de analyses en de toelichtingen die mensen geven speelt deze inhoudelijke instemming wel een veel kleinere rol dan de afkeuring van geweld.
Figuur 2 Afkeuring en goedkeuring van een demonstratie over de mate waarin mensen het eens zijn met het doel van de demonstratie (met 99% betrouwbaarheidsinterval).
Bron: LISS augustus 2023
Leeswijzer: Weergegeven zijn de voorspelde kansen op goed- en afkeuring van een demonstratie afgezet naar de mate
waarin mensen het inhoudelijk eens zijn. De donkerblauwe lijn geeft de kans aan dat iemand een demonstratie goedkeurt (dit gaat om zowel demonstraties met als zonder geweld). Als mensen het inhoudelijk sterk oneens zijn
(score 1), dan is de kans op goedkeuring ongeveer 0,3 (30%), Dat neemt toe tot bijna 0,5 (50%) voor mensen die het volledig eens zijn met de inhoud van de demonstratie (score 10). Het lichtblauwe gebied rondom de donkerblauwe lijn geeft de onzekerheidsmarge weer (99%).
Gebruik van geweld soms nodig?
We vroegen mensen ook in hoeverre ze vinden dat het gebruik van geweld bij demonstraties soms te rechtvaardigen is om invloed te hebben op beleidsmakers. De overgrote meerderheid vindt dat geweld nooit te rechtvaardigen is. Toch is er ook een kleine groep mensen (12%) die iets meer neigt richting de stelling dat geweld soms nodig kan zijn om invloed te hebben (≥ 5 op een 1-10 schaal). In lijn met onze verwachting, is bij deze groep Nederlanders de steun voor gewelddadige demonstraties iets groter (rode lijn, de grote foutmarge in lichtrood toont dat deze groep klein is). De kans dat mensen een vreedzame demonstratie goedkeuren is niet afhankelijk van de mate van rechtvaardiging van geweld bij een demonstratie (blauwe lijn).
Figuur 3 Goedkeuring demonstratie voor mensen die geweld nooit te rechtvaardigen tot soms nodig vinden (met 99% betrouwbaarheidsinterval).
Bron: LISS augustus 2023
Leeswijzer: Weergegeven zijn de voorspelde kansen voor goedkeuring naar de mate waarin mensen vinden dat het gebruik van geweld soms nodig is, uitgesplitst voor demonstraties met geweld (rood) en zonder geweld (blauw).
De donkerrode lijn geeft de kans aan dat iemand een demonstratie waarbij geweld is gebruikt goedkeurt. Als mensen sterk vinden dat geweld nooit te rechtvaardigen is (score 1), dan is de kans op goedkeuring vrijwel 0 (0%). Dat neemt
toe tot bijna 0,4 (40%) voor mensen die het volledig eens zijn met het idee dat het gebruik van geweld soms nodig is (score 10). Het lichtrode gebied rondom de donkerrode lijn geeft de onzekerheidsmarge weer (99%).
Slot: Geweld voor meesten ontoelaatbaar, steun niet onvoorwaardelijk
Een ruime meerderheid van de Nederlanders vindt dat iedereen vrij moet zijn om in het openbaar ergens voor of tegen te demonstreren. Uit ons onderzoek blijkt dat dat gaat om demonstraties die vreedzaam verlopen. Gewelddadige demonstraties, waarbij bijvoorbeeld vuurwerk wordt gegooid of auto’s worden vernield, gaan de meeste mensen te ver. En ook uit andere voorgelegde stellingen in ons onderzoek blijkt dat vormen van verstoring op afkeuring van veel Nederlanders kan rekenen. Maar weinigen (4%) keuren het verstoren van een Tweede Kamervergadering goed. En 8% van de Nederlanders keurt een actie van een demonstrant goed die aandacht wilde vragen voor klimaatverandering door zich live op televisie vast te plakken aan de desk van de nieuwslezer.
Toch wordt er − ook bij vreedzame demonstraties − een onderscheid gemaakt op basis van de mate waarin mensen het eens zijn met het doel van de demonstratie. Ook ander onderzoek laat zien dat steun voor democratische grondbeginselen (zoals vrijheid van meningsuiting en gelijke behandeling) minder absoluut en principieel is dan we soms denken. Deze steun is (deels) afhankelijk van de eigen situatie en opvattingen van mensen (Van Noije en Den Ridder, te verschijnen). Dat is een punt van aandacht voor iedereen. Demonstreren is een grondrecht, ook als een (groot) deel van de bevolking het niet eens is met het onderwerp ervan. Demonstraties zijn belangrijk voor een gezonde democratie en dragen bij aan maatschappelijke verandering.
Ronald Heijman zegt
Geukkig, demonstreren wordt als een recht gezien. Het recht op demonstratie wordt breed erkend. Maar tevens is er de plicht zich aan de wet te houden. Waar geweld begint overschrijdt men de wet bij demonstreren.
Ook dient men zicht te houden aan de aanwijzingen van de (plaatselijke) overheid bij demonstratie. Daar gaat het vaak mis.
Er is echter een moreel recht op ongehoorzaamheid, bij demonstraties indien het
(algemeen) belang van deze specifieke demonstratie zwaarder weegt dan de richtlijnen die de overheid geeft. Dat is subjectief, maar wel toetsbaar door een rechter en door de burgers. Vooraf en achteraf.
Vermijden van overlast en onveiligheid zijn meestal de redenen voor richtlijnen m.b.t. een specifieke demonstratie.
Hier kan er dus een confict ontstaan tussen het belang van de autoriteiten in hun gezagsrol en de demonstranten en burgers die de overlastgevende demonstratie steunen. We zien in dit onderzoek dat die steun bij burgers groot kan zijn. Hiermee krijgt de demonstratie voor een groot maatschappelijk belang dus een morele grondslag voor deze lastige en tegen de richtlijnen uitgevoerde demonstratie.
In de toepassing van het strafrecht zal hiemee dus moeten worden rekening gehouden. Net zoals het algemeen belang, het draagvlak en de gevoelens binnen de maatschappij erkende toetsingscriteria zijn in alle andere strafzaken.
Demonstreren is dan wel een recht, het beoordelen van de uitoefening van dit recht kan nog wel verbeterd worden.
Het recht is hierin conservatiever dan de progressieve en constructieve maatschappelijke ontwikkelingen.
Als het recht niet mee-evalueert is dit onrechtvaardig en destructief en per definitie politiek. Dat is het laatste wat we willen, maar we zien (internatonaal) dat deze trend de kop op steekt.
Met een potententieel conservatieve regering loopt Nederland ook gevaar van politisering van de rechtspraak.