In het februarinummer van Vrij Nederland is een uitgebreid verslag te vinden over de opvattingen van jongeren tussen de 18 en 25 jaar over het functioneren van de Nederlandse democratie. Het onderzoek is verricht door I&O Research en is hier terug te vinden. Eén van de meest in het oog springende bevindingen is dat een grote groep jongeren vindt dat kiezers eerst getoetst moeten worden op hun politieke kennis (37%) of over hun begrip van wat er leeft in de samenleving (41%) vóórdat zij zouden mogen stemmen. Daarmee is de steun voor stemexamens onder jongeren bijna twee keer hoog als onder senioren.
Dit jaar vindt het honderdjarig jubileum van het algemeen mannenkiesrecht plaats. In 2019 zal het een eeuw geleden zijn dat het algemeen kiesrecht werd ingevoerd. Terwijl deze zwaar bevochten democratische mijlpalen het vieren meer dan waard zijn, klinkt steeds weer die roep om de invoering van stemexamens, niet alleen op de opiniepagina’s van de landelijke dagbladen maar ook in de wetenschap. Kijk vooral niet gek op als u in de aanloop naar de Tweede Kamerverkiezingen steeds vaker online toetsjes tegenkomt waar u kunt testen of u wel ‘mag stemmen’ of niet. Vrij Nederland komt zelf met de ‘magikstemmen-toets’ op de proppen. ProDemos, dat zichzelf ‘Huis voor democratie en rechtsstaat’ noemt, heeft al wat langer een stemexamen. “Met deze online test kun jij nagaan of je genoeg weet van politiek om te gaan stemmen,” lezen we op de website van het stemexamen.
Wat een armoede! En bovenal, zoals Sheila Sitalsing al opmerkte in Vrij Nederland: wat een schrikbarend gebrek aan kennis over de eeuwenlange emancipatiestrijd van arbeiders, vrouwen en etnische minderheden om als volwaardige burgers te kunnen participeren in de politiek van hun eigen land. Stemexamens vormden jarenlang hét instrument om het racisme en seksisme van witte, welgestelde mannen te verhullen. All men are created equal lieten enkele van deze bewierrookte staatslieden optekenen in de Amerikaanse onafhankelijkheidsverklaring van 1776 om vervolgens de overgrote meerderheid van de Amerikanen uit te sluiten van stemrecht. Het zou nog bijna tweehonderd jaar duren voordat alle zwarte Amerikanen in alle staten mochten stemmen. Eerst werden zwarte Amerikanen intrinsiek inferieur geacht, daarna werden zij te arm en afhankelijk gevonden en niet veel later waren ze eigenlijk te dom om te stemmen. Dezelfde argumentatie beroofde vrouwen en arbeiders van dit basale democratische recht, terwijl die zogenaamd verlichte staatslieden er geen enkel probleem mee hadden deze groepen in oorlogstijd met honderdduizenden tegelijk de dood in te jagen. Vechten en sterven voor een land dat je te minderwaardig acht om te stemmen (voor meer hierover, zie het prachtige The Right to Vote van Alexander Keyssar).
Politieke kennis onder jongeren
De uitslag van het VN-onderzoek is ronduit ironisch te noemen omdat jongeren doorgaans veel minder politiek geletterd zijn dan oudere leeftijdsgroepen. In zekere zin vragen zij dus om van hun eigen stemrecht te worden ontnomen. In het Nationaal Kiezersonderzoek van 2012 zijn een aantal kennisvragen opgenomen zoals je die in talloze enquêtes en online quizjes terugziet. Ik heb aan de hand van drie meerkeuzevragen een simpel toetsje gemaakt om aan te tonen wie er allemaal nadeel zouden ondervinden van een stemexamen. De eerste vraag gaat over het identificeren van de minister van Financiën van het kabinet Rutte-1 (Jan Kees de Jager); de tweede vraag gaat over het identificeren welke partij de tweede grootste was geworden bij de Tweede Kamerverkiezingen van 2012 (de PvdA); de derde vraag gaat over het identificeren van de secretaris-generaal van de Verenigde Naties (Ban Ki-moon). Om te slagen moet je alle drie de vragen juist hebben beantwoord (hoewel de onderstaande resultaten ook overeind blijven als we de vragen afzonderlijk bekijken). Zo’n 37% wist het juiste antwoord op de drie vragen te geven en zou dus ‘geslaagd’ zijn voor de toets. Maar wanneer we dit resultaat verder opbreken naar leeftijd, zien we grote verschillen aan het licht komen. In de onderstaande figuur heb ik negen even grote categorieën gemaakt, zodat de jongste categorie precies overeenkomt met de doelgroep uit het VN-onderzoek (met andere classificaties vinden we identieke patronen). We zien dat de groep 18-25 jarigen – de groep waaronder de invoering van een stemexamen de meeste steun geniet – ook het minste politieke kennis heeft. Senioren slagen ongeveer twee keer zo vaak voor de toets al zien we onder de alleroudsten weer een terugval. Politieke kennis en leeftijd correleren duidelijk met elkaar.
Wanneer we wat andere kenmerken meenemen, zien we dat politieke kennis samenhangt met leeftijd, inkomen (gemeten in tercielen), opleiding (Lager = vmbo en lager; Middel = mbo, havo en vwo; Hoger = hbo en wo) en geslacht. Het is belangrijk om op te merken dat deze factoren onafhankelijk van elkaar correleren met politieke kennis. In het onderstaande model zien we bijvoorbeeld dat mannen over het algemeen meer kans hebben (+ 0,17 op een schaal van 0 tot 1) om te slagen voor onze kennistoets dan vrouwen, gecorrigeerd voor leeftijd, inkomen en opleidingsniveau (de ruitjes geven de schattingen weer aan de hand van een zogenaamde logistische regressie, terwijl de grijze balken de 95%-onzekerheidsmarges rondom de schattingen weergeven. De resultaten zijn statistisch significant wanneer de waarde 0 niet in het grijze onzekerheidsgebied valt). Een stemexamen zou dus niet alleen jongeren beroven van hun stemrecht, maar zou ook eerder vrouwen, lager opgeleiden en armere burgers treffen.
Kennis door participatie
Aanhangers van een stemexamen vinden dat burgers een bepaalde mate van politieke kennis moeten bezitten voordat zij mogen participeren. Maar dit draait oorzaak en gevolg om. Door te participeren vergaren burgers kennis over de politiek. Het is dan ook niet voor niets dat de politieke kennis van burgers tijdens een verkiezingscampagne flink toeneemt. Neem het referendum voor de Europese grondwet van 2005, een onderwerp waarover vooraf de vrees bestond dat de doorsnee burger hier te weinig over wist om een redelijk oordeel te kunnen vellen. Kees Aarts en Henk van der Kolk hebben laten zien dat politieke kennis over de inhoud van de het grondwettelijk verdrag tijdens de campagne toenam (p. 165). Ook de kennis over de standpunten van met name de grotere politieke partijen groeide naarmate de campagne voortduurde (p. 167). Onderzoek van Tom van der Meer en anderen laat zien dat dit ook geldt voor de standpunten van politieke partijen in aanloop naar Tweede Kamerverkiezingen.
Participatie stimuleert kennisvergaring. Dat betekent tegelijkertijd dat je het electoraat ongeletterd kunt houden door hen zo weinig mogelijk te betrekken bij politieke besluitvorming. Een stemexamen vormt daarmee een uitgesproken instrument om door het uitsluiten van burgers de verdeling van politieke kennis in de samenleving nog schever te maken met alle nadelige gevolgen van dien.
Foto: Vysotsky (Wikimedia)
In hoeverre is het kunnen beantwoorden van deze vragen (minister van Financien onder Rutte 1 en wie er tweede werd tijdens de vorige verkiezingen) van groot belang om goede politieke keuzes te maken? Zou kennis over bijvoorbeeld het neoliberalisme, het pensioensstelsel, of de effecten en werking van klimaatverandering niet van veel groter belang zijn voor het maken van juiste keuzes die de waarden van de mensen onderbouwen? Mensen zouden alle kabinetten en moties van de afgelopen 20 jaar uit hun hoofd kunnen leren, maar alsnog blind voor een partij stemmen omdat het geen flauw idee heeft wat voor een invloed beleid zou hebben op een samenleving..
Je hebt groot gelijk dat politieke kennis meer behelst dan deze drie simpele vraagjes, maar ik heb dit zo aangepakt om het overzichtelijk te houden. Je krijgt dezelfde resultaten wanneer je vraagt naar functionele kennis of achtergrondkennis. De kern van de zaak is dat kennis op duurzame wijze wordt verkregen door structureel met die kennis in aanraking te komen. Jongeren hebben wat dat betreft een nadeel, simpelweg omdat ze niet in een levensfase zitten waar ze zelf minder direct geconfronteerd worden met talloze politieke onderwerpen, van kinderopvang tot hypotheekrenteaftrek, van pensioenaangelegenheden tot belastingwetgeving. Een aanzienlijke groep van die 18-25 jarigen heeft misschien nog niet eens de kans gehad om te stemmen voor de Tweede Kamerverkiezingen vanwege hun leeftijd en volgen daarom, ceteris paribus, de politiek minder op het nieuws.
Beste Armen,
Dank voor je stuk. Ons Stemexamen is ludiek bedoeld, als kennistest om mensen de kans te geven zich te verdiepen in de politiek en het stemmen. Uit de tekst op de homepage werd dit wellicht niet helemaal duidelijk. De tekst is nu aangepast. Hopelijk is het zo duidelijker dat we mensen niet aan een toets willen onderwerpen voor ze mogen stemmen, maar mensen graag willen uitnodigen en de kans bieden om zich te verdiepen in de politiek en het stemproces.
Met vriendelijke groet,
Communicatieafdeling ProDemos
Bedankt voor jullie reactie. Ik begrijp uiteraard dat dit soort quizjes ook ludiek kunnen zijn, maar tegelijkertijd kan het geen kwaad om kraakhelder te zijn over de contextafhankelijkheid van politieke kennis en dat politieke kennis met de jaren wordt opgedaan door te participeren op de arbeidsmarkt, het maatschappelijke middenveld, en andere arena’s.
Als het ludiek is bedoeld hadden jullie het geen stemexamen moeten noemen, dat is erg misleidend. Verder zijn de meeste vragen in het ‘examen’ een klassiek voorbeeld van wat Arthur Lupia elitarisme noemt (http://www.tandfonline.com/doi/abs/10.1080/08913810608443658). Dat wil zeggen, er wordt aangenomen dat het belangrijk is om bijvoorbeeld te weten hoeveel waterschappen Nederland heeft en hoe het document heet met de afspraken tussen coalitiepartijen, terwijl zulke weetjes vooral interessant zijn voor politicologen. Tegelijkertijd is er geen enkele vraag over inhoudelijke beleidsterreinen. Is dat echt een goede meting van hoeveel mensen weten van politiek?
Ik ben het eens met Oscar (26-1-2017 op 10:05). Hij zegt dat vragen zoals; wie is de minister van financiën, niet meet of je de democratie begrijpt en de op dat moment heersende maatschappelijke problemen. Plato vond het gemiddelde kennisniveau van de bevolking te gering om mee te denken over hoe het land bestuurd zou moeten worden. Plato was daarom geen voorstander van een democratie. Ik ben wel een voorstander van de democratie echter de mensen die mogen stemmen moeten wel aan voorwaarden voldoen. In de Bataafse republiek had men al een stemdiploma ontwikkeld. Wanneer er een “geselecteerd” stem publiek was geweest dan was het ongelijk “Brexit” niet gebeurd.