Zorgvuldig provoceerde hij de autoriteiten met uitspraken die opzettelijk op het randje waren en profiteerde vervolgens duidelijk van de vervolging, aangezien zowel de groepsbeledigingen als het juridische proces zijn politieke carrière ten goede kwamen.
Nee, dit gaat niet over Geert Wilders. Dit gaat over Jussi Halla-aho, tot voor kort leider van een partij in Finland, genaamd de ‘Finnenpartij.’ Het citaat is van onze Finse collega Heli Askola, die schrijft over een strafvervolging die begon in december 2008 – een maand voordat in Nederland de beslissing werd genomen om Wilders te vervolgen.
In eerdere jaren waren al partijleiders vervolgd voor haatdelicten, zoals Joop Glimmerveen en Hans Janmaat in Nederland, Günter Deckert en Udo Voigt in Duitsland, alsmede John Tyndall en Nick Griffin in het Verenigd Koninkrijk. Daarnaast was er het proces tegen Daniel Féret, partijleider in België. Na Halla-aho en Wilders zouden er nog meer volgen. De bekendste daarvan is de Franse partijleider Marine Le Pen, die in 2015 voor de rechter stond.
Effecten
Welke effecten heeft zulke strafvervolging? Er zijn allerlei beoogde effecten, waaronder creëren van bewustzijn, het bevestigen van de anti-discriminatienorm, het beschermen van minderheden, en het bijeenhouden van de multiculturele samenleving. De twee eerstgenoemde doelen zullen deels behaald worden als het proces vlotjes verloopt, maar wat betreft de twee laatstgenoemde bestaat gerede twijfel.
Immers, naast bedoelde zijn er ook onbedoelde effecten van strafvervolging van politici voor haatdelicten. Voor drie onbedoelde effecten is er in het kader van ons NWO Vidi-onderzoeksproject bewijs gevonden. Twee van die drie neveneffecten heeft Joost al uitgelegd in een uitzending van Nieuwsuur vorig jaar. We vatten die twee hieronder even samen.
Ten eerste hebben we, na onderzoek in vijf Europese landen sinds 1990, geen enkel geval gevonden waarin politici die voor het gerecht gesleept zijn daardoor stemmen verloren. Integendeel, in sommige gevallen wonnen ze juist stemmen, zoals Wilders zowel in 2009 als in 2016. Wilders trok extra stemmen onder kiezers die kritisch zijn over immigratie- en integratiebeleid. Het kabinet-Rutte I –wellicht het meest rechtse naoorlogse kabinet in ons land– had waarschijnlijk nooit gevormd kunnen worden zonder de beslissing om Wilders te vervolgen. Ook Marine Le Pen lijkt stemmen te hebben gewonnen onder kiezers die haar proces volgden. Daarnaast was er bij die groep een stijging van de legitimiteit van haar partij.
Ten tweede concludeerden we dat de vervolging van Wilders het vertrouwen in democratie en rechtspraak heeft ondermijnd. Dit maakten we op uit een reeks experimenten en enquêtes – plus een enquête waarvan het veldwerk toevallig plaatsvond ten tijde van het eerste vonnis in het tweede Wildersproces, in 2016. Ook dit effect deed zich voor onder burgers die Wilders’ harde immigratiebeleid onderschrijven. Het gaat hier om een groep van circa vier miljoen burgers, die sowieso al laag scoorden op vertrouwen. Er zijn sterke aanwijzingen dat de Wildersprocessen het vertrouwen van deze groep jarenlang steeds meer heeft ondergraven.
Haatdelicten
En nu hebben we bewijs voor een derde effect. Dat is een effect op haatdelicten. Haatdelicten zijn vergrijpen met als motief haat vanwege afkomst, handicap, of een ander beschermd criterium. Voorbeelden zijn belediging vanwege huidskleur en mishandeling vanwege seksuele geaardheid.
Eerder onderzoek door collega’s (bijvoorbeeld hier en hier) suggereert dat sommige burgers van de dominante sociale groep in een buurt of land zich menen te moeten ‘verdedigen’ als leden van een ‘andere’ groep er komen wonen. Dit in een poging om hun dominante status te bevestigen. Bovendien verwachten ze vaak ermee weg te komen – vooral als hun mikpunt, bijvoorbeeld moslims, in de samenleving gemiddeld op weinig sympathie kunnen rekenen.
Op het moment dat een politiek leider voor die ‘verdediging’ juist ter verantwoording wordt geroepen, is onze redenering, dan levert dat bij die burgers negatieve gevoelens op en wellicht ook de behoefte om de dominante status nog nadrukkelijker te onderstrepen. Dat vertaalt zich soms in vergelding via haatvergrijpen, opnieuw tegen die ‘anderen.’ Dit brengt ons bij onze theoretische verwachting dat haatzaai-processen tot meer haatdelicten leiden.
Politierapporten en tweets
We toetsen deze verwachting op basis van twee soorten data: politierapporten en tweets. De politierapporten bevatten geregistreerde haatdelicten op maandelijkse of dagelijkse basis in acht verschillende landen, elk gedurende drie tot twintig jaar. Hiermee onderzoeken we 15 processen tegen een dozijn politici tussen 2001 en 2020.
We analyseren gegevens over allerlei vormen van haatdelicten, offline en online, met allerlei ideologische en haatmotieven en door allerlei typen daders, plus nieuwsverslaggeving. Verder doen we placebo tests: we contrasteren de groepen waar we effecten verwachten met andere groepen, zoals gehandicapten. Ook controleren we voor effecten van terreuraanslagen, het Brexit-referendum, de Nieuwjaars-aanrandingen te Keulen, pogingen tot partijverboden in Duitsland en Slowakije, en andere rechtszaken tegen politici in Griekenland en Slowakije.
Een zwak punt van het gebruik van politierapporten is dat ze geen perfecte afspiegeling zijn van het aantal haatdelicten. Dus als we een effect vinden kan dit komen doordat een proces de aangiftebereidheid bevordert, of de focus van politieagenten verlegt naar haatmisdaden.
Daarom hebben we ook een tweede databron, namelijk Twitter. Hierbij focussen we op het tweede Wildersproces. Elk uur tussen 1 januari 2014 en 27 augustus 2021 hebben we wereldwijd alle tweets geteld die het woord “Marokkanen” bevatten. Daarnaast telden we het aantal tweets waarin Nederlanders van Marokkaanse afkomst op een beledigende of bedreigende manier worden beschreven. Denk hierbij bijvoorbeeld aan het scheldwoord waarmee oud-politicus Rob Oudkerk deze groep in 2002 aanduidde.
Pieken
Wat we vinden zijn pieken in haatdelicten. In sommige zaken vinden we die piek direct na de start van een vervolging, in andere kort na veroordeling. Bij vrijspraak vinden we nooit een piek. Elke piek vlakte binnen enkele dagen snel af – net als eerder gevonden na beladen rechtszaken in de VS, zoals de zaak-Rodney King in 1992 en het proces tegen O.J. Simpson in 1995. Het gaat hier wellicht om vrij vluchtige negatieve gevoelens.
Wat betreft consistentie van de impact is een haatzaai-proces te vergelijken met een terreuraanslag. We vinden bewijs voor 7 van de 12 politici, waaronder alle causes célèbres als Halla-aho, Wilders en Le Pen. Dit betreft 7 van de 8 onderzochte landen. Het enige land waar we geen bewijs vinden is Slowakije. Dit kan te maken hebben met het feit dat de Slowaakse data niet uitgesplitst zijn (bijvoorbeeld naar haatmotief of type haatdelict) en met de veelal bekritiseerde werkwijze van de Slowaakse politie op dit gebied.
De resultaten van placebo tests zijn zoals we verwachten: bijvoorbeeld, het Wildersproces had effect op racistische haatmisdrijven maar niet op antisemitische. Daarnaast vinden we, zoals verwacht, sterkere effecten op niet-gewelddadige dan op gewelddadige haatdelicten. Ook volgens verwachting is een snellere impact op online dan op offline haatmisdaden.
Hoe groot zijn de effecten? De toename in haatdelicten varieert van 14% tot wel 500%. Zie de tabel voor een samenvatting van de bevindingen per land. We beperken ons in de tabel tot haatvergrijpen jegens de groep waaraan de politicus refereerde in de gewraakte uitspraken.
In onze Twitterdata zien we pieken na de aankondiging van de beslissing om Wilders te vervolgen op 9 oktober 2014, na de dagvaarding op 8 maart 2016, en na de veroordelingen op 9 december 2016 en, in hoger beroep, op 4 september 2020. Zelfs gecontroleerd voor het totaal aantal Marokkanen-tweets en na het uitfilteren van alle retweets varieert de toename na de veroordelingen van 222% tot liefst 1.363%. Zie de figuur voor aantallen tweets per uur rond het tijdstip van het vonnis, op 9 december 2016 om 11u25 ’s ochtends.
En de publieke uitspraken waarvoor al die politici zijn vervolgd, hadden die geen impact? Nee, we vinden geen enkel consistent effect op het aantal haatdelicten na uitspraken waarvoor deze politici zijn vervolgd. Dit zet vraagtekens bij één van de redenen voor vervolging – en bij de term ‘haatzaaien.’ Natuurlijk is het mogelijk dat haatzaaien op lange termijn wel effect sorteert. Maar voor zover wij kunnen onderzoeken is het niet het haatzaaien dat tot meer haatmisdaden leidt, maar de strafvervolging voor dat haatzaaien.
Afweging
De impact is groot. Bijvoorbeeld, volgens onze modellen leverde het tweede Wildersproces 83 haatdelicten op die anders niet zouden zijn begaan. En zoals Gladfelter, Lantz en Ruback (2017, p.56) schrijven, “[v]oor slachtoffers kan het doelwit zijn van groepslidmaatschap langdurige gevolgen hebben voor het psychisch welzijn, waaronder een grotere angst voor misdaad en een groter gevoel van kwetsbaarheid. Voor de samenleving is de kans groter dan bij andere misdaden dat haatmisdrijven leiden tot vijandigheid, vergelding en algemene onrust in de gemeenschap.” Sowieso lijkt ons elk haatdelict er één te veel.
Tot slot terug naar Finland. Askola schrijft: “[i]n sommige opzichten voldeed de vervolging van Halla-aho aan de progressieve doelstellingen van het mobiliseren van wetten tegen haatzaaien: zijn uiteindelijke veroordeling door het Hooggerechtshof was een teken dat zijn opruiende discours officieel werd verworpen en de publieke tolerantie jegens minderheden werd opnieuw bevestigd. Dit is echter tegen hoge kosten gerealiseerd.” Die kosten omvatten vier jaar procesvoering en immigratiekwesties die de politiek gedurende lange periodes domineerden. Intussen verviervoudigde het aantal stemmen op Halla-aho’s partij. Bovendien zou het vertrouwen in rechtspraak en democratie een knauw kunnen hebben gekregen en leidde de start van zijn proces tot meer haatdelicten.
Wegen deze onbedoelde effecten op tegen bedoelde effecten van een dergelijk proces? Die vraag is niet aan ons om te beantwoorden – maar, vinden wij, ook onbedoelde effecten moeten meegenomen worden in de afweging om al dan niet tot vervolging over te gaan.
Met dank aan de vele collega’s die hebben geholpen. Speciale dank aan Laura Jacobs, Roderik Rekker, Lisanne Wichgers en Sjifra de Leeuw, die op het project hebben gewerkt. Laura en Roderik hebben inmiddels hun eigen onderzoeksbeurzen gewonnen (FNRS en NWO Veni, respectievelijk), terwijl Lisanne en Sjifra (cum laude) zijn gepromoveerd en momenteel werken als postdoc voor hoogleraren in de VS (aan Stanford en UC Davis, respectievelijk). Ook dank aan NWO voor financiering van het project door middel van Joosts Vidi-beurs 452-14-002 ‘Defending or Damaging Democracy?’ van 1 oktober 2016 tot 1 oktober 2021.
Afbeelding: Geert Wilders Praha 2019 door David Sedlecký.
Ronald Heijman zegt
(Haat)zaaien zal (haat)oogsten.
En een veroordeling daarvan door de rechtstaat daarvan geeft dus een impuls aan haatcriminaliteit.
Dat is de response van mensen die zich ook veroordeeld voelen om dat ze instemmen met het haat zaaien.
Elk crimineel gedrag wil de rechtsstaat in principe vervolgen.
Dus de vraag stellen of wij haat zaaien wel moeten vervolgen is tegen de rechtsstaat gericht.
Beter is om meer verfijnde instrumenten te ontwikkelen om haat zaaien en de daaruit volgende criminaliteit te bestrijden.
En politici die haat zaaien in te dammen in hun bewegingsvrijheid en vrijheid van meningsuiting, daar zij zich richten tegen de rechtsstaat.
Het beschermen van de rechtstaat en de democrtaie is van groter belang dan het ongemak dat vervolging van haatzaaiers geeft.
Daarnaast hebben politici en de rechtelijke macht een primaire taak in het wegnemen van wantrouwen van politici en de rechtsstaat en van de democratie. Vooral politici slagen daarin onvoldoende. Voor sommige politici is wantrouwen zelfs hun kernboodschap.
Maar aanzetten tot criminaliteit en ondermijning is de bron van het kwaad en dient met wortel en tak te worden verwijderd uit onze politiek.