Op 23 juni 2016 stemde een nipte meerderheid van 51,9% van de Britten voor een uittreding uit de Europese Unie (EU). Politicologisch onderzoek naar de uitslag van het Brexit-referendum laat zien dat de keuze om voor ‘Leave’ of ‘Remain’ te stemmen sterk afhing van opleidingsniveau. Sara Hobolt heeft laten zien dat ruim 70% van de Britse kiezers zonder onderwijskwalificaties voor ‘Leave’ stemde, terwijl dit onder stemmers met een universitaire graad slechts 25% was. Voor de Britse krant The Independent was dit dan ook de aanleiding om te stellen dat Brexit voorkomen had kunnen worden als de bevolking net iets hoger opgeleid zou zijn geweest.
Het is een natuurlijk een prikkelende gedachte: had Brexit voorkomen kunnen worden als de Britse bevolking extra jaren scholing zou hebben gehad? Algemener gesteld: bestaat er een causaal verband tussen scholing en euroscepsis? In een pas gepubliceerde studie in European Union Politics gaan Theresa Kuhn, Herman van de Werfhorst en ik dieper in op deze specifieke vraag.
Van verband…
Verschillen tussen onderwijsgroepen ten opzichte van Europese integratie bestaan niet alleen in het Verenigd Koninkrijk. In bijna alle (West-)Europese landen zijn academisch geschoolden positiever over Europese eenwording (figuur 1). Alhoewel deze verschillen al aanwezig zijn sinds de jaren zeventig, zijn deze over de jaren alleen maar groter geworden.
Binnen de wetenschappelijke literatuur worden er een aantal redenen genoemd die deze verschillen kunnen verklaren. Zo zouden hoger opgeleiden positiever staan tegenover de EU, omdat ze door hun kennis en vaardigheden meer kunnen profiteren van de voordelen die Europese samenwerking te bieden heeft. Door het wegvallen van grenzen binnen Europa behoort studeren of werken in een andere EU-lidstaat tot de mogelijkheden. Echter, deze kansen lijken vooral bestemd te zijn voor mensen met een hoger opleidingsniveau. Bijvoorbeeld, de winkelmedewerker van de Blokker in Nederland zal minder snel naar Oosterrijk vertrekken om in een andere winkel te gaan werken dan de programmeur die met zijn vaardigheden in elk ander land (voor wellicht een hoger salaris) ook aan de slag kan. Als de ‘winnaars’ van de globalisering zijn hoger opgeleiden niet gebonden aan de nationale grenzen, waardoor zij optimaal zouden kunnen genieten van de mogelijkheden die Europese eenwording te bieden heeft en daarom zijn zij over het algemeen positiever over de EU.
Daarnaast wordt verondersteld dat meer scholing zorgt voor een meer kosmopolitische blik op de wereld. Onderwijs zou mensen blootstellen aan liberale waarden, zoals diversiteit, pluriformiteit en individuele vrijheid. Hierdoor zouden hoger opgeleiden minder nationalistische gevoelens koesteren, wat zodoende weer de steun zou vergroten voor kosmopolitische politieke projecten zoals de EU.
…naar causaal verband?
De impliciete aanname binnen deze verklaringen is dat ze een causaal verband veronderstellen tussen onderwijs en houdingen jegens Europese integratie: meer jaren in de schoolbanken zou leiden tot een positievere opvatting over de EU.
Maar klopt dit wel? De bovenstaande verklaringen zijn voornamelijk gebaseerd op studies die samenhang kunnen testen, geen oorzakelijkheid. Recente studies[ laten daarnaast zien dat er allerlei achtergrondfactoren zowel met opleidingsniveau als politieke opvattingen samenhangen (hier, hier en hier). Veel van deze factoren (bijv. politieke opvoeding door de ouders, cognitieve vaardigheden etc.) zijn moeilijk te kwantificeren en/of op te nemen in statistische modellen. Door deze factoren te negeren is het goed mogelijk dat deze eerdere studies het effect van onderwijs op euroscepsis overschatten.
De methode bij uitstek om voor allerlei factoren te controleren om zodoende causale verbanden vast te stellen is het experiment. Idealiter zouden we dan ook een groep scholieren nemen, een muntje op werpen om te bepalen wie er stopt met school en wie er doorgaat met studeren, om vervolgens te kunnen bepalen of er een verschil in Euroscepticisme is tussen beide groepen. Idealiter vanuit methodologisch perspectief, want geen enkele ethische commissie zal zijn goedkeuring verlenen aan dit plan…
Natuurlijk experiment
Om het causale verband tussen jaren scholing en Euroscepticisme te benaderen hanteren we in onze studie daarom een quasi-experimentele methode, het zogenaamde regression discontinuity design. We concentreren ons op vijf wijzigingen in de onderwijsstelsels van Groot-Brittannië (1947 en 1972), Nederland (1974), Denemarken (1958) en Zweden (1965) die als gevolg de leerplichtige leeftijd verhoogden. In onze studie vergelijken we cohorten die net wel en net niet bloot zijn gesteld aan deze hervormingen. Of een individueel kind net wel of net niet te maken krijgt met een verhoogde leerplichtige leeftijd is puur afhankelijk van kans. Toevallig een jaar eerder of later geboren worden kan dus soms een vol jaar (of meer) aan scholing schelen, maar deze cohorten zijn op heel veel andere relevante kenmerken juist identiek.
Uit figuur 2 blijkt inderdaad dat cohorten die net wel en net niet zijn blootgesteld aan de onderwijshervormingen verschillen in de jaren onderwijs die ze genoten hebben.
Maar als we op dezelfde manier kijken naar opvattingen over de EU (specifieker: steun voor verdergaande Europese integratie en vertrouwen in het Europees parlement) zien we weliswaar verschillen, maar deze zijn niet statistisch significant (figuur 3). Met andere woorden, de extra scholing die mensen hebben genoten door de stelselwijzigingen van weleer heeft geen sporen nagelaten in hun houdingen over de EU. Althans, niet wanneer je de zuivere vergelijking maakt met mensen die deze extra scholing niet hebben ondergaan. In tegenstelling tot de robuuste samenhang in de vakliteratuur vinden wij dus geen sluitend bewijs voor een oorzakelijk verband tussen onderwijs en euroscepsis.
Wat betekent dit nu allemaal?
Het is belangrijk om te vermelden dat dit niet betekent dat onderwijs geen effect kan hebben op houdingen jegens de EU. Binnen ons onderzoek hebben wij slechts gekeken naar veranderingen op de middelbare school voor redelijk oudere generaties. Het onderzoeksdesign dat wij hanteren is sterk in het aantonen van causale verbanden, maar wel tegen een prijs: deze resultaten zijn lastig te generaliseren buiten de context van de beleidsinterventie die we bestuderen. Moeten we bijvoorbeeld niet kijken naar universitair onderwijs in plaats van de middelbare school? Zou er wellicht wél een effect van onderwijs kunnen bestaan voor jongere generaties die opgegroeid zijn in een wereld waarin de EU vanzelfsprekend is?
Kortom, er is nog veel meer onderzoek nodig om te bepalen of, en hoe onderwijs van invloed kan zijn op de vorming van politieke opvattingen. Dus, of Brexit voorkomen had kunnen worden door meer onderwijs? Misschien…
Foto: Christoph Scholz [CC BY-SA 2.0], via Wikimedia Commons.
Geef een reactie
Je moet inloggen om een reactie te kunnen plaatsen.