In de afgelopen twee weken is het Herman Tjeenk Willink als informateur niet gelukt een coalitie te vormen van VVD, CDA, D66 en GroenLinks. Hij wil zijn werkzaamheden als informateur graag voortzetten. Terecht: als het hem niet lukt een coalitie te vormen, dan lukt het niemand. Waarom? Simpel: hij is de laatste onafhankelijke informateur.
Toen ik op 9 maart jongstleden promoveerde op ‘Coalitievorming – Een vergelijking tussen Duitsland en Nederland’ had ik in mijn eerste stelling staan dat Tjeenk Willink als de laatste onafhankelijke informateur beschouwd kan worden. Het is wetenschap, dus hoort daarbij de vraag: hoe meet je de onafhankelijkheid van een informateur? Dat heb ik gedaan door er van uit te gaan dat een informateur onafhankelijk is als hij zo nodig ingaat tegen de opvattingen van de ‘eigen’ partijleider. Dat Tjeenk Willink, lid van de PvdA, dat kan, bewees hij al bij zijn eerste optreden als informateur, in 1994.
Impasse
Even terug in de tijd. Omdat de eerste formatiepoging van ‘Paars’ mislukt was ontstond er een impasse. Tjeenk Willink werd informateur en adviseerde op 6 juli dat zijn opvolger van VVD-huize zou moeten zijn. De VVD had kort daarvoor namelijk de onderhandelingen over ‘Paars’ opgeblazen. In de adviezen van de fractievoorzitters was echter niet duidelijk hoe het verder moest: PvdA, CDA, VVD en D66 hielden zich in hun adviezen aan Tjeenk Willink opvallend op de vlakte. Bolkestein (VVD) en Van Mierlo (D66) gaven zelfs geen enkele indicatie welke coalitie er nu onderzocht zou moeten worden door welke informateur.
’s Avonds lichtte Tjeenk Willink de fractievoorzitters ondershands in wat hij zou gaan adviseren. Zo kwam hij ook bij Wim Kok (PvdA) terecht. Toen die hoorde dat zijn partijgenoot een VVD-informateur zou adviseren reageerde hij ‘ijzig’, zo memoreerde Tjeenk Willink (p. 374 van mijn proefschrift). Dat was niet zo vreemd: de PvdA was de grootste partij geworden maar dreigde nu het initiatief te verliezen aan de VVD. Veel erger kan het niet in een formatie. Een dag later werd overigens geen VVD’er maar juist Wim Kok tot informateur benoemd. Het betrof een van de drie keren dat Beatrix de ruimte kreeg en nam voor een ingreep in de formatie, na raadpleging van haar andere vaste adviseurs, die – achteraf bezien – precies het zetje was dat die formatie nodig bleek te hebben om te slagen (de andere twee keren waren in 1981 en 2010).
Niet onafhankelijk?
Betekent dit nu dat de informateurs na 1994 (bijvoorbeeld Donner in 2002 en 2003, maar ook Schippers in 2017) niet onafhankelijk waren? Niet per se. Zij hoefden zich echter simpelweg niet tegen hun eigen partijleider te keren. In 2002 kon Donner makkelijk de weg effenen naar het premierschap van zijn partijgenoot Balkenende: het CDA profiteerde van een niet-aanvalsverdrag met de LPF, in een sfeer van sterk wantrouwen tegen de gehele politiek klasse en dreigende instabiliteit, na de moord op Pim Fortuyn. En in 2003 werd Donner als informateur weliswaar nogal onverhoeds geconfronteerd met hoge eisen van het CDA, maar die bleken een hoger doel te dienen: het CDA wilde de formatiepoging met de PvdA ronduit opblazen. Daar kan zelfs een CDA-informateur niet tegenop.
In hoeverre Schippers in 2017 onafhankelijk van Mark Rutte opereerde laat zich lastig vaststellen. Weliswaar gaf ze aan niet wederom minister te willen worden, maar ze was al zeven jaar een trouwe secondant van haar partijgenoot en minister-president Rutte. Het kan moeilijk anders of dat wringt, als zo iemand ineens een regeerakkoord moet zien te sluiten met drie oppositiepartijen.
Door en door verpolitiekt
De laatste decennia laten sowieso zien dat het informateurschap een door en door verpolitiekte functie aan het worden is. Al in 1994 moesten er drie informateurs uit de drie ‘paarse’ partijen aan te pas komen om een coalitie te smeden. In 2003 wilde de PvdA Donner niet alleen informateur laten zijn: Frans Leijnse werd naast hem gezet. In 2010 wilde het CDA pas aanhaken in de formatie met haar oud-premier Ruud Lubbers als informateur. En nog in 2012 wilde de PvdA na verkenner Henk Kamp toch wel graag ook een ‘eigen’ informateur hebben in de persoon van Wouter Bos, hetgeen gebeurde.
Deze ontwikkeling is niet absoluut, maar wel onmiskenbaar. Er zijn twijfelgevallen, zoals Herman Wijffels, die in 2006/2007 CDA, PvdA en CU tot elkaar bracht. Er zijn echter aanwijzingen dat hij als informateur een weinig dominante rol speelde: Balkenende en Bos moesten toch echt zichzelf overtuigen worden van het nut van hun onderlinge samenwerking. Dat deden ze, met als resultaat een vechtkabinet dat zichzelf naar een voortijdige finish sleepte in 2010. Of een meer onafhankelijke informateur dat had kunnen voorkomen staat zeer te bezien. Die verdwijnt immers van het toneel zodra een coalitie echt begint aan de rit.
Verlengstuk of onafhankelijk?
Rest dan alleen nog de vraag hoeveel toekomst de informateur in Nederland nog heeft, wanneer hij/zij eigenlijk niet meer is dan een verlengstuk van de eigen partij. Tjeenk Willink bewijst anno 2017 opnieuw zijn onafhankelijkheid: we zagen immers nog nooit eerder een informateur optreden die lid is van een partij die (nog?) niet aan tafel zit. Het tussenverslag dat hij (over de poging met GroenLinks) naar de Kamervoorzitter stuurde suggereert in elk geval dat hij grondig te werk is gegaan. Wie weet wat er nog in het verschiet ligt met hem als informateur.
Bron foto: Tweede Kamer der Staten-Generaal
Geef een reactie
Je moet inloggen om een reactie te kunnen plaatsen.