Hoewel de meeste politicologen de term ‘democratisch tekort’ (of ‘deficit’) waarschijnlijk associëren met de Europese Unie, is er in de afgelopen decennia – grotendeels in de marge van de actualiteit – ook een politieke en juridische discussie gevoerd over een democratisch tekort in ons eigen Koninkrijk. Sinds oktober 2010 bestaat het Koninkrijk uit vier landen, die zich op basis van het Statuut van 1954 op voet van gelijkwaardigheid tot elkaar verhouden. Het Statuut bepaalt dat deze vier landen – Aruba, Curaçao, Nederland, en St. Maarten – grotendeels autonoom zijn en met uitzondering van buitenlands beleid, defensie, en zaken omtrent nationaliteit, zichzelf besturen. Daarnaast stelt het Statuut in artikel 43 vast dat het waarborgen van fundamentele menselijke rechten en vrijheden, de rechtszekerheid, en de deugdelijkheid van bestuur een aangelegenheid van het Koninkrijk is. Hoewel de vanuit het Statuut voortvloeiende gelijkwaardigheid van de landen in de praktijk vanwege schaal- en machtsverschillen een fictie is gebleken, betekent het wel dat de staatkundige inrichting van het Koninkrijk niet zonder instemming van alle partners gewijzigd kan worden. In deze staatkundige inrichting zit volgens vele commentatoren vanuit democratisch oogpunt echter wel een ‘weeffout’, en er zijn door de jaren heen verschillende voorstellen gedaan om die te repareren.
Het Koninkrijk wordt formeel bestuurd door een Koninkrijksregering, die is samengesteld uit de Nederlandse regering plus de Gevolmachtigde Ministers van de drie overige landen. De positie van deze Gevolmachtigde Ministers is niet gelijk aan die van de andere ministers; zij kunnen geen wetsvoorstellen voorleggen aan het parlement en mogen geen wetten medeondertekenen. Het grootste probleem in de staatkundige structuur van het Koninkrijk vanuit democratisch oogpunt, is echter dat de Koninkrijksregering geen wetgevend equivalent heeft; er bestaat niet zoiets als een Koninkrijksparlement. In de praktijk controleren de Nederlandse Staten-Generaal de (Koninkrijks)regering, maar voor dit parlement hebben de burgers van de drie Caribische landen geen actief kiesrecht. Het Nederlandse parlement ratificeert dus wetten en internationale verdragen die voor het gehele Koninkrijk gelden, terwijl de ingezetenen van de Caribische delen van het Koninkrijk geen invloed hebben op de samenstelling van dit parlement. De afzonderlijke Staten van de Caribische Landen kunnen bovendien de Koninkrijksregering niet controleren, en deze regering is aan hen geen verantwoording schuldig.
Zowel vanuit Antilliaanse zijde als vanuit Den Haag zijn in de afgelopen jaren stemmen opgegaan om dit democratische tekort te dichten. Aan Nederlandse kant pleitte Ernst Hirsch Ballin in 1997 als Eerste Kamerlid al voor de oprichting van een Koninkrijksparlement, en in 2006 stelde vicepresident van de Raad van State Herman Tjeenk Willink voor om alle Caribische Nederlanders actief stemrecht te verlenen. Tijdens de Algemene Politieke Beschouwingen vorige week maakte de fractievoorzitter van de ChristenUnie, Arie Slob, nog de opmerking dat “de vertegenwoordiging van Curaçao, St. Maarten en Aruba in het staatsbestel van het Koninkrijk nog steeds niet ideaal is”, en riep het kabinet op te werken aan “meer gelijkwaardige verhoudingen”. De Arubaanse Statenleden Mike Eman (momenteel premier van Aruba) en Benny Sevinger probeerden in 2006 via juridische weg – tot aan het Europees Hof voor de Rechten van de Mens – het actief kiesrecht voor de Tweede Kamerverkiezingen af te dwingen, maar zonder succes. Ook vooraanstaande Antilliaanse politici als Emily de Jongh-Elhage hebben zich uitgesproken voor een oplossing van het democratisch tekort.
Zowel in 2000 als in 2009 verschenen rapporten van commissies die zich gebogen hadden over het democratisch tekort, en beide rapporten deden aanbevelingen voor de versterking van de democratische controle van Antilliaanse burgers op de Koninkrijkswetgeving. De belangrijkste reden dat deze adviezen nooit zijn opgevolgd, lijkt te zijn dat de meerderheid van zowel Nederlandse als Antilliaanse politici het tekort niet als een groot probleem beschouwt. Antilliaanse critici van de huidige structuur van het Koninkrijk stellen dat volledige onafhankelijkheid van hun eiland de enige oplossing is voor het democratisch tekort, en meer gematigde politici lijken te vinden dat met de ontmanteling van de Nederlandse Antillen en het verkrijgen van de landsstatus het belangrijkste democratische tekort al is opgelost. Toch blijft de discussie over het democratisch tekort voortduren, en blijven er stemmen opgaan die ervoor pleiten dit tekort te dichten, zoals ook de oproep die Arie Slob eerder deze week deed nog maar eens onderstreept.
In het rapport Kiezen voor het Koninkrijk uit 2009 wordt een interessante vergelijking gemaakt met Denemarken, waar in de Folketing 4 van de 179 zetels voorbehouden zijn aan vertegenwoordigers van de Faeröereilanden en Groenland (elk 2 zetels). Ook in bijvoorbeeld het Britse, Italiaanse en Kroatische parlement zijn zetels gereserveerd voor autonome regio’s, etnische minderheden, of kiezers die in het buitenland wonen. Uitgaande van de huidige inwoneraantallen zouden de bevolking van Aruba, Curaçao en St. Maarten samen recht hebben op 3 van de 150 zetels in de Tweede Kamer, of zouden er 3 zetels kunnen worden toegevoegd aan de huidige 150 Kamerzetels. Hoewel zo’n uitbreiding van het kiesrecht waarschijnlijk zal leiden tot een ongewenste verdere versnippering van het Nederlandse partijstelsel, is de vraag of een wijziging van de Kieswet op dit punt vanuit democratisch oogpunt niet als noodzakelijk beschouwd mag worden. Een mogelijk Nederlands bezwaar zou kunnen zijn dat de Caribische volksvertegenwoordigers ook mee zouden mogen stemmen over Nederlandse wetgeving, terwijl Nederlandse politici geen invloed hebben op Arubaanse, Curaçaose, of St. Maartense besluitvorming. Aan de andere kant is het, zoals in Kiezen voor het Koninkrijk terecht gesteld wordt, niet ondenkbaar dat een kiesrechtuitbreiding zou leiden tot grotere samenwerking tussen Nederlandse en Caribische politieke partijen – een ontwikkeling die mogelijk een positieve invloed kan hebben op het veronderstelde gebrek aan trans-Atlantische verbondenheid binnen het Koninkrijk.
Edward zegt
Mooi stuk. Ik had me niet gerealiseerd dat we hier ook dit soort onderwerpen spelen. In het VK heb je natuurlijke Schotse MPs die meestemmen op Engelse onderwerpen. Vandaar nu na het referendum ook weer oproepen om tot een Engels parlement te komen.
Edwin zegt
Holland was ook een koninkrijk. Het is ouder dan het Koninkrijk der Nederlanden. En de Hollandse Kroon is een gemeente.