Dat de Wet Raadgevend Referendum (WRR) in zijn huidige vorm niet optimaal functioneert, daar zijn de meeste experts het wel over eens. De referendumwet werd en wordt dan ook door verschillende commissies en organisaties geëvalueerd. Op 31 augustus meldde De Telegraaf echter dat de beoogde coalitie van VVD, CDA, ChristenUnie en D66 verder wil gaan dan het wijzigen van de wet: ze wil de WRR afschaffen. Wat hiervan te denken?
Partijprogramma’s over het referendum
Allereerst kun je je de vraag stellen: kon je dit als kiezer voorzien? Met VVD, CDA en ChristenUnie zitten bijna alle tegenstanders van het referendum aan de onderhandelingstafel. Tijdens de campagne in de aanloop van de Tweede Kamerverkiezingen van 15 maart maakten de meeste van deze partijen duidelijk dat ze tegen het referendum zijn. Kanttekening: ze hebben het hierbij over het correctief (bindend) referendum. Maar goed, een aandachtige lezer had kunnen weten dat deze partijen het referendum geen warm hart toedragen.
Anders ligt het bij D66. De partij is zeer expliciet over de WRR, en is dus erg kwetsbaar op dit thema. Dit is wat D66 in haar verkiezingsprogramma zegt:
Bron: D66, 2017:157
Is het afschaffen van het referendum een goed idee?
Er zijn al tal van rapporten volgeschreven over de voor- en nadelen van referenda (zie bv. hier). Ik ga deze discussie hier dan ook niet nog een keer voeren. Ik wil het vooral hebben over de staat van de Nederlandse democratie en de rol van het referendum daarin. De Nederlandse democratie functioneert uitstekend, zoals eerder al geschreven werd door Tom Louwerse op dit blog. Als er één zwakke plek is, dan is het de karige mogelijkheden voor burgers om tussen verkiezingen te participeren. Het referendum is echter net een manier om deze lacune te compenseren.
Het afschaffen van het raadgevend referendum zou de burger dus één van de weinige beschikbare participatie-instrumenten ontnemen. Uiteraard zijn er andere participatie-instrumenten denkbaar, zoals bv. burgerparticipatie via een G1000 / burgertop. Het afschaffen van het referendum is op zich verdedigbaar als hier een ander instrument voor in de plaats komt (er is immers een heel menu aan participatie-instrumenten).
Alleen is hiervan in het compromisvoorstel geen sprake.
Uitruil nationaal referendum voor lokale burgemeester
Het lijkt er op dat de beoogde coalitie een nationaal participatie-instrument wil vervangen door een lokaal participatie-instrument, de gekozen burgemeester. Dat is een beetje gek, want het geeft de burger meer inspraak daar waar hij/zij al relatief veel inspraak heeft (en de nood dus minder hoog is), terwijl de burger minder inspraak krijgt daar waar er sowieso al weinig mogelijkheden tot inspraak zijn.
Een referendum over het intrekken van de referendumwet?
Er is nog een bijkomende complicatie. Stel dat de regering de WRR intrekt. Het is bijzonder ironisch, maar het zou zo maar kunnen dat er dan een referendum komt over het intrekken van de referendumwet. Er zijn uitzonderingen, maar voor zover ik kan zien, valt het intrekken van de WRR niet onder deze uitzonderingen.
De Telegraaf en Geenstijl lijken hier al op voor te sorteren: De Telegraaf publiceert al enkele lezersbrieven over hoe onbenullig de gekozen burgemeester is en Geenstijl publiceert al een artikel waar het afschafvoorstel wordt neergesabeld.
D66 op de pijnbank
Mocht het zover komen, dan volgt een referendumcampagne waar voor de regeringscoalitie, en D66 in het bijzonder, weinig te winnen valt. Zulk een campagne legt D66 op de pijnbank en met een krappe meerderheid van 1 zetel moet er niet veel fout gaan om de regering te doen vallen.
Wellicht verklaart dit ook het feit dat de informatie over het mogelijke intrekken van de WRR nu gelekt is. Het zal de regeringsonderhandelingen er niet gemakkelijker op maken…
Foto door Sebastiaan Ter Burg, License
Andries F. Bongers zegt
Referenda moeten gewoon blijven bestaan. Je kan de drempel van geldigheid wat verhogen, maar niet de corrigerende werking teniet doen. Het probleem van de “coalities” is dat de coalitiepartijen allerlei tegenstrijdige uitgangspunten tegen elkaar uitruilen en vervolgens moeten de fractieleden (op straffe van dissident genoemd te worden) met de partijleider mee stemmen. Ze vergeten de eed van “zonder last en ruggespraak” en worden zo nog slechts stemvee. Gevolg is dat wetten worden aangenomen, waar 70% van de bevolking tegen is. Hoezo democratie!
LJMB zegt
Mee eens. Coalitievorming is ook nog eens in strijd met de geest van art. 66, eerste lid, Grondwet, want als de feitelijke besluitvorming al achter gesloten deuren heeft plaatsgehad, dan worden openbare vergaderingen van de Staten-Generaal een wassen neus. Het is dan ook van belang om coalitievorming zowel onmogelijk als onnodig te maken. Zorg er daarom voor dat kiezers zelf volledig bepalen wie hun volksvertegenwoordigers worden (i.p.v. de kandidatencommissies van politieke partijen), zodat ze veel minder afhankelijk zijn van hun partij. Daarnaast is het van belang het parlementaire regeringssysteem (‘regering is de baas gesteund door meerderheid in parlement’) door een directoriaal regeringssysteem (‘parlement is de baas; regering voert slechts uit’) te vervangen.
Sanne zegt
Nederland is geen democratie. Het is een monarchie met een schijndemocratie. Voor het oog lijkt de burger kiesrecht te hebben, maar in wezen kiest hij nergens voor. De referendumwet was een krampachtige poging om de burger meer inspraak te laten hebben, maar de wet is nooit gebruikt om de burger écht ergens over te laten besluiten. Het Zwitsers model komt het dichtst bij wat een democratie is.
LJMB zegt
Het grootste probleem van de Nederlandse democratie is denk ik dat veel Nederlanders zich niet ‘eigenaar’ voelen van de Staat, terwijl dat juist de kern is van democratie (stemrecht is slechts een logisch gevolg van dat ‘eigenaarschap’).
Paul Treanor zegt
Het gaat te ver om een oordeel over de democratie in Nederland te koppelen aan de huidige Referendumwet (WRR). Deze is zeer beperkt, en dat wordt duidelijk als je het vergelijkt met, bijvoorbeeld, de praktijk in Zwitserland. Er mag hier alleen worden gestemd over wetten die al aangenomen zijn, en die zijn altijd een Haags compromisproduct.
Wat ontbreekt is de mogelijkheid om zich uit te spreken, over de vele belangrijke en emotionele kwesties in dit land, die in het parlement niet besproken worden. Niet alleen tussen de verkiezingen, maar zelfs tijdens de verkiezingen, krijgen burgers geen kans om deze onderwerpen te bespreken met de politieke elite, laat staan dat de elite naar de burgers luistert. Logisch dat als er nooit over een thema gesproken wordt, er ook geen sprake kan zijn van politieke ‘participatie’. Uiteraard versterkt de ontoegankelijkheid van de politiek elite de frustratie van de kiezer, en voedt zodoende de opmars van populistische partijen.
Met andere woorden, we moeten niet doen alsof Nederland referenda ‘heeft uitgeprobeerd’. Pas als er daadwerkelijk de mogelijkheid tot een referendum wordt ingevoerd, valt er een oordeel te vellen over zijn functioneren. En dan komen we ook op de volgende vraag, namelijk wanneer is een referendum ‘geslaagd’?
Kristof Jacobs zegt
Je bedoelt een volksinitiatief? Dat is inderdaad de meest verregaande vorm van referendum.
Paul Treanor zegt
Het gaat hier niet om de vraag, of een referendum tot stand komt op basis van een ingediend verzoek: dat was ook het geval bij het Oekraïne-referendum. Het gaat om de essentiële vraag of de kiezer zich uit mag spreken over controversiële en emotionele kwesties, met verregaande gevolgen, die niet ter sprake komen in de ‘normale politiek’.
Kristof Jacobs moet goed bekend zijn met het verschijnsel, dat gevestigde politieke partijen controversiële onderwerpen vermijden. De verkiezingen gaan niet over de belangrijke issues, die teveel emoties oproepen, maar over secondaire issues die wel bespreekbaar zijn. Veel van de taboe-onderwerpen, die niet aan bod komen tijdens de verkiezingen, zijn binair te formuleren, en dus geschikt voor een referendum. Dat gebeurt echter nooit in Nederland.
In wezen verandert er niets, als het volgende kabinet de bestaande referendumwet (WRR) terugdraait. De mogelijkheden zijn zo beperkt, dat je nauwelijks zou spreken van een ‘participatie-instrument,’ zoals Kristof Jacobs dat formuleert. Op theoretische gronden valt ook niet te verwachten, dat een liberaal-democratische staat meer participatie-instrumenten invoert. Dat zou de volksvertegenwoordiging en het meerpartijenstelsel ondermijnen.
Ik vind de discussie over de referendumwet tekenend voor het vermijdingsgedrag van de politieke elite, waartoe de politieke wetenschappers ook horen. Iedereen weet dat er gevoelige onderwerpen zijn, maar iedereen doet alsof ze niet bestaan. De elite doet alsof ze leiding geeft aan ‘een beschaafd debat in dit land’, terwijl ze heel goed weten dat het broeit, en dat geweld net onder de oppervlakte ligt.