Tijdens de verkiezingscampagne was leiderschap een belangrijk thema. Rutte heeft zijn ruime ervaring als leider constant benadrukt, terwijl de campagne slogan van D66 ‘tijd voor nieuw leiderschap’ luidde. Maar hoe denken de kiezers over de leiderschapskwaliteiten van politici? En zijn ze tijdens de campagne de lijsttrekkers steeds positiever of negatiever gaan beoordelen op hun leiderschapskwaliteiten?
Het VU verkiezingsonderzoek 2021 vroeg kiezers voor en na de Tweede Kamerverkiezing hoe integer en sympathiek ze lijsttrekkers vinden en of lijstrekkers weten wat er leeft in de samenleving. De resultaten worden weergegeven in de onderstaande figuur (zie ook hier).
Noot: De eerste wave van het VU verkiezingsonderzoek 2021, verzameld tussen 15 en29 januari 2021, bestaat uit 2400 respondenten en is representatief op basis van geslacht, leeftijd opleidingsniveau en de regio waarin mensen wonen. De laatste wave van het verziekingsonderzoek is verzameld tussen 19 maart en 9 april 2021 en hierin zijn 1297 respondenten die ook in de eerste wave hebben deelgenomen opnieuw geïnterviewd. Omdat het aan het begin van de campagne nog niet duidelijk was welke nieuwe partijen er allemaal in de Kamer zouden komen, zijn respondenten enkel bevraagd over de lijsttrekkers van partijen die al in de Kamer zaten aan het begin van de campagne. Kiezers zijn bevraagd over hoe integer en sympathiek ze lijsttrekkers vinden en of lijstrekkers weten wat er leeft in de samenleving (op een schaal van 0 tot 10).
En de winnaar is … Marijnissen?
Het eerste wat opvalt is dat SP-leider Lilian Marijnissen het heel erg goed heeft gedaan. Niet alleen scoort zij gemiddeld genomen het hoogst van alle lijsttrekkers, ook wordt zij op alle drie de leiderschapskenmerken die hier zijn meegenomen gedurende de campagne steeds positiever beoordeeld. Ook Sigrid Kaag van D66 en Geert Wilders van de PVV worden gedurende de campagne steeds beter beoordeeld op alle leiderschapskenmerken. Al scoren zij aanzienlijk lager dan Marijnissen, zeker Wilders.
Daarnaast laat deze figuur zien dat Wopke Hoekstra van het CDA geen goede campagne heeft gevoerd. Aan het begin van de campagne waren mensen behoorlijk positief over de leiderschapskwaliteiten van Hoekstra (hij scoorde toen het hoogst van alle lijstrekkers), maar gedurende de campagne is bij hem de grootste daling te zien in de beoordeling op alle drie de leiderschapskenmerken. Ook Mark Rutte (VVD), Jesse Klaver (Groenlinks), Lilian Ploumen (PvdA) en Liane den Haan (50Plus) zullen niet heel tevreden zijn over hun campagne: allen worden aan het einde van de campagne negatiever beoordeeld dan aan het begin van de campagne op integriteit, sympathie en weten wat er leeft in de samenleving.
Bij Esther Ouwehand (PvdD), Farid Azarkan (Denk), Gert-Jan Segers (CU) en Kees van der Staaij (SGP) is het beeld wat minder eenduidig. Zij worden allemaal positiever beoordeeld op sommige leiderschapskenmerken en negatiever op andere naarmate de campagne verstrijkt. De evaluatie van Thierry Baudet (FvD) op zijn leiderschapskenmerken veranderd niet noemenswaardig tijdens de campagne. Wel opvallend is dat hij gemiddeld genomen het slechtste scoort van alle lijsttrekkers, met enkel Azarkan enigszins in de buurt.
Doen leiderschapsevaluaties ertoe?
Uit onderzoek weten we dat leiderschapsevaluaties door kiezers van invloed kunnen zijn op hun stemgedrag (zie bijvoorbeeld hier, hier en hier). Waarschijnlijk hebben deze leiderschapsevaluaties ook een rol gespeeld in de uiteindelijke verkiezingsuitslag: De meeste lijsttrekkers die gedurende de campagne steeds slechter beoordeeld werden door kiezers op hun leiderschapskwaliteiten hebben ook zetels verloren in de verkiezingen (dit geldt bijvoorbeeld voor Klaver, den Haan en Hoekstra). Daarnaast zien we bij Kaag het omgekeerde gebeuren: ze werd steeds positiever beoordeeld op haar leiderschapskenmerken en heeft zetels gewonnen. Rutte kreeg weliswaar steeds slechtere evaluaties naarmate de campagne vorderde, maar scoort nog steeds relatief erg hoog en is de grootste partij geworden.
Maar wat deze figuur vooral ook laat zien is dat leiderschapsevaluaties zich zeker niet altijd vertalen in Kamerzetels. Zo werd Wilders gedurende de campagne steeds beter beoordeeld door kiezers op zijn leiderschapskwaliteiten maar verloor toch zetels, terwijl Baudet relatief slecht scoort op zijn leiderschapskwaliteiten maar wel zetels heeft gewonnen. Maar de grootste discrepantie zien we wel bij Marijnissen: zij scoort het beste van alle lijsttrekkers op de leiderschapskwaliteiten, maar heeft hier geen zetelwinst aan over gehouden. In tegenstelling tot de evaluaties van bijvoorbeeld Baudet, die zeer geliefd is door zijn eigen achterban maar sterke negatieve gevoelens oproept bij velen anderen, lijkt de score van Marijnissen te betekenen dat zij steun geniet van een grote en gevarieerde groep kiezers. Als men een verbinder en vernieuwer zoekt in Den Haag, dan is Marijnissen dus een onverwachte maar wellicht goede keuze.
Interessante studie, waarvan de resultaten het gevoel bevestigen, zelfs die van Marijnissen zijn te plaatsen. Maar check nog wel even de data set.
De resultaten geven een beeld van de positie van lijsttrekkers op de onderzochte criteria, en zijn daarmee ook mede voorspellers/onderbouwing van de verkiezingsuitslag. Vertrouwen, betrouwbaarheid, zekerheid zijn bij alles dominante factoren, ook bij de politiek keuze. Echter, er zijn hiervoor veel meer criteria die belangrijk zijn.
Zelf ben ik van mening dat de harde politieke criteria niet alles bepalend zijn.
Het zelfbeeld van de kiezer, die hij/zij projecteert op een partij, programma, lijsttrekker, en zijn/ eigen subcultuur zijn sterke invloeden, alsmede allerlei emoties van de kiezer zelf en zijn kandidaat. Ook de opportunistische criteria zijn belangrijk, alsmede nieuwe grote thema’s als klimaat, milieu en de vele tweedelingen.
De events van dat moment zijn altijd dominant, in dit geval corona, onzekerheid en angst, de vloedgolf van fakenieuws en discussies op sociale media, de trans-Atlantische invloed van de Trump en zijn zooi, en de opvolging van Biden etc.
Zo hebben wij in NL een tweede keer de keuze voor “zekerheid” gemaakt na tumultueuze ontwikkelingen. De eerste keer was het de nasleep van het Fortuyn drama, met de onverwachte overwinning van van Balkenende, nu de “zekerheid” van Rutte en Kaag.
Ik wacht op een integrale studie van alle (waarvan zeker 30 belangrijke) parameters die de uitslagen voorspellen en onderbouwen.
De vraag is wat eigenschappen van een leider zijn. En/of welke de kiezer erkent specifiek in een lijsttrekker van een politieke partij.
Volgens de google machine is leiderschap ‘anderen succesvol kunnen motiveren, sturen en het stimuleren van betrokkenheid’.
De kiezer heeft dit blijkbaar niet (h)erkent in Lillian Marijnissen want de SP verloor 5 zetels in maart.
Steeds minder mensen laten zich ‘motiveren, sturen en voelen betrokkenheid’ bij de SP.
Waarom scoort Lillian Marijnissen dan zo hoog?
Heeft dit te misschien te maken met haar ‘normale’ uitstraling?
Nederland houdt van een gewone leider wiens haar af en toe rot zit, die normaal verstaanbaar praat en soms verbaal uit de bocht vliegt.
Rutte heeft hier, naar mijn mening, het grootste deel van zijn 10 jarig premierschap aan te danken. Nederlanders zien graag een premier op een fietsje in spijkerbroek met een mutsje die af en toe roept ´dan rot je maar op´.
Dat is herkenbaar.
Marijnissen is een uitermate normale Nederlandse meid die verstaanbaar praat.
Toch levert het Rutte verkiezingswinst op en Marijnissen niet.
VVD-ers zijn over het algemeen hoogopgeleide, goed verdienende Nederlanders die de laatste 10 jaar geen enkele reden tot ontevredenheid hebben.
De oorspronkelijke achterban van de SP, laagopgeleid, praktisch werkend met een zeer kleine portemonnee heeft in deze tijd andere behoeften dan die de SP wil of durft op te nemen in haar programma.
De oorspronkelijke achterban van de SP wil uit de EU en een complete stop op elke vorm van migratie.
Dat zijn heel radicale opvattingen waar de SP niet of slechts half aan wil.
Dus is de achterban van de SP naar Wilders gelopen die qua sympathie toch duidelijk minder scoort.
De grens tussen leiderschapskwaliteiten en de sympathie factor is heel dun. Echter zodra een groep in de samenleving echt in het nauw komt, wordt de inhoud bepalend.