Vorige week publiceerde het Sociaal Cultureel Planbureau een rapport over het sociale domein waarin de resultaten van de decentralisatiegolf van 2015 langs de meetlat werden gelegd. Overheidstaken zoals de jeugdzorg, werk en inkomen en zorg aan langdurig zieken en ouderen werden overgeheveld van het Rijk naar de gemeenten. De verwachting was dat uitvoering door gemeenten beter en goedkoper zou zijn, dankzij maatwerk en zelfredzame burgers. De uitkomsten van deze decentralisatie waren echter niet bepaald positief: De kwaliteit van de zorg en ondersteuning is niet verbeterd en in sommige gevallen zelfs verslechterd.
Dit is natuurlijk vooral inhoudelijk een groot probleem. Maar ook strategisch snijden landelijke politici zichzelf hiermee in de vingers. Burgers houden de nationale overheid namelijk nog altijd verantwoordelijk voor taken die zij heeft afgedragen aan de gemeenten. De slechte resultaten van de decentralisatie komen dus als een boemerang bij de nationale politiek terug.
Wie houden Nederlanders verantwoordelijk?
Als deel van het Lokaal Kiezers Onderzoek (LKO) vroegen we burgers in 2016 en in 2018 wie ze verantwoordelijk houden voor zes verschillende onderwerpen. Voor bijvoorbeeld de bijstand konden respondenten op een schaal van 1 tot 10 aangeven hoe verantwoordelijk ze de gemeente, de nationale overheid en de Europese Unie hielden, waarbij 1 stond voor ‘helemaal niet verantwoordelijk’ en 10 voor ‘heel erg verantwoordelijk’.
In het voorjaar van 2016 zagen we dat burgers de nationale overheid voor alle beleidsterreinen het meest verantwoordelijk hielden, óók voor de taken die zij in het jaar daarvoor had overgedragen naar de gemeenten. Figuur 1 laat zien dat de waargenomen verantwoordelijkheid van de gemeente weliswaar het hoogst is voor de bijstand, de zorg voor langdurig zieken en ouderen, en veiligheid (in vergelijking met de andere terreinen). Maar de nationale overheid wordt voor deze taken, gemiddeld genomen, nog altijd als méér verantwoordelijk gezien dan de gemeente.
Deze resultaten lijken niet een gevolg te zijn van een relatieve onbekendheid met de in 2015 verschoven overheidsbevoegdheden. Ook drie jaar na de decentralisatie, in 2018, zien we namelijk een gelijksoortig beeld (zie figuur 2).
Nog steeds beschouwen Nederlanders, gemiddeld genomen, de nationale overheid als het meest verantwoordelijk voor de gedecentraliseerde taken. De ervaren verantwoordelijkheid van de nationale overheid voor het sociale domein neemt wel iets af, in vergelijking met 2016, maar niet heel erg veel (zie figuur 2). Deze daling op het nationale niveau, leidde niet tot grote veranderingen in de ervaren verantwoordelijkheid voor de gemeente. Nederlanders zagen in 2018 de gemeente namelijk als vrijwel even verantwoordelijk voor de bijstand en de zorg als in 2016 (geen significant verschil). Een grotere bekendheid zorgt dus voor weinig verandering in verantwoordelijkheidspercepties. Voor Nederlanders blijft de nationale overheid verantwoordelijk.
Afrekening van de nationale overheid
Maakt het uit dat Nederlanders de nationale overheid nog steeds het meest verantwoordelijk houden voor gedecentraliseerde taken in het sociale domein? Jazeker. Deze verantwoordelijkheidspercepties bepalen op welk niveau de politieke afrekening door kiezers plaatsvindt.
Uit het SCP-rapport bleek dat de kwaliteit van de zorg en ondersteuning in het sociale domein gelijk is gebleven of zelfs is verslechterd sinds de decentralisatie.
Hoe tevreden burgers zijn met het gevoerde beleid, bepaalt hoeveel vertrouwen ze hebben in politieke instanties, zo toonde ik recent met collega’s in de Journal of Elections, Public Opinion, and Parties. Wanneer men bijvoorbeeld minder tevreden is met de kwaliteit van de jeugdzorg, en de nationale overheid hiervoor verantwoordelijk houdt, leidt dat tot een afname in politiek vertrouwen op het nationale niveau. Deze afrekening is het duidelijkst zichtbaar op het nationale niveau (figuur 3). Niet alleen omdat deze vrijwel altijd als het meest verantwoordelijk wordt gezien, maar ook omdat op gemeentelijk niveau het vertrouwen door andere dingen gedreven lijkt te worden dan beleidstevredenheid.
Kortom, het is ook in het politieke eigenbelang van de regering om de achterblijvende resultaten in het sociale domein aan te pakken. De regering plukt namelijk de wrange vruchten van tegenvallende prestaties, wat het vertrouwen in de nationale politiek schaadt.
marien van den berg zegt
het lijkt me logisch dat je nog steeds de centrale overheid verantwoordelijk houdt voor het mislukken van de decentralisatie. Die gooide in 2015 heel veel over de schutting naar de gemeenten met daarbij nog eens een flinke bezuiniging
R. Heijman zegt
De centrale overheid wilde:
– af van implementatie omdat dat haar kernzwakte was en nog steeds is
– enorme kostenbesparingen doorvoeren wat gelukt is. De kleinere centrale overheid is gelukt
– aan de regionale en lokale overheden taken overhevelen, zonder daarbij voldoende geld mee te geven, een boekhoudkundige benadering van besparen en boeren slimheid
– verantwoordelijkheden afgeven die zij niet aankon en aankan
– de regionale- en lokale overheden versterken in het kader van beleid: dichter bij de burger, wat grotendeels mislukt is. Veel is eenvoudig weggevallen voor de burger
– een open deur intrappen daar de regionale – en locale bestuurders sterk verlangden naar meer macht, belangrijkheid en autonomie en om hun ego te strelen
– de situatie benutten dat de PVDA coute que coute wilde meeregeren, ook als dat betekende haar verworvenheden van decennia, in een paar jaar werden vernietigd.
De regionale- en lokale bestuurders wilden:
– voldoen aan hun bovengenoemde egostrelende verlangens
– laten zien dat zij het wel met minder geld konden uitvoeren
– belangrijke sociaal-maatschappelijke taken naar zich toetrekken om hun politieke rol naar hun kiezers te upgraden
– belangrijker te zijn met grotere totaal budgetten en daar een hogere status, toekomstperspectief, ook buiten de politiek, en inkomen mee verwerven
– eerst maar het onvoldoende budget te accepteren, om later meer te krijgen, wat nauwelijks is gelukt
Beide partijen hebben totaal verkeerd gepland en niet onderbouwd beslissingen genomen en nauwelijks het belang van de burgers centraal gesteld. De verzorgingsmaatschappij is afgebroken door een combinatie van bewust boekhoudkundig beleid, zonder visie, valse beloftes, valse doestellingen en onbenul.
Voight-Kampff zegt
De kern wordt gemist, namelijk de bestuursrol; de overheid heeft de bestuursrol van verzorging op zich genomen zonder enig mandaat.
2C zegt
Beetje apart artikel. Het is niet vreemd dat burgers de centrale Rijksoverheid verantwoordelijk houden. Nederland is een zeer centralistisch land, vergelijkbaar met Frankrijk en met relatief weinig bevoegdheden voor gemeenten en provincies. Het zou interessant zijn om een dergelijk onderzoek te vergelijken met federale landen als Belgie of Zwitserland, waar men de lokale overheid waarschijnlijk sneller verantwoordelijk houdt.