Dit stuk verscheen eerder in het Parool en op weblog Republiek Allochtonië.
Op 6 en 7 november 2013 diende de Amsterdamse gemeenteraad het amendement ‘Opkomstbevordering gemeenteraadsverkiezingen’ in. Burgemeester en Wethouders van Amsterdam werden verzocht een campagne te organiseren om de opkomst bij de gemeenteraadsverkiezingen van 19 maart 2014 op minimaal 65% te krijgen. In het breed gedragen amendement werd gestreefd naar een substantiële verhoging in de stadsdelen waar de opkomst laag was en onder specifieke groepen met een laag opkomstpercentage, zoals (1) Amsterdamse jongeren (2) allochtone Amsterdammers en (3) stemgerechtigde ‘internationals’ (bijvoorbeeld EU-burgers die lokaal stemrecht hebben).
Twee maanden later verzet de gemeenteraad zich tegen haar eigen amendement. Tijdens de discussies van afgelopen donderdag rond de ‘voortgangsbrief’ waarin beschreven wordt hoe het besluit van de gemeenteraad zal worden uitgevoerd komt de oppositie, geïnspireerd door De Telegraaf, GeenStijl en The Post Online, in opstand. Omdat veel allochtone Amsterdammers PvdA stemmen is deze campagne eigenlijk een manier om de PvdA sterker te maken en dat is een onacceptabele manier om gemeenschapsgelden te besteden, zo luidt het argument. Het hoogtepunt in de discussie komt van CDA-fractievoorzitter Marijke Shahsavari: “Als dit wordt doorgezet, kunnen de uitslagen van de verkiezingen worden beïnvloed. Als een etnische groep plotseling massaal gaat stemmen is de verkiezing geen afspiegeling van de samenleving meer.”
Laat ik er een paar punten uitlichten om te beschrijven wat hier allemaal mis gaat.
Jongeren, allochtonen en internationals
Het eerste wat opvalt is dat het oorspronkelijke idee was om de opkomst onder drie groepen te verhogen: jongeren, allochtone Amsterdammers en Internationals. Donderdag ging het alleen nog maar over allochtone Amsterdammers, die hebben dus blijkbaar een speciale status ten opzichte van jongeren en EU-burgers. Je zou het woord discriminatie in de mond kunnen nemen, maar dan zou ik aan de gemeenteraadsleden eerst willen vragen wat die speciale status dan is. Voorlopig moeten we het doen met het feit dat allochtone Amsterdammers allemaal PvdA stemmen.
Nu doe ik zelf al vanaf 1994 onderzoek naar het lokale stemgedrag van allochtonen en daaruit blijkt dat er alleen in 2006 sprake was van een massale stem op de PvdA. Allochtone Amsterdammers stemmen wél dominant op linkse partijen, maar er zijn belangrijke uitzonderingen: in 2002 stemde 19% van de Turkse Amsterdammers op de VVD, in 1994 ging 37% van de Turkse stem naar het CDA. En als je aan allochtone Amsterdammers vraagt of zij zich kunnen voorstellen ooit op de PVV te stemmen dan antwoorden 18% van de Antillianen en 13% van de Turken met ‘misschien’ of ‘ja’. De assumptie dat alle allochtonen PvdA zullen stemmen is dus fout en vooral een grove onderschatting van de allochtone Amsterdammer die bij elke verkiezing opnieuw bekijkt op welke partij hij of zij zal stemmen.
Totalitaire traditie
Wat nog belangrijker is: wie in een discussie rond opkomstbevordering het eventuele stemgedrag van specifieke groepen betrekt, plaatst zichzelf niet in een democratische traditie, maar in een totalitaire traditie. In een democratie wil je dat zoveel mogelijk mensen gaan stemmen ongeacht wat ze gaan stemmen. In een totalitair systeem wil je dat alleen de mensen gaan stemmen die op jou zullen stemmen. Dat is ook het perverse van het argument van CDA-fractievoorzitter Marijke Shahsavari (als een etnische groep plotseling massaal gaat stemmen is de verkiezing geen afspiegeling van de samenleving meer). Los van de interessante logica, hoe meer mensen gaan stemmen hoe kleiner de afspiegeling, maakt zij de politieke participatie van etnische groepen verdacht louter omdat zij een bepaalde partijvoorkeur zouden hebben.
Somberheid over de politieke integratie van etnische groepen
In discussies rond de politieke integratie van etnische groepen staan meestal vier punten centraal: politieke rechten (toekenning van het stemrecht), democratische normen en waarden (bijvoorbeeld opvattingen over de scheiding tussen kerk en staat en de gelijkheid van mannen en vrouwen), identificatie met Nederland (in hoeverre voelen mensen zich onderdeel van deze samenleving) en politieke participatie (hoeveel mensen gaan stemmen en hoeveel allochtone Amsterdammers zijn vertegenwoordigd in de gemeenteraad).
Wie dit rijtje nu langsloopt kan alleen maar somber worden.
Wat betreft het stemrecht voor niet-Nederlanders bij lokale verkiezingen wil het kabinet de tijdsduur van legaal verblijf om dit stemrecht te verkrijgen oprekken van 5 jaar naar 7 jaar. Wat betreft de democratische normen en waarden en de identificatie met Nederland worden er grote vraagtekens gezet bij de integratie van allochtone Nederlanders. Soms terecht maar vaak ook onterecht. En nu wordt in Amsterdam hun politieke participatie verdacht gemaakt en zelfs ontmoedigd. Want een stad die accepteert dat een groep structureel ondervertegenwoordigd is (ook het aantal allochtone kandidaten loopt terug), is een stad die niet wil dat deze groep participeert.
Wat dat betreft hoeft de PVV helemaal niet mee te doen bij de Amsterdamse gemeenteraadsverkiezingen. Haar intolerante gedachtegoed wordt vanzelf uitgedragen. Met dank aan de Amsterdamse gemeenteraad, De Telegraaf, GeenStijl en The Post Online en het college van Burgemeester en Wethouders.
Bob Lagaaij zegt
Hoe gaat de opkomstbevordering in zijn werk; wie verdeelt het geld en waar wordt het aan besteed? Zijn er voorbeelden van geslaagde projecten uit het verleden; is daar ooit onderzoek naar gedaan?
Arjan Stoffels zegt
Wat een onzindelijke en een wetenschapper onwaardige redenatie. Het voorstel was in eerste instantie al discriminatoir, omdat het zich richtte op bepaalde bevolkingsgroepen, onder uitsluiting van anderen. Dat was het moment waarop de raad al een scheve schaats reed. Al het andere is daar het gevolg van.
Dat in een politiek discours de discussie wordt verengd tot het meest pregnante punt is een gegeven bij elke politieke discussie, dus daar zijn geen eenduidige conclusies aan te verbinden, zeker niet van het vergaande type dat de heer Tillie hierboven trekt. Hij illustreert daar hooguit mee dat hij ofwel zelden tot nooit politieke discussies volgt ofwel zeer vooringenomen is en de lezer niet erg serieus neemt.
De overheid hoort zich bij campagnes die tot doel hebben om de opkomst te bevorderen, uiterst terughoudend op te stellen. Een algemene campagne kan (ABRI poster “Ga stemmen!”), maar zodra de overheid van de politiek de opdracht krijgt en accepteert (…) om in het kiesproces groepen doelgericht te gaan bewerken gaat er iets grandioos mis. Dat besluit had direct voorgedragen moeten worden voor vernietiging bij de minister.
Democratie is niet iets van de overheid of de politiek, maar van het volk. Wanneer de politiek de overheid in een positie plaatst waarin de overheid een actieve rol moet gaan spelen in het beïnvloeden van het volk in het verkiezingsproces, dan neigt dat op z’n minst naar een detournement de pouvoir, waarbij partijdigheid al heel snel op de loer ligt. Immers, de middelen van de overheid worden i.c. ingezet om een beperkte groep gericht op te roepen om te gaan stemmen. Vgl. een zelfde oproep, maar nu gericht op b.v. de grachtengordel, of alle eigenaren van een koopwoning, of alle autobezitters. Wie een beetje politiek is ingevoerd weet dat je in zo’n situatie met vrijwel elke keuze een bepaalde politieke groep bedient; alle politieke partijen hebben uitgebreide profielen van hun kiezers, dat zal in Amsterdam niet anders zijn. De heer Tillie lijkt daar volkomen blind voor, hij gaat er in elk geval volkomen aan voorbij en dat is hem zeer kwalijk te nemen.
De paragraaf onder de kop “Totalitaire traditie” rammelt vervolgens aan alle kanten. Allereerst trekt Tillie niet de heldere conclusie dat het primaire voorstel gewoon fout was. Terwijl de algemeen geformuleerde stelling die hij in de eerste zin poneert dat wel impliceert. Vervolgens legt hij de CDA fractievoorzitter woorden in de mond op een wel zeer dubieuze wijze. Want “hoe meer mensen gaan stemmen, hoe kleiner de afspiegeling” is een non sequitur van jewelste. Dat heeft ze helemaal niet gezegd. Met het originele voorstel in het achterhoofd is het beslist geen perverse logica, maar een -wellicht in de hitte van het debat niet wetenschappelijk scherp geslepen- constatering dat: ALS de overheid selectief 1 of enkele groepen stimuleert om te stemmen DAN is de overheid bezig om de uitslag te beïnvloeden. Immers, die groep had klaarblijkelijk nog niet bedacht dat het zinvol is om te gaan stemmen. Dat lijkt mij een correcte als-dan redenatie waarin, met dit perverse voorstel, aan de premisse zou worden voldaan.
De boude stelling van Tillie dat de CDA voorzitter “de politieke participatie van etnische groepen verdacht [maakt] louter omdat zij een bepaalde partijvoorkeur zouden hebben” is een gemene verdraaiing, die echter als een boomerang terugkomt. Opnieuw legt Tillie haar woorden in de mond. Het gaat namelijk helemaal niet om “de politieke participatie van groepen” zoals Tillie ons wil doen geloven, het gaat om het selectief inzetten van overheidsmiddelen om die groepen te bewegen om de gang naar de stembus te maken. De nogal paranoïde aandoende verdachtmaking lijkt zich alleen in het hoofd van de heer Tillie af te spelen. Daarnaast beperkt hij en passant politieke participatie tot de gang naar de stembus. Dat is wel heel karig en een typisch voorbeeld van aan de verkeerde kant beginnen.
De ongetwijfeld goede bedoeling van de initiatiefnemers ten spijt, is het bevorderen van de opkomst bij specifieke groepen geen taak die bij de overheid mag of hoort te liggen, maar een taak die exlcusief voorbehouden is aan (georganiseerde) burgers: actiegroepen, ideële organisaties, ondernemers, politieke partijen, enz. Die mogen individuen oproepen om te stemmen, vrijwilligers laten canvassen, etc. etc. Maar zodra overheidsmiddelen daar rechtstreeks en selectief voor worden ingezet, hebben we het gewoon over manipulatie van de verkiezingsuitslag. Of je het totalitaire systeem nu beziet als “hou alle ongewenste kiezers thuis” of “laat meer gewenste kiezers komen”, het is beiden totalitair zodra de overheid zich er tegenaan bemoeit.
En dat is wat mij mateloos ergert aan de zwalkende en zwatelende redenatie van de heer Tillie. Hij wil zo graag een eigen punt scoren, dat ‘ie totaal de weg kwijtraakt, want onder het mom van democratie verdedigt Tillie feitelijk een totalitair systeem. Maar zelfs als je een adept bent van de democratische afspiegelingsdoctrine, heiligt het doel niet alle middelen.