Al sinds de start van politiek psychologisch onderzoek zijn wetenschappers gefascineerd door de vraag waar ideeën van politiek leiders vandaan komen, hoe ideeën en overtuigingen politiek gedrag beïnvloeden, en hoe ideeën van leiders de besluiten die ze nemen beïnvloeden (zie bijvoorbeeld het werk van Nathan Leites en later Alexander George over operationele codes van leiders).
In het veld waar ik zelf vandaan kom, de bestuurskunde, worden ideeën ook al sinds jaar en dag genoemd als een belangrijke variabele om vragen rondom beleidsontwikkeling en -verandering te kunnen begrijpen (hier wordt vaak gewezen naar werk van o.a. Peter Hall en John Kingdon waar ideeën voornamelijk worden gezien als nieuwe paradigma’s of zgn. rondvliegende oplossingen voor beleidsproblemen).
Het idee dat ideeën van invloed zijn op beleids- en besluitvorming staat daarmee naast, of haaks op, theorie over de invloed van de meer ‘klassieke’ politiek-wetenschappelijke variabelen zoals instituties, materiele krachten, politieke voorkeuren en belangen. Om in de buurt te komen van een causale argumentatie voor de rol van ideeën als verklaring voor beleidsverandering is het niet zozeer de vraag ‘of’ ideeën ertoe doen in beleids- en besluitvorming, maar vooral over de vragen ‘wanneer’ en ‘hoe’ ze ertoe zouden doen.
In mijn proefschrift dat ik op 10 september verdedigde aan de Universiteit Utrecht, laat ik zien dat ideeën van leiders er vooral toe doen in buitengewone, abnormale beleidsomstandigheden, zoals een complexe crisis die verschillende beleidsdomeinen of landsgrenzen overschrijdt. Wanneer instituties niet de capaciteit of de regelgeving hebben om oplossingen te bieden aan een voortdurende crisis, spelen leiders en de ideeën die ze hebben een aanzienlijk grotere en belangrijke rol bij het zoeken naar en vinden van oplossingen.
Hoe doen die ideeën er dan toe? Leiders schuiven niet met een ‘leeg hoofd’ aan aan besluitvormingstafels. Ze komen met eigen, al bestaande ideeën en aannames aan tafel zitten. Die ideeën worden gevormd door een wirwar aan factoren (zoals opleiding, ervaring, of netwerken waar leiders onderdeel van uitmaken). In mijn proefschrift laat ik zien dat contextuele condities (zoals economische druk) en persoonlijkheidskenmerken (zoals de behoefte om zaken onder controle te houden) van invloed zijn op de stabiliteit én de inhoud van de ideeën van politiek leiders. En dat, op zijn beurt, zorgt ervoor dat de ideeën van leiders (blijvend) kunnen botsen en gezamenlijke besluitvorming in de weg kunnen zitten. Immers, als iedereen vasthoudt aan zijn eigen ideeën en overtuigingen, is het moeilijk om bruggen te kunnen bouwen. Wat wel helpt is als leiders veelvuldig met elkaar in gesprek zijn over hun ideeën ten aanzien van crisisoplossingen, zodat ze elkaar kunnen overtuigen van alternatieve ideeën. Daarbij helpt een wisseling van de wacht soms ook een handje: nieuwe leiders met nieuwe ideeën kunnen een impasse in crisisbesluitvorming doorbreken.
Met mijn proefschrift verbind ik de literatuur van de politieke psychologie aan die van de bestuurskunde en benadruk ik voor de laatstgenoemde het belang om de ideeën en overtuigingen van individuele politiek leiders (in dit geval in de EU) goed en systematisch te bestuderen om de (causale) rol van ideeën in beleids- en besluitvorming nóg beter te kunnen begrijpen.
Wil je meer weten over mijn proefschrift, kijk dan hier mijn geanimeerde lekenpraatje.
Ronald Heijman zegt
Ik denk dat alle factoren die genoemd zijn invloed uitoefenen op beleidsvorming.
Echter, politieke ontwikkeling gaat m.i. traag, binnen een rustige en stabiele maatschappijen politiek. Maar ook de gewenning aan de vele crisissen die wij hebben, zorgt dat er geen snelheid op besluitvorming. Toch zijn er ideeën genoeg om de vele crisissen op te lossen. Ideeën van een vooruitstrevende enkeling hebben daarnaast in de gehele maatschappij de neiging ver voor de trage- en traditionele massa uit te lopen, ook in de politiek. Plotselinge crisis of crisis gevoel kan dat alles echter enorm versnellen (bijvoorbeeld aanslag Pim Fortuyn en start corona pandemie). Algemeen bewustzijn, de pijn van velen en de druppel die de emmer doet overlopen zijn dus van groot belang.
Verder zijn de persoon en de wijze van communiceren bepalend of ideeën wel, snel of vertraagd aanslaan. Maar ook de mate van verandering die het idee te weeg zal brengen, alsmede de complexiteit van de gevolgen en de impact op bestaande belangen.
Als wij alles zouden beoordelen op basis van feiten, zonder emoties, zonder eigen belang en alles goed zouden overzien, dan zouden wij in een extreem dynamische maatschappij leven. Dat is niet het geval en zelfs die traagheid is voor velen al te snel.