Na de bevreemdende gebeurtenissen van 6 januari, kan je je de vraag stellen hoe fragiel hedendaagse democratieën zijn. Welke factoren beïnvloeden of democratieën al dan niet ten onder gaan?
Eén van de beste boeken over dit thema is “How democracies die” van Steven Levitsky en Daniël Ziblatt. Het boek bevat een erg interessante historische reconstructie van (de)democratisering en Zuid-Amerika, Rusland, Europa en de VS. Er ligt veel nadruk op Amerika onder Trump, maar de historische lessen zijn van bredere toepassing. Alleen al om de historische hoofdstukken en het theoretisch kader dat het boek aandraagt, is het een grote aanrader.
In dit blog ga ik kort in op dat theoretisch raamwerk en pas ik het toe op de recente gebeurtenissen in de VS.
Democratische erosie vroeger en nu
Vroeger gingen democratieën vooral ten onder via een coup d’état, waarbij een deel van het overheidsapparaat (meestal het leger) de regering ‘uitschakelt’ en overneemt (cf. de klassieke definitie van Luttwak).
Dat is nu veel minder het geval. Heden ten dage gaan democratieën vooral ten onder wanneer een (initieel) democratisch verkozen leider weigert op te stappen dan wel het politiek stelsel zo wijzigt dat hij/zij in de praktijk geen verkiezingen meer kan verliezen.
Sommige politieke systemen zijn kwetsbaarder voor een dergelijke democratische erosie, en dan met name presidentiele stelsels, Venezuela is hier een mooi voorbeeld van (voor meer over deze twee routes van ontdemocratisering, zie dit onderzoek van Ko Maeda).
Een cruciaal inzicht uit het boek van Levitsky en Ziblatt is echter dat naast instituties ook normen en individuen ertoe doen.
Voorbij instituties: Gedeelde normen
Democratieën hebben een krachtige basis als oppositie en regeringspartijen gedeelde normen respecteren. De belangrijkste twee normen zijn ‘mutual respect’ en ‘forbearance’.
Met mutual respect bedoelen de auteurs niet dat er geen tegenstellingen mogen zijn. Natuurlijk zijn politieke meningsverschillen belangrijk: er moet wat te kiezen zijn voor kiezers. Maar cruciaal is daarbij dat politici elkaar blijven zien als tegenstanders en niet als vijanden.
Met forbearance bedoelen Levitzky en Ziblatt terughoudendheid in het gebruik van de ‘nucleaire’ institutionele mogelijkheden die een machthebber heeft. Zelfbeheersing dus.
Voorbij instituties, deel 2: Woorden en daden van de andere partij
Deze zelfbeheersing is niet alleen van belang voor de huidige machtshebbers, het is ook belangrijk voor politici van de andere partij. Als het hard tegen hard wordt, is de kans groot dat een land in een negatieve spiraal terecht komt. De relatief terughoudende opstelling van Biden in de naweeën van de verkiezing van 3 november, past binnen deze norm.
Omgekeerd is bv. de suggestie van satiricus John Oliver tijdens de verkiezingscampagne om wél grote hervormingen door te voeren en hard tegen hard te spelen risicovol. Een dergelijke ‘hardball’ zorgt vooral voor escalatie en geeft hardliners een excuus om verdere democratische erosie door te drukken.
Uiteraard blijft het voorlopig ook nog koffiedik kijken: we zullen zien hoe de komende periode zich zal ontwikkelen.
Voorbij instituties deel 3: Woorden en daden van de eigen partij
Hoe belangrijk de rol van de andere partij(en) ook is, de rol van politici in de partij van de politicus die de democratie dreigt te ondergraven, is nog belangrijker. Als zij zwijgen, wordt het ondergraven van de democratie een politiek iets, van één partij tegen de andere, en is de kans dat de democratie ten onder gaat veel groter.
Hoewel de focus de afgelopen weken vooral op de zwijgende Republikeinen lag, zag je wel degelijk tegendruk van Republikeinen in cruciale posities.
Om te beginnen erkenden Mitt Romney en een groep andere Republikeinen wel al vrij snel na de verkiezing Biden als President-elect.[1] In de weken na de verkiezing gingen meerdere Republikeinen in tegen Trump’s narratief dat er verkiezingsfraude was. Op het niveau van de Staten gingen meerdere Republikeinen in tegen de druk van Trump, met als meest hallucinante voorbeeld het “find me 11,780 votes”-telefoongesprek waarmee Trump de Republikeinse Secretary of State Brad Raffensperger uit Georgia onder druk zette. De door Trump benoemde Chris Krebs, hoofd van de DHS Cybersecurity and Infrastructure Security Agency, gaf duidelijk en consistent aan dat er geen digitale fraude was. William Barr, Trump’s eigen Attorney General, gaf aan dat er geen fraude gepleegd was die het verkiezingsresultaat zou wijzigen. Zelfs Mitch McConnell gaf op 6 januari een belangrijke speech in de Senaat, waarin hij het belang van democratische normen en processen onderstreepte en tegen Trump inging. Tot slot was ook het gedrag van Vice-President Pence belangrijk, toen hij zich dan toch die zesde januari tegen Trump keerde.
De ontnuchterende boodschap
Natuurlijk kun je op elk van hen kritiek hebben en zeggen dat het meer en sneller had gemoeten en dat ze zelf eerder ook bijgedragen hebben aan het creëren/enablen van het probleem. En omgekeerd hebben veel Republikeinen zich niet laten horen. Dat zijn terechte punten.
Alleen mag dat niet afleiden van het feit dat deze personen op belangrijke momenten Trump tegenspraken. Zoals Levitzky en Ziblatt benadrukken, als dergelijke personen dat niet doen, is de kans dat een democratie ten onder gaat veel groter.
[1] Ook FoxNews gaf al snel aan dat Biden gewonnen had, tot groot chagrijn van Trump.
Foto: “President Trump’s First 100 Days: 1” by The White House is marked with CC PDM 1.0 CopyGO TO IMAGE’S WEBSITE
Geef een reactie
Je moet inloggen om een reactie te kunnen plaatsen.