Veel politicologisch onderzoek richt zich op democratieën en democratisering. Wat democratie precies is, vormt stof voor discussie. Veel landenvergelijkende democratie-indices richten zich op electorale democratie (vrije verkiezingen en dergelijke) en soms ook de liberale democratie (bijv. burgerlijke vrijheden). Participatie, deliberatie en gelijke kansen worden ook vaak als aspecten van democratie gezien, maar tot nu toe niet systematisch in kaart gebracht.
Het Varieties of Democracy project brengt deze verscheidene aspecten van democratieën in beeld. Experts coderen de democratische kwaliteit van landen in de periode 1900-nu. Ze kijken daarbij naar ruim 200 aspecten, die vervolgens samengevoegd worden tot de vijf hoofdindices. Daar zitten allerlei methodologische haken en ogen aan, maar het aardige aan dit project is dat je precies kunt nagaan hoe landen scoren op alle losse aspecten. Bovendien worden alle aspecten door meerdere experts gecodeerd (zie dit working paper).
Voor Nederland levert dat het onderstaande plaatje op. Op alle vijf de indices zien we een toename kort na de Eerste Wereldoorlog, toen het kiesrecht uitgebreid werd, eerst naar alle mannen en snel daarna ook naar vrouwen. In de periode 1940-1945 is een duidelijke dip te zien.
In de naoorlogse periode valt vooral op dat Nederland hoog scoort op alle democratie-indices, behalve de participatie-index. Dat komt omdat Nederland lange tijd zeer beperkte mogelijkheden voor referendums kende. Recentelijk is er een correctief referendum mogelijk gemaakt, maar ook dat is niet bindend.
Via de tool van V-Dem kun je zelf eenvoudig trends in democratisering in kaart brengen. Op termijn komen gegevens over alle landen beschikbaar. Dat levert een rijke dataset op waarmee het proces van democratisering in verschillende landen beter in kaart kan worden gebracht.
Disclosure: Ik heb als landencoördinator voor Nederland meegewerkt aan de verzameling van de Nederlandse gegevens.
Rob Franken zegt
Moet “congruentie” (Armen Hakhverdian: geeft aan in hoeverre gekozene en kiezer dezelfde standpunten delen) hier ook niet in meegenomen worden, als (blijkbaar goed meetbare) parameter, die aangeeft in hoeverre een democratie onder spanning staat?
Armen Hakhverdian zegt
Die congruentie is onmogelijk vast te stellen op de manier waarop ik dat in dat andere blog heb gedaan omdat het enquete-data onder electoraat en vertegenwoordigers vereist en die zijn maar heel sporadisch beschikbaar.
Kristof zegt
Mooie database en uitstekende ‘joint effort’ van een groot deel van de politicologie (disclosure: ik was zelf ook 1 van de ‘experts’). Wat betreft de participatieve democratie en dan referenda in NL in het bijzonder, een vraagje.
Het lijkt alsof de Tijdelijke Referendumwet (2002-2004) niet meetelt, maar het ad hoc referendum over de Europese grondwet wel en dat zelfs voor enkele jaren erna nog. Of doelt die score op iets anders? Verder, met de nieuwe Referendumwet zou je nu verwachten dat NL behoorlijk stijgt (dat niet-bindende karakter is namelijk eerder de regel dan de uitzondering in de praktijk, dus relatief gezien zou NL behoorlijk moeten stijgen). Heb je aanwijzingen dat het ook die kant op gaat?
Boris zegt
Heel interessante database en een mooie grafiek! Veel werk om al deze gegevens te verzamelen.
Toch een kritische noot: ik heb het gelinkte working paper snel doorgenomen en het valt me op (corrigeer me indien ik het heb gemist) dat de historische dimensie eigenlijk ontbreekt. Er wordt namelijk geen rekening gehouden met de verandering van de inhoud van begrippen als democratie. Ook de invulling van zaken als bijvoorbeeld EMB autonomy is sterk tijdgebonden. Wellicht voldeed de situatie 1900 wel aan de toen hoogst geldende maatstaven, maar zijn die maatstaven nu gewijzigd. De verzameling heeft kortom een sterk hedendaags normatief uitgangspunt. Afgezien van tijdelijke inzinkingen als de Tweede Wereldoorlog is het dan ook niet vreemd dat de grafiek stijgende lijnen vertoont. Dat is namelijk inherent aan de opzet. Landen komen immers steeds meer bij de huidige optimale situatie, die op zijn beurt weer tijdelijk zal blijken te zijn wanneer dit onderzoek over 100 jaar over wordt gedaan. De waardes in de grafiek zullen dan ineens een stuk lager liggen, omdat er nieuwe waarden en normen zijn toegevoegd waaraan we nu nog niet eens gedacht hebben. Het onderzoek is dus erg a-historisch.
Zaten er onder Nederlandse experts ook historici?
Cerridwen zegt
Dat eenduidige normen worden gehanteerd over alle tijdvakken is juist een kracht, geen zwakte. Hierdoor wordt de enorme vooruitgang die in de loop der tijd is geboekt zichtbaar.
Maak je de lat flexibel, dan wordt de grafiek juist ingewikkelder om te begrijpen.
Het is overigens helemaal niet vanzelfsprekend dat landen vooruitgaan op deze index; er zijn er ook die achteruit gaan.
Bart zegt
Het verleden is niet slechts een aanloopje naar het heden. Als je het verleden alleen kunt waarderen om de mate waarin er progressie wordt geboekt ten opzichte van hedendaagse normen dan zou ik dat geen wetenschappelijke benadering noemen.
Het valt me in de grafiek op dat ongeveer 90% van de stijging wordt veroorzaakt door de invoering van algemeen mannen- en vrouwenkiesrecht. Na de Tweede Wereldoorlog zijn er ook een paar kleine stijgingen. Welke gebeurtenissen liggen daaraan ten grondslag?
Bart zegt
Wat de onderzoekers naar mijn idee beter hadden kunnen doen, is een periode afbakenen waarin de normen die ten grondslag liggen aan de gebruikte criteria wijd gedeeld werden en dan meten in welke mate ze zijn verwezenlijkt. Ik vermoed dat het begin van de periode dan na de Tweede Wereldoorlog zou liggen. Niet vanwege die oorlog, maar vanwege het effect daarvan: namelijk het ontwikkelen en vastleggen van allerlei mensenrechten waartoe veel van de gebruikte criteria behoren.
Ook dan zou het nog lastig blijven want neem bijvoorbeeld het criterium EMB autonomy. Dat houdt in dat er een orgaan is dat in onafhankelijkheid de verkiezingen organiseert en de uitslag vaststelt. Dit is een norm die pas een wijd gedeelde norm is geworden rond de val van Muur in 1989 toen de EG allerlei normen ging ontwikkelen in het kader van de transitie van de voormalige Oostbloklanden naar democratieën. in de jaren 1950 en 1960 was er nauwelijks iemand die dat als criterium voor eerlijke verkiezingen beschouwde. Het werd toen voldoende geacht dat de volksvertegenwoordiging zelf de uitslag kon verwerpen of dat er bij bijvoorbeeld de Hoge Raad in beroep kon worden gedaan. Om nu ineens die jaren met dit criterium een minnetje te geven, heeft iets weg van achteraf de spelregels aanpassen.
Tom Louwerse zegt
De doelstelling van het project is volgens mij expliciet om het democratiseringsproces in kaart te brengen. Als je daarbij voor verschillende jaren steeds andere normen gebruikt, is het lastig om in kaart te brengen hoe deze ontwikkeling was.
Het gaat bij deze studies er ook niet zozeer om om een normatief oordeel te vellen over de staatsinrichting van landen in het verleden. Het gaat er om om in kaart te brengen in welke mate landen over tijd aan bepaalde democratische criteria voldoen. Er ligt daarin geen ‘verwijt’ ofzo besloten dat men in 1901 nog niet aan alle nu geldende criteria voldeed, het is een constatering.
Overigens kun je op basis van losse indicatoren van dit project ook een score berekenen waarbij je alleen rekening houdt met normen die in een bepaalde tijd gangbaar waren. Of je kunt het niveau van democratisering afzetten tegen de meest democratische landen uit dat tijdperk. Je kunt de gegevens van V-Dem dus ook gebruiken om een meer ’tijdgebonden’ inschatting te maken van de kwaliteit van democratie volgens toen geldende normen.
Bart zegt
P.S. Ik heb eerder mijn bijdrage per ongeluk met Boris ondertekend, maar dat moet dus Bart zijn. Excuses.
Bart zegt
Ik begrijp dat het niet de bedoeling is om vorige tijdvakken iets te verwijten, maar de opzet lokt wel uit dat er bij lezers van dit blog in termen wordt gedacht als ‘enorme vooruitgang’ wat niet bepaald een waardevrije kwalificatie is. Het gebruik van termen als ’toename’ en dergelijke dragen daar ook aan bij evenals de presentatie in een grafiek waarin de lezer toch de indruk krijgt dat Nederland rond 1900 maar net boven de minimale hedendaagse normen wist uit te komen. Ik waardeer de intentie om die indruk niet te wekken, maar dan zal de presentatie toch anders moeten.
Cerridwen zegt
het gebruik van termen als ‘toename’ en dergelijke dragen daar ook aan bij evenals de presentatie in een grafiek waarin de lezer toch de indruk krijgt dat Nederland rond 1900 maar net boven de minimale hedendaagse normen wist uit te komen.
Maar het is toch gewoon een feit dat Nederland in 1900 niet aan de hedendaagse democratische normen voldeed? Waarom heb je daar moeite mee?
Ik vind het juist misleidend als je dit niet zou laten zien.
Ik vind die ontwikkeling positief, dus ik verbind daar een positief waardeoordeel aan, maar het staat je vrij om die anders te beoordelen dan ik doe. Maar je kan niet ontkennen dat die ontwikkeling er is.
Bart zegt
Natuurlijk voldeed Nederland in 1900 maar in geringe mate aan hedendaagse normen. Ik heb er geen enkel probleem mee om dat te erkennen, maar wat is de waarde ervan om tijdperken de maat te nemen met hedendaagse normen?
Wanneer we zo te werk gaan dan zouden we de Atheense democratie met terugwerkende het recht moeten ontzeggen om de term democratie te gebruiken. Ze zouden in deze grafiek vermoedelijk in een negatieve score terechtkomen.
Een dergelijke opzet voegt niets toe aan een begrip van de ontwikkeling van democratie. Het streelt hooguit het hedendaagse ego.
Cerridwen zegt
Het voegt juist wel wat toe, want je maakt de ontwikkeling zichtbaar. Het voorkomt dat we als we horen dat Athene een democratie was, dan het verkeerde beeld krijgen dat het er net zo aan toe ging als bij ons nu. En dan moet je inderdaad misschien constateren dat Athene volgens onze huidige definitie geen democratie was.
Er is niets mis met vaststellen dat er in de loop der geschiedenis vooruitgang is geboekt. Als puntje bij paaltje komt zullen weinig mensen willen ruilen met een historisch tijdperk.
Jos van Dijk zegt
De lijst indicatoren is erg lang en het is zo 1,2,3 niet te zien wat er allemaal onder wordt verstaan. Ik zag ‘party ban’ er bij staan. Ik vroeg me af of gedeeltelijke uitsluiting van partijen (wethouders, Kamercommissies, zendtijd, zaalhuur, demonstratievrijheid) ook meegenomen wordt. In Nederland heeft de CPN daar in de koude oorlog mee te maken gehad.
Rob Franken zegt
Toch begrijp ik jullie niet. Je houdt een lange discussie of je de “democratie van toen” moet meten langs de “democratische normen van nu” (het lijkt mij dat als je de democratie van toen meet langs de normen van toen, dat je altijd in de buurt van 100% uitkomt, maar goed). Maar mijn vraag waarom “congruentie” niet meegenomen wordt in het lijstje van “democratische normen van nu”, wordt afgedaan met de vaststelling dat je dat moeilijk kunt meten. Ik begrijp dat wel, maar dat is toch geen excuus? Nu laat het plaatje allemaal lijntjes zien, die omhoog gaan. Terwijl Armen juist betoogt dat Wilders een punt heeft, namelijk dat de Nederlandse democratie niet zo perfect is, als je ook congruentie meeneemt. Als je zo’n relevante parameter buiten je plaatje houdt, omdat die parameter moeilijk te meten is, dan maakt dat toch je plaatje minder relevant, zou ik zeggen. Twee voorbeelden van vandaag: http://www.nu.nl/politiek/4134112/geenpeil-haalt-445000-handtekeningen-referendum.html terwijl de “politiek” toch vóór had gestemd, en http://www.nu.nl/binnenland/4133801/meerderheid-80-miljoen-euro-staatsgeld-rembrandts.html terwijl Bussemaker net had gezegd, dat de aankoop wel zou lukken. Hoe democratisch is Nederland dan?