De grensoverschrijdende uitingen van FvD-leden in chatgroepen (NRC, 22-1-2022) zijn voor een belangrijk deel het gevolg van een van die typisch menselijke neigingen: de neiging tot groepspolarisatie. Binnen mijn vakgebied, de sociale psychologie, wordt daarmee níet bedoeld dat de kloof tussen groepen groter wordt, maar dat mensen bínnen een groep steeds extremer de richting op gaan waarin ze al neigden. Een overleg begint bijvoorbeeld met een zwakke neiging om optie A te verkiezen boven B; als alle groepsleden die neiging hebben (of als groepsleden met een andere voorkeur zwijgen, wat ook nogal eens gebeurt), is aan het eind van de discussie de voorkeur voor A groter en de weerstand tegen B eveneens. Het groepsstandpunt wordt dus extremer dan het gemiddelde van de aanvankelijke standpunten.
Hoe is dit te verklaren? Deels doordat mensen elkaars argumenten horen en dus meer overtuigd raken. Deels doordat bekende vertekeningen in informatieverwerking – zoals meer aandacht besteden aan informatie die bij je mening of voorkeur aansluit; naar jezelf toe redeneren; tegengeluiden niet registreren of er extra kritisch op zijn zodat je ze kunt verwerpen – binnen een groep vaak worden versterkt. Dat hangt samen met een derde factor, de behoefte erbij te horen en de harmonie in de groep niet te verstoren. Mensen willen geen buitenbeentje of dwarsligger zijn binnen hun groep. Maar belangrijker nog: ze willen een ‘goed’ groepslid zijn, een goede vertegenwoordiger van de groepsgedachte. Naarmate je het standpunt van de groep beter verwoordt – of sterker, duidelijker, stelliger, en dus vaak: extremer – kan je status meer stijgen.
Dit bleek al uit onderzoek in de tijd voor internet, toen groepsprocessen zich nog uitsluitend live afspeelden. Inmiddels hebben veel groepen alleen virtueel contact met elkaar, op sociale media of in chatgroepen. Nog los van de rol van hun virtuele bubbel en selectieve blootstelling aan informatie, conformeren ze zich ook in die groepen, waardoor ze het standpunt van de groep overnemen. En doen daar vervolgens nog een schepje bovenop om acceptatie en status binnen de groep te verwerven. Dat gebeurt in alle groepen en dus ook binnen politieke partijen. Dat hóeft niet te leiden tot steeds extremere standpunten: dat hangt af van de groepsnorm. Als er binnen een partij een duidelijke norm heerst voor nuance en gematigdheid, zullen groepsleden juist proberen te laten zien hoe genuanceerd te zijn. Maar ligt het accent meer op stevig en radicaal, dan wordt de groep steeds radicaler.
In de Telegram-groepen van FvD-leden, werd bijvoorbeeld voorgesteld om iemand te ‘lynchen’ (boodschap: ‘kijk eens hoe goed ik snap dat deze persoon fout is’), adressen van politici werden gedeeld (‘kijk eens hoe goed ik kan helpen om met onze vijand af te rekenen’), er waren beschrijvingen wat men iemand allemaal zou willen aandoen (‘kijk eens hoe sterk ik dit durf te verwoorden’). Het zijn allemaal manieren om tegen anderen te zeggen: kijk eens wat een goed groepslid ik ben. En om erkenning te krijgen van groepsleden die al hoger zijn in de pikorde, zoals Kamerleden – die het gedrag inderdaad belonen: denk aan Gideon van Meijeren die zei dat hij trots is op zijn leden. Andere groepsleden willen daar vervolgens weer tegenop bieden, met als gevolg dat de uitlatingen steeds extremer worden.
Binnen de eigen bubbel is er ook geen correctie vanuit de wereld daarbuiten, en mensen hebben toch al de neiging om te overschatten in hoeverre hun standpunten worden gedeeld door anderen (het false consensus-effect). Zo gaat men de eigen ideeën als normaal beschouwen en de ideeën van andere groepen als onredelijk en ‘idioot’. Mensen zien hun eigen opvattingen niet als gepolariseerd: ‘zij’ zijn extreem, ‘wij’ niet. De vanzelfsprekendheid waarmee Pepijn van Houwelingen begon over tribunalen illustreert dit. In zijn kringen is daarover al zoveel gesproken dat het als een gegeven wordt beschouwd. Met zijn optreden scoort hij ook weer punten: hij is de held die het durft te zeggen tegen alle onnozelaars die het nog niet in de gaten hebben.
Juist door de werking van groepspolarisatie worden dus inderdaad grenzen overschreden (reden waarom mainstream media er dan toch maar weer aandacht aan besteden, wat het gedrag extra belonend maakt). Individueel, gevraagd naar de achtergrond van hun haatdragende en vaak racistische, antisemitische of misogyne uitingen, zeggen deze mensen vaak dat ze het ‘zo niet bedoelden’. Twee leden van de extreemrechtse organisatie The Base, die na racistische en gewelddadige uitingen in een chatgroep voor de rechter verschenen, verklaarden dat het grootspraak was; ze waren eenzaam.
Ze wilden erbij horen. Iets dat we allemaal willen en allemaal proberen op onze eigen manier, in onze eigen groepen. Dat is het paradoxale hiervan: in de fundamenten zijn deze mensen net als wij allemaal, in hun verlangen erbij te horen, waardering en status te krijgen vanuit hun groep.
Ronald Heijman zegt
M.i. juiste analyse. Daarom is het belangrijk om de leiders tot fatsoenlijk en rechtstatelijk gedrag te bewegen.
Leiders van fatsoenlijke, rechtstatelijke partijen, Kamervoorzitters en rechters hebben hierbij een verantwoordelijkheid om extreem rechtse leiders tot de orde te roepen of uit te sluiten.
Bulent zegt
Dus in feite zeg je: mensen zijn niet echt “boos” op een andere groep, mensen zijn enkel hun identiteit in de groep aan het bevestigen.
Maar feitelijk zijn de verschillen tussen individuen op bijvoorbeeld sociaal en economisch vlak groter geworden door bijvoorbeeld internet en financieel vermogen. En daarmee de mogelijkheden tot tegenstellingen tussen groepen.
Ik vraag me af of aspecten als individualisering (beschouw ik overigens als positief) ook hierin heeft bijgedragen. Een eigen mening (kunnen) voordragen ipv de groepsleider te volgen zorgt ook voor versterking van geluiden.