In 2002, na de Paarse periode en de Fortuynrevolte, landde het CDA plots weer in het centrum van de macht. Partijleider Jan Peter Balkenende zou drie verkiezingen op rij winnen, vier kabinetten leiden, en een bepalende rol spelen in de coalitieformatie. Dat eindigde in 2010. Maar waardoor heeft het CDA zijn grip op de macht verloren?
Een recente studie van Huib Pellikaan (UL), Sarah de Lange (UvA) en mijzelf in Government & Opposition werpt hier licht op. Het is al te gemakkelijk te denken dat het CDA zijn machtspositie verloor doordat de partij in 2010 en 2012 werd afgestraft door de kiezer. Dat is slechts een deel van de verklaring. Het tweede deel van de verklaring ligt bij het CDA zelf. De christendemocraten hebben zichzelf sinds 2010 programmatisch buiten het centrum van de macht geplaatst.
Intermezzo: Voor de methodenjunkies
Sinds 2002 kunnen we het Nederlandse partijpolitieke landschap het best begrijpen aan de hand van twee politieke tegenstellingen: een economische (staatsingrijpen vs vrije markt) en een culturele (multiculturalisme vs monoculturalisme). Op basis van de verkiezingsuitslag en programmatische overeenkomsten zoeken partijen na de verkiezingen naar een stabiele regeringscoalitie. In Nederland wordt bijna altijd gezocht naar een meerderheidscoalitie, en bovendien een waarbij programmatisch aaneengesloten partijen gezamenlijk aan een coalitie deelnemen. Het gaat dus om (minimal) connected, winning coalities.
Door partijposities in dit politieke landschap vast te stellen (via inhoudsanalyse van partijprogramma’s) en dit te combineren met de verkiezingsuitslag, konden Pellikaan, De Lange en ik de strategische uitgangsposities bij de coalitieformatie reconstrueren. Dat leverde opmerkelijke conclusies op.
Centrum van de macht
Bij de Tweede-Kamerverkiezing van 2002 werd het CDA van Jan Peter Balkenende de grootste, in de luwte van de politieke strijd tussen Pim Fortuyn en de Paarse partijen. Strategisch was die uitslag bijzonder gunstig. Voor alle mogelijke meerderheidscoalities (tussen partijen die programmatisch op elkaar lijken) was deelname van het CDA noodzakelijk. Dat betekent niet alleen dat het CDA zou regeren, maar ook dat het voor een belangrijk deel kon afdwingen welke coalitie gevormd zou worden. Uiteindelijk zou er een regering komen tussen CDA, LPF en VVD.
In 2006 zien we dat het CDA nog altijd heel dominant is, maar niet zo dominant als in 2002 en 2003. De christendemocraten zijn nog altijd nodig voor een groot deel (70%) van de connected winning coalities, maar niet voor alle. Gelukkig voor het CDA waren die alternatieve coalities niet realistisch. Een eerste alternatieve coalitie zou samenwerking vragen tussen een groep linkse partijen (waaronder PvdA en SP) met nieuwkomer PVV. Een tweede alternatief is in elk geval geopperd: een linkse meerderheid van progressieve partijen. Dat zou echter een coalitie vergen tussen maar liefst zes partijen (PvdA, SP, GroenLinks, ChristenUnie, D66, Partij voor de Dieren), die op economische thema’s zeer uiteenlopende posities innamen. De facto bleef het CDA daarom dominant. De strategisch zwakste positie had de VVD: voor elke connected winning coalitie was het afhankelijk van het CDA.
Electoraal verlies, programmatische verschuivingen
In 2010 ondergaat het CDA twee grote veranderingen en verliest het de grip op de macht. Ten eerste gaat de partij bij de verkiezingen hard onderuit. De partij verliest bijna de helft van zijn zetels. Ten tweede is ze op economisch gebied nadrukkelijk naar rechts verschoven, een stijlbreuk met de oude opvatting dat het CDA niet naar links en niet naar rechts buigt. Gezamenlijk hebben deze verschuivingen belangrijke strategische gevolgen. Er zijn veel coalities mogelijk zonder deelname van de christendemocraten. Het CDA is nodig voor nog slechts 36% van de mogelijke (minimal) connected winning coalities; de VVD is niet langer strikt afhankelijk van het CDA. Uiteindelijk worden twee alternatieven onderzocht: PaarsPlus (tussen VVD, PvdA, D66 en GroenLinks) en het rechts-conservatieve kabinet VVD-PVV-CDA. De laatste coalitie wordt gevormd, maar voor het CDA niet vanuit een positie van dominantie.
De positie van het CDA verzwakt nog verder in 2012. Het zeteltal loopt verder terug, de partij houdt zich programmatisch op in een uithoek van het partijstelsel. Het CDA kan nauwelijks nog een claim leggen op de formatie: geen enkele connected winning coalitie met het CDA ligt voor de hand. Maar dat geldt eigenlijk voor elke connected winning coalitie in 2012, met of zonder het CDA. Zo’n coalitie zou na 2012 vereisen dat minstens vijf partijen zouden samenwerken, bijvoorbeeld als de zojuist gevallen coalitie (VVD-PVV-CDA) toch wordt voortgezet, met aanvulling van D66 en eventueel de SGP. Coalities zonder zowel VVD als PvdA waren nauwelijks denkbaar; en die twee partijen hadden in de Tweede Kamer weer geen steun nodig van andere coalitiepartners. Niet alleen het CDA had zijn grip op de macht verloren, het partijstelsel had zelf geen strategisch centrum meer.
Zwalken is niet genoeg
Het CDA is sinds 2010 zoekende. De partij koos onder Maxime Verhagen voor een nadrukkelijk conservatievere koers. In 2012 haalde partijvoorzitter Ruth Peetoom de media met de nieuwe koers in ‘het radicale midden’. Maar programmatisch en in het parlement bleek partijleider Sybrand Buma daar weinig invulling aan te geven: Het CDA presenteerde zich eerder als het rechtse alternatief voor de VVD.
In aanloop naar de verkiezingen van 2017 lijkt het CDA toch weer wat naar het politieke midden te schuiven. Zo’n koerswijziging zal niet genoeg zijn voor het CDA om zijn traditionele positie in het centrum van de macht te heroveren. Simulaties laten zien dat het CDA aan twee voorwaarden moet voldoen: om weer dominant te kunnen zijn in de kabinetsformatie moeten de christendemocraten (1) programmatisch terug naar het politieke midden, en (2) de verloren kiezersschare terugwinnen. Zelfs met de oude electorale verhoudingen zou het CDA zijn machtspositie niet heroveren, als het programmatisch vasthoudt aan een economisch uitgesproken conservatieve koers. En zelfs een programmatische verschuiving terug naar het politiek midden zal niet helpen, als het CDA niet in staat is de verloren kiezers opnieuw aan zich te binden.
Om weer een machtspartij te worden moet het CDA dus zowel naar het midden schuiven als electoraal succes boeken. Dat is geen makkelijke opgave.
Philip zegt
Dus in 2012 was CDA linkser (of minder rechts) èn cultureel liberaler dan D66?
Joost zegt
Ja, dat is wel een opmerkelijke bevinding.
In het artikel stelt de auteur dat ook in 2012 het CDA zich niet alleen in het parlement, maar ook programmatisch “eerder als het rechtse alternatief voor de VVD” presenteerde, maar daarvoor wordt naar een AD artikel verwezen. Hun eigen analyse van de partijprogrammas plaatst het CDA in dat jaar juist in het midden. Zo te zien op dezelfde positie als in 2006, en even links maar multicultureler dan in 2002. Dus daar lijkt de analyse van de auteur af te wijken van zijn data?
Tom van der Meer zegt
Die verschuiving lijkt het gevolg van de koersverandering die onder Peetoom werd ingezet. Maar in het parlement en in de verkiezingscampagne werd dan weer selectief geput uit dat programma. Mijn formulering is hier inderdaad slordig. Ik verwijs op dat punt in de tekst niet naar de formele opvattingen in het verkiezingsprogramma.