“Niet alleen boze witte mannen, maar ook linkse rakkers of christenen” schrijft NRC over nee-stemmers na het referendum over het EU-associatieverdrag met Oekraïne. Dat opvattingen over (aspecten van) de EU niet eenduidig zijn valt ook op doordat ze niet gemakkelijk op een links-rechts spectrum geplaatst kunnen worden. Dit zie je bijvoorbeeld aan groeperingen als de Gele Hesjes, die expliciet Eurosceptisch zijn maar zichzelf geen politieke kleur toeschrijven, en aan de achterbannen van pro-EU politieke partijen die lang niet altijd enthousiast zijn over de EU. Kortom, wanneer we het hebben over de EU zit het publiek vol schijnbare tegenstellingen. Het lijkt wel alsof de EU voor iedereen iets anders betekent.
Hier is echter amper onderzoek naar gedaan. Hoewel er veel gekeken is naar publieke opvattingen over de Europese Unie, is nog niet duidelijk of en hoe de EU in betekenis verschilt voor verschillende burgers. De verschillende betekenissen die de EU heeft onder Nederlanders leggen wij bloot in een recent gepubliceerd artikel.
In kleinschalige groepen interviewden we in totaal 45 Nederlanders over hun opvattingen over en evaluaties van de EU. De deelnemers kwamen uit alle windstreken van Nederland, en verschilden in leeftijd, opleidingsniveau en beroep. Ook interviewden we een aantal mensen die zichzelf identificeren als expliciet voor of tegen de EU. Uit deze interviews blijkt dat Nederlanders op verschillende manieren betekenis geven aan de EU: op een pragmatische, federalistische, en een anti-establishment manier. Bovendien zijn er burgers die onverschillig staan tegenover de EU.
Verschillende manieren van kijken
Binnen de pragmatische manier van kijken wordt de EU gezien als een instrument om dingen te bereiken en mogelijk te maken die Nederland niet alleen kan. Kortom, als een middel tot een doel. De zaken waar de EU zich wel en niet mee bezig zou moeten houden en hoeveel zelfstandigheid Nederland zou moeten opgeven aan de EU zijn belangrijke thema’s binnen dit discours. Zoals een respondent stelt: “Kijk, dat je dingen over klimaat afspreekt en over verkeer en over veiligheid: prima. Maar dat geneuzel over dit soort kleine dingen. Dat ze zitten te bemoeien met onze pensioenen … dat vind ik ook te veel”. Over het algemeen gaat een pragmatische blik gepaard met kritiek op verschillende onderdelen van de EU, terwijl het bestaan en voortbestaan van de unie wel wordt omarmd: “het lijkt alsof ik heel negatief ben, maar ik vind de Europese Unie an sich een heel goed streven”.
Kenmerkend voor een federalistische kijk is een sterke focus op de EU als geheel in plaats van op individuele lidstaten. Het idee is dat de EU momenteel eerder te beperkt dan te veelomvattend is: “mijn droomscenario zou zijn een meer federaal, meer Verenigde Staten van Europa”. Volgens dit discours belemmert de zelfstandigheid van lidstaten de EU omdat “we nog steeds zo denken in natiestaten in plaats van Europa zelf”. Omdat de EU binnen deze manier van kijken wordt gezien als een verenigd bolwerk waarin alle burgers samen horen, staat de EU boven individuele natiestaten en is verdere samenwerking niet alleen wenselijk maar ook een doel op zichzelf.
De anti-establishment kijk staat hier recht tegenover. Hier wordt de EU gezien als een instrument dat door een kwaadwillende elite wordt gebruikt om Nederland en de ‘gewone man’ uit te buiten. De EU kenmerkt zich volgens dit discours door “totale controle door de elite en onderdrukking”, waarbij deze elite wordt gezien als “corrupt”, waarmee wordt bedoeld dat deze uitsluitend haar eigenbelang najaagt.Het idee is dat iemand alleen tot deze elite kan behoren als “je narcistisch bent, geen empathie hebt, […] graag kruipt voor een dikke bankrekening”. Ook heeft de EU volgens deze manier van kijken de Nederlandse politiek onder de duim, en wordt Rutte gezien als “de loopjongen van de EU”.
In tegenstelling tot aanhangers van de voorgaande drie manieren van kijken, geeft niet iedereen expliciet betekenis aan de EU: een laatste discours kenmerkt zich juist door onverschilligheid. Spreken over de EU gaat hier vaak gepaard met willekeurige associaties en uitspraken als: “Wat betekent de EU voor mij… Ja, voor mij persoonlijk eigenlijk weinig”. En een respondent geeft aan dat informatie over de EU het “ene oor in en andere oor weer d’r uit [gaat]”.
Interessant is dat de uiteenlopende betekenissen die aan de EU worden toegedicht gepaard gaan met gelijksoortige kritiek: dat de EU geld verspilt, weinig transparant is en gebrekkig democratisch is. Maar de redenen die aan deze kritiek ten grondslag liggen verschillen per discours. Waar een pragmatische kijk gepaard gaat met klachten over een gebrek aan democratie omdat dit het monitoren van de afdracht van Nederlandse soevereiniteit belemmert, is volgens een federalistische kijk een gebrek aan democratie een probleem omdat dit ervoor zorgt dat individuele lidstaten te veel macht hebben ten opzichte van de EU zelf, terwijl het binnen het anti-establishment discours wordt gezien als een manier waarop de EU-elite doelbewust de macht van burgers inperkt, waardoor burgers – en Nederland zelf – onderdrukt kunnen worden.
Voorbij het ‘Eurosceptisch’ tot ‘Eurofiel’ spectrum
De verschillende betekenissen van de EU die ons onderzoek blootlegt passen niet gemakkelijk op het veel gebruikte ‘Eurosceptisch’ tot ‘Eurofiel’ spectrum, maar verschillen nominaal van elkaar. En elk van deze betekenissen gaat gepaard met kritiek die weliswaar qua thema overeenkomt, maar om volledig verschillende redenen wordt geuit.
Deze bevindingen zijn allereerst relevant voor verder onderzoek naar opvattingen over de EU: zo is de interpretatie van een simpele surveyvraag over tevredenheid met het democratisch gehalte van de EU afhankelijk van welke betekenis aan de EU geven wordt. Hetzelfde antwoord kan immers om totaal verschillende redenen worden gegeven. Bovendien komt aandacht voor verschillende betekenissen die aan de EU worden toegedicht ook van pas bij het analyseren van de gevolgen van beleidsvoorstellen en informatiecampagnes over de EU. Een informatiecampagne over hoe de EU werkt zal voor ‘federalisten’ geen nieuwe informatie opleveren en dus ineffectief zijn; zal voor mensen met een anti-establishment kijk op de EU gezien worden als een façade voor de kwade bedoelingen van de EU, en daardoor verdere weerstand kunnen creëren; gaat bij onverschilligen ‘het ene oor in en het andere oor weer uit’; en kan onder ‘pragmatici’ op verschillende manieren effect hebben, afhankelijk van welke doelen zij voor de EU weggelegd zien.
Kortom, ons onderzoek laat zien dat mensen verschillende betekenissen aan de EU toedichten, die niet te reduceren zijn tot de mate waarin ze voor of tegen het instituut zijn. En hoewel veel mensen dezelfde kritiekpunten uiten, doen ze dat om volledig verschillende redenen. Het is goed om hier in toekomstig onderzoek rekening mee te houden, net als bij het ontwikkelen van beleidsvoorstellen of informatiecampagnes.
Ronald Heijman zegt
Als een politieke mening toch vooral door emoties wordt gedreven, is deze uitkomst, hoe beperkt ook, toch wel begrijpelijk.
Anderzijds, de burger heeft met de Europese en landelijke verkiezingen behoorlijk wat directe en indirecte invloed op de samenstelling van de Europese bestuursorganen.
Nederland is zelfs kwalitatief oververtegenwoordigd in Europa. We moeten de democratie ook niet dooddemocratiseren, slagkracht en doorzettingskracht is ook belangrijk, vooral in een zeer complexe structuur als de EU. De EU burger wordt door de EU beter bediend dan door de nationale parlementen en regeringen.
Iedereen mag zijn emotionele meningen over de EU hebben, maar feitelijk zijn wij met de EU veel beter af dan zonder.