“Kabinet snijdt nog verder in topinkomens publieke sector,” aldus RTL Nieuws, vorige week. De NOS meldde: “Topinkomens verder aan banden, luchtverkeersleiders uitgezonderd”. Op basis van deze koppen zou je haast denken dat er (weer) nieuwe wetgeving is waarmee de regering de topsalarissen in de (semi)publieke sector wil beperken.
Normering van topinkomens
Dat klopt tot op zekere hoogte: minister Plasterk is bezig met de verdere normering van topinkomens. Eerst zijn salarissen van topfunctionarissen bij instellingen met een publieke taak genormeerd op 130% van het ministerssalaris; vervolgens is de norm aangescherpt naar 100% van het ministerssalaris. Nu wil Plasterk ook het laatste plan hierover uit het Regeerakkoord wettelijk vastleggen, namelijk dat de norm “..niet alleen voor topfunctionarissen, maar voor alle medewerkers” gaat gelden. Echter, wat er onjuist is aan de suggestie die de nieuwskoppen wekken, is dat die wetgeving er nog helemaal niet is: de plannen om de normering op alle medewerkers van toepassing te laten zijn bestaan namelijk slechts uit een conceptwetsvoorstel, dat nu opengesteld is voor consultatie.
Belediging van een staatshoofd
Andere voorgenomen wetgeving die dezer dagen veel media-aandacht krijgt houdt verband met de discussie die ontstaan is omdat de Turkse president Erdogan de Duitse komiek Jan Böhmermann wil vervolgen vanwege belediging. Met name omdat Merkel heeft besloten die vervolging toe te staan, rees de vraag: kan zo’n satire-rel ook in Nederland gebeuren? Hoewel de situatie hier iets anders is, staat er ook in ons Wetboek van Strafrecht een gevangenisstraf op het beledigen van een bevriend staatshoofd.
Politici van allerlei pluimage maakten duidelijk dat ze deze ‘dode letter in de wet’ willen schrappen. Zo stelde VVD-Kamerlid Taverne afgelopen dinsdag naar aanleiding van berichtgeving over het onderwerp mondelinge Kamervragen aan minister Van der Steur (nieuwswaardig: een partijgenoot!). Die liet de volgende dag in een brief aan de Tweede Kamer weten dat hij het wel ziet zitten om de wet aan te passen. In de woorden van de minister: “Mocht in uw Kamer een initiatief wetsvoorstel worden ingediend inzake dit onderwerp en uw Kamer besluiten dit voor behandeling te agenderen, dan zal ik samen met de indieners van dit voorstel bezien of dit voorrang kan krijgen op de voorbereiding van een wetsvoorstel van de zijde van het kabinet.”
De verwijzing naar die initiatiefwet was geen wilde gok van Van der Steur. D66-Kamerlid Kees Verhoeven is namelijk al enige tijd bezig met een wetsvoorstel om de strafbaarheid van belediging van staatshoofden te schrappen. De actualiteit komt in zijn kraam te pas, en de woorden van de minister hebben deze plannen in een stroomversnelling gebracht. De Volkskrant meldt dat Verhoeven zijn initiatiefwetsvoorstel vandaag indient – en dat een Kamermeerderheid binnen bereik is. Saillant, en dus mediageniek, is dat terwijl de minister bereid is de straffen op belediging van buitenlandse staatshoofden te heroverwegen, D66 meteen ook het verbod op majesteitsschennis (belediging van het eigen staatshoofd) wil afschaffen.
Nieuwswaardigheid van wetsvoorstellen
De media-aandacht voor de voorgenomen wetswijzigingen met betrekking tot topsalarissen en de belediging van staatshoofden illustreert een van de bevindingen uit mijn promotieonderzoek. Enige tijd geleden schreef ik over de beperkte media-aandacht voor de behandeling van wetsvoorstellen: “Er zijn maar weinig wetgevingsprocessen die aandacht krijgen in de Nederlandse media. De interactie tussen politiek en journalistiek is vaak voorafgaand aan en na afloop van de behandeling veel intensiever.” Uit gesprekken die ik voerde met ruim dertig journalisten blijkt dat de parlementaire behandeling van wetsvoorstellen maar zelden echt nieuwswaardig is – en dan met name als er iets onverwachts dreigt te gebeuren, zoals conflict tussen of binnen coalitiepartijen, of als een wet verworpen wordt. Journalistiek is het moment waarop een wetsvoorstel aangekondigd of openbaar gemaakt wordt veel interessanter, omdat het dan nog echt ‘nieuws’ is. En volgens dezelfde logica is ook het moment waarop duidelijk wordt of de wet haar doel bereikt soms interessant – met name als dit niet het geval blijkt te zijn (zie ook dit stuk over de flexwet).
Het leenstelsel voor studenten
Dat brengt me bij andere wetgeving waar deze week veel media-aandacht voor is: de Wet studievoorschot hoger onderwijs. Sinds september 2015 is de basisbeurs voor studenten vervangen door een leenstelsel. Deze wet komt voort uit een akkoord dat VVD, PvdA, D66 en GroenLinks in 2014 sloten. De aankondiging daarvan werd toentertijd journalistiek heel interessant bevonden, omdat de wet veel mensen zou gaan raken, maar ook vanwege de ongebruikelijke coalitie, en omdat het akkoord op een bijzondere manier tot stand was gekomen (volgens de Volkskrant ‘bij kaarslicht’, volgens Nu.nl ‘in de tuin van Duisenberg, in strandtent De Staat en thuis bij Klaver’.)
Wat is nu de aanleiding voor het nieuws? Afgelopen maandag stuurde minister Bussemaker de studievoorschotmonitor naar de Tweede Kamer, nadat ScienceGuide die ochtend meldde dat de monitor klaar was en dat ‘zowel de beleidsmakers, de leenstelselcoalitie als de koepels van HBO en WO’ er ‘zware schade mee oplopen’. De boodschap van OCW luidde: de gevolgen van het leenstelsel zijn volgens verwachting. De NOS koos die invalshoek voor de eerste berichtgeving over de monitor. Andere media presenteerden daarentegen een heel ander beeld: zo kopte de Telegraaf bijvoorbeeld ‘Leenstelsel zorgt voor minder studenten’, Trouw ‘Minder studenten na invoering leenstelsel’ en EenVandaag maakte het item ‘Nieuwstrend: instroom kwetsbare studenten gedaald’.
Interactie politiek-journalistiek
Uiteraard werd er politiek meteen gereageerd. ScienceGuide meldde dat SP-Kamerlid Jasper van Dijk Kamervragen had aangemeld, tijdens het Vragenuur op dinsdagmiddag stelde Eppo Bruins van de ChristenUnie uiteindelijk Kamervragen. Vandaag stuurden studentenorganisaties een brandbrief naar de minister, waarin ze haar oproepen de basisbeurs weer in te voeren. Ook die brief kan weer op veel media-aandacht rekenen (zie Metro, RTL Nieuws, het AD, de NOS en de Volkskrant). Journalistiek gezien wordt dit soort kritiek op recent ingevoerde, verstrekkende wetgeving zeer interessant bevonden. De boodschap van het ministerie dat er geen grote problemen zijn met de toegankelijkheid van het hoger onderwijs is daarbij door journalisten nauwelijks overgenomen. En de betiteling van de nieuwe studiefinanciering als ‘studievoorschot’ blijkt definitief weinig succesvol: hoewel de minister aan deze formulering vast blijft houden, schrijven journalisten consequent over het ‘leenstelsel’. En over dat leenstelsel zijn politiek en journalistiek Nederland vermoedelijk nog lang niet uitgesproken.
Afbeelding: Interview Ronald Plasterk, door Alper Çuğun, license.
Geef een reactie
Je moet inloggen om een reactie te kunnen plaatsen.