Even een time-out: genoeg over de nationale implicaties van 20 maart. Hoewel de verkiezingen voor veel kiezers een stem voor/tegen nationaal beleid waren, hebben ze namelijk potentieel ook grote gevolgen voor de provinciale politiek. Maar liefst 9 van de 12 provinciale coalities verloren woensdag hun meerderheid. Hoe verder? En gaat Forum voor Democratie hiervan profiteren?
Het Dagblad Trouw vat het als volgt samen:
De aankomende provinciale formaties zullen uitwijzen of er bestuurd gaat worden mét Forum, of dat er andere coalities zónder mogelijk zijn. In ieder geval is dat de Gedeputeerde Staten in veel provincies hun meerderheid kwijt zijn en dat het politieke speelveld enorm is versnipperd. Per provincie zullen steeds vaker minstens vier partijen nodig zijn om een meerderheidscoalitie te kunnen vormen.
Klinkt omineus. Maar zoals ik in dit blog zal aangeven is de werkelijkheid veel prozaïscher: waarschijnlijk zal het toch allemaal vrij vlot gaan.
De ‘gouden regels’ van coalitievorming
In 2015 schreef ik ook over de coalitievorming na de Provinciale Statenverkiezingen. Als het gaat over nationale coalitievorming weten we namelijk vrij goed welke factoren een rol spelen. Ik zet ze hier nog een keertje op een rijtje. Los van een aantal institutionele factoren; spelen voornamelijk volgende drie zaken een rol – ik noemde ze toen voor het gemak ‘drie gouden regels’.
Tabel 1. Drie gouden regels bij nationale coalitievorming
De regels toegelicht
(1) Bij coalitievorming zouden partijen het liefst een regering vormen met zo weinig mogelijk andere partijen (en een zo klein mogelijke meerderheid). Dat is niet onlogisch, zoals William Riker al in 1962 beargumenteerde. Hoe minder partijen er in een coalitie zitten, hoe meer deze kunnen binnenhalen, zowel qua ´postjes´ als qua beleid.
(2) Ook inhoud en ideologie spelen een rol: het is veel lastiger voor twee partijen die inhoudelijk ver van elkaar liggen om een coalitie te vormen (zie hier). Denk bijvoorbeeld aan GroenLinks en Forum voor Democratie of de SP en de VVD: in beide gevallen moeten de twee partijen zoveel water bij de wijn doen dat een coalitie niet de moeite waard is.
(3) Tot slot zou de zittende regering een voordeel hebben volgens Strøm en collega´s, omdat zij de ´terugvaloptie´ is. Daarnaast hebben dergelijke partijen het voordeel dat ze elkaar kennen en er een zekere mate van vertrouwen is opgebouwd. Uiteraard betekent dit ook dat deze verwachting niet geldt (a) als de vorige coalitie vroegtijdig valt door interne strubbelingen (cf. Rutte I) of (b) ze geen meerderheid meer heeft na de verkiezingen. Dat gebeurt al bij al relatief vaak en daarom zijn bij nationale verkiezingen de eerste twee gouden regels in de praktijk het belangrijkst.
Hoewel andere factoren er ook toe doen, kan je op basis van deze drie regels in een meerderheid van de gevallen voorspellen wat voor soort coalitie er komt.
Bij provinciale coalitievorming: volgorde andersom
De belangrijkste conclusie die ik trok op basis van de coalitievorming bij de Provinciale Staten in 2015: de gouden regels werken daar precies andersom. De belangrijkste factor zijn de onderlinge persoonlijke verhoudingen, dan overeenstemming op voor de provincie belangrijke onderwerpen en dan pas het aantal partijen.
Dat is eigenlijk niet eens zo gek. De Provinciale Staten zijn namelijk bevoegd voor onderwerpen die zich, zeker in 2015, weinig leenden tot grote politieke profilering. Provinciaal bestuur had een hoog technocratisch gehalte en dan is onderling vertrouwen een goede samenwerking cruciaal. Anno 2019 is dat mogelijk net iets minder het geval: het Klimaat-thema is nu duidelijk veel gepolitiseerder, maar toch is er ook op dit terrein tussen de partijen toch nog steeds veel consensus. In de regel gaan provinciale coalities dan ook door als ze hun meerderheid niet verliezen (‘finish the job’).
Hoe het de coalities verging
Hoe verging het de coalities in 2019? Had de komst van Forum voor Democratie ook hier zo’n grote impact? Jazeker. In 2015 verloor de helft van de provinciale coalities de meerderheid (6/12). Nu is dat maar liefst driekwart (9/12). In Limburg en Zeeland blijven de coalities maar nipt overeind.
Tabel 2. Overzicht resultaat coalitie per provincie
Hoe verder: kansen voor FvD
Als de basisregel van provinciale coalitievorming is dat coalities verdergaan als ze dat kunnen, dan is dit goed nieuws voor oppositie- en nieuwe partijen zoals Forum voor Democratie. In onder andere Zuid-Holland neemt de partij dan ook het initiatief tot coalitievorming.
Dat zal dan wel in een brede coalitie moeten zijn. Ondanks de grote overwinning van FvD zijn de Provinciale Staten echter in alle Provincies extreem versnipperd – een andere belangrijke trend van de verkiezingen van 20 maart.
Anders dan Trouw suggereert hoeft dat voor coalitievorming echter geen probleem te zijn: zoals uit tabel 2 blijkt, zijn de provinciale coalities sowieso al erg groot en ideologisch vrij breed. Er was voor 20 maart sowieso geen enkele coalitie met minder dan vier partijen!
Hoe verder: risico’s voor FvD
Toch is het onwaarschijnlijk Forum in veel coalities terechtkomt. Daar zijn twee redenen voor. Allereerst, nieuwe fracties, vooral onverwacht grote, zijn vaak instabieler en dus minder betrouwbaar. Het spookbeeld van “LPF-achtige toestanden” speelt daarbij vaak in het achterhoofd. En dat beeld werd niet bepaald uitgevaagd toen de PVV in een gelijkaardige positie na de Provinciale verkiezingen van 2011 in Limburg aan de macht kwam. Integendeel.
Ten tweede speelt ook het grote belang van goede persoonlijke relaties een rol. Probleem voor FvD is hier dat haar kandidaten en lijsttrekkers grote onbekenden zijn. Als op provinciaal niveau regeren het doel was geweest had de partij wellicht ook aan Provinciale verkiezingsdebatten deelgenomen om deze voor te bereiden. Maar dat was niet het geval (en ook niet het doel).[1]
Dat hoeft voor FvD geen probleem te zijn als er geen alternatieven mogelijk zijn. Maar omdat de grootste partij in alle provincies zo klein is, is geen enkele partij ‘incontournable’ en zijn er in álle provincies meerdere alternatieven. In de provincie Gelderland bv. kan de coalitie vrij eenvoudig verder met uitbreiding van of ChristenUnie of GroenLinks.
Gaan ze erin slagen?
Alles samengenomen kan je verwachten dat FvD vooral op de oppositiebanken zal plaatsnemen: vertrouwen en de ‘klik’ tussen personen is bij Provinciale coalitievorming in de regel namelijk doorslaggevend. Maar in the end is dit natuurlijk een empirische kwestie: we zullen snel genoeg zien of het de partij lukt om coalities te smeden.
En dat biedt dan weer inzicht in de nationale politiek, want de Provinciale Staten zijn een uitstekend laboratorium voor nationale experimenten. Dat is toch wel een van de belangrijkste conclusies van 20 maart.
PS. As an aside: ik geloof niet in het argument van ‘de grote winnaars moeten in de coalitie terechtkomen’. Dan zou je namelijk overal coalities bestaande uit FvD en GroenLinks moeten hebben. Volgens mij wordt geen van de twee vrolijk bij die gedachte (als ze eerlijk zijn).
[1] Hiddema geeft dit ook letterlijk toe: ‘We zitten hier voor de Eerste Kamer, niet voor de provinciën.’
Steven Verbanck zegt
Intussen: https://www.binnenlandsbestuur.nl/bestuur-en-organisatie/nieuws/gros-colleges-gs-breder-samengesteld.10547210.lynkx