Volgens Pim Fortuyn veroorzaakten ze puinhopen, anderen bejubelen nog steeds de verworvenheden. De Paarse kabinetten (1994-2002) zijn een politiek ijkpunt. In het boek Een doodgewoon kabinet: acht jaar Paars beschrijft Klaartje Peters op een heldere en onderhoudende manier hoe in de jaren ’90 de Paarse kabinetten tot stand kwamen en hoe ze functioneerden, en ze maakt daarbij op bescheiden wijze de balans op. Ze heeft uitgebreid met een groot aantal direct betrokkenen gesproken, en laat deze hoofdrolspelers gelukkig ruim zelf aan het woord. Al met al een leuk inkijkje in de keuken. Hieronder een subjectieve selectie van zaken die mij opvielen. De citaten van politici haal ik uit Peters’ boek. Disclaimer: dit is bij lange na geen samenvatting, dus lees het boek vooral zelf.
CDA: we run this country
Het boek van Peters begint met een (voor mij soms enigszins huiveringwekkende) beschrijving van de vanzelfsprekende dominantie van het CDA en diens confessionele voorgangers in de decennia voorafgaand aan 1994. In het grootste deel van de naoorlogse periode waren er drie grote partijen (of partijfamilies): PvdA, het CDA (en voorgangers) en VVD. Twee hiervan waren doorgaans genoeg voor een meerderheid (al dan niet met iets kleins erbij). Omdat een coalitie van PvdA en VVD niet voor de hand lag, had het CDA het hierbij volledig voor het uitkiezen. VVD’er Hans Dijkstal in het boek: “Je hebt natuurlijk geen enkele onderhandelingspositie na de verkiezingen als al van tevoren vaststaat dat je met het CDA moet.” PvdA’er Melkert: “Het CDA was er altijd op uit, althans in onze perceptie, om de duimschroeven nog wat harder aan te draaien.” Na decennia van regeren, in combinatie met een in steen gebeitelde positie in het maatschappelijk middenveld, kon het CDA met recht zeggen: “we run this country” – hoewel CDA-kamerlid Van Iersel deze omstreden uitspraak volgens Peters juist bescheiden had bedoeld (“wij beheren de boel slechts”). Toch is dit een mooi voorbeeld van het ijzeren principe dat een partij in het midden altijd z’n zin krijgt.
Het CDA profiteerde van het zelfbeeld van PvdA en VVD als ultieme tegenpolen. Dat waren ze ook, maar primair op economisch gebied. Er waren echter ook andere thema’s – onderwerpen waarop PvdA en VVD dichter bij elkaar stonden dan bij het CDA, zoals religieus-ethische onderwerpen (winkelen op zondag, abortus). Nieuw was dit niet: de politieke tegenstelling tussen confessionelen en niet-confessionelen bestaat al lang in Nederland. Maar toch, met een toenemende belangstelling voor immateriële zaken en een afnemende economische polarisatie werd in de jaren ’90 het idee van een coalitie tussen VVD en PvdA langzaamaan mogelijk. Vooral D66 en de jongerenpartijen van PvdA en VVD drongen hier op aan. Ook was er toenadering tussen “pragmatische” Kamerleden van PvdA en VVD. PvdA’er Willem Vermeend: “Dat was de tijdgeest. […] Dat speelde zich af in de wandelgangen, samen eten en dat soort dingen. Er werd gekaart en geschaakt.” Paars wordt door de partijleiding van PvdA en VVD als coalitieoptie serieus genomen na de grote verkiezingswinst van D66 in 1994. Van Mierlo sprak zijn partij toe: “Vandaag is Nederland veranderd. […] Nu de politiek nog.”
It’s still the economy, stupid
Maar… zo’n “moderniserende” coalitie die eindelijk doorbraken maakt op nieuwe ethische en bestuurlijke thema’s bleef vooralsnog een wens van D66 – een partij die zich vanouds sterk maakte voor een progressievere kijk op immateriële issues. Het enthousiasme voor Paars was bij Kok (PvdA) noch Bolkestein (VVD) na de verkiezingen van 1994 overdreven hoog. Wim Kok was (als oud-vakbondsman) vooral geïnteresseerd in sociaaleconomische onderwerpen. Bij veel VVD’ers was het niet veel anders. Dit maakte deze partijen huiverig met elkaar te regeren. Bovendien bevond Nederland zich in 1994 nog in een voortslepende recessie. Dat Paars er toch is gekomen lijkt vooral te danken aan de koppigheid van D66-leider Hans van Mierlo (en, maar dat is speculatief, mogelijk aan Koningin Beatrix). De economie was in de formatie het onderwerp, en in het kabinet bleven Melkert (PvdA) en Zalm (VVD) elkaar bestrijden. Het beeld dat sociaal-culturele onderwerpen te midden van de economische gouden bergen van de jaren ’90 de overhand hadden, dankzij een relatieve consensus over economische onderwerpen, behoeft dus bijstelling. (Dat ik dat beeld überhaupt had ligt misschien aan mijn leeftijd – ik maakte het alleen als kind mee.)
Hoe Paars was Paars?
Sterker nog, en dit wist ik niet: zowel PvdA als VVD waren intern verrassend verdeeld over “typisch Paarse” onderwerpen. Het eerste Paarse kabinet heeft (in de woorden van Peters) “op dit vlak weinig ambities”. Een voorbeeld is het homohuwelijk – tegenwoordig vaak genoemd als een archetypisch Paars besluit. Frits Bolkestein en sommige andere VVD’ers waren daar persoonlijk tegen, maar ook Wim Kok en veel andere PvdA’ers liepen er niet warm voor. PvdA’er Jo Ritzen: “Wim Kok en ik verzetten ons enorm tegen de gedachte dat alles wat je anders doet, dat dat progressief is.” Het kabinet schoof het dossier in een la. Aan de andere kant was een deel van de Kamerfracties van PvdA en VVD wél uitgesproken vóór. Zij moedigden het kabinet steeds per motie aan om het homohuwelijk te regelen.
Dit patroon keerde terug bij andere “typisch Paarse” onderwerpen, waaronder versoepeling van de euthanasie en legalisering van prostitutie. Pas tijdens Paars II werden veel van deze zaken geregeld, dankzij progressieve Kamerleden van PvdA en VVD die vanuit het parlement samen met D66 herhaaldelijk druk uitoefenden. Dat het kabinet in Paars II meer meewerkte kwam volgens Peters ook doordat het verzwakte D66 wanhopig probeerde eindelijk iets van haar agenda gerealiseerd te zien, en zich daarom in deze onderwerpen vastbeet. Wim Kok draaide trouwens later wel bij op het onderwerp homohuwelijk. Els Borst: “[D]at is ook het leuke van de man, dat hij zoiets dan toch kan incorporeren.”
Een doodgewoon kabinet
Kortom, Paars ontstond ondanks grote aarzelingen van VVD en PvdA, die zichzelf in de eerste plaats sociaaleconomisch definieerden, en verdeeld waren over immateriële zaken. Deze partijen hadden best wel interesse in het doorbreken van de eeuwige “gijzeling” door het CDA. Maar dat er eindelijk “typisch Paarse zaken” geregeld konden worden – de bekende “verworvenheden van Paars” – was in het begin vooral een wens van D66, en werd eigenlijk pas later omarmd door PvdA en VVD. Wel voelden alle partijen vanaf het begin een “nieuw elan” en was het kabinet op persoonlijk vlak een gezellige boel, zo laat Peters zien (voorafgaand aan de ministerraad was er fitness onder leiding van Erica Terpstra). Paars was een droom van D66 die uitkwam, maar wel een Pyrrhusoverwinning: D66 werd bij de verkiezingen in 1998 en 2002 gedecimeerd. Nog zo’n ijzeren principe: de kleinste coalitiepartij verliest. Eigenlijk doodgewoon dus.
Klaartje Peters, “Een doodgewoon kabinet: acht jaar Paars”.
ISBN: 9789461056818. Uitgeverij Boom, €19,90.
Geef een reactie
Je moet inloggen om een reactie te kunnen plaatsen.