De campagneperiode leidt een half-sluimerend bestaan. Te midden van het geweld van de Olympische Spelen en de aandacht voor Plasterk en de NSA, zullen politieke partijen binnenkort toch de strijd aan moeten gaan om kiezers aan zich te bieden en zullen zich inhoudelijk van elkaar proberen te onderscheiden.
Een van de klassieke vraagstukken in politicologie betreft de wijze waarop partijen deze inhoudelijke competitie voeren. Grofweg zijn er twee benaderingen die stellen hoe de inhoudelijke competitie verloopt; twee strategieën die partijen zouden gebruiken om hun ideeën voor het voetlicht te brengen.
Kruis de degens
De eerste strategie is inhoudelijk de degens kruisen. Partijen verschillen van partijvoorkeur, en zullen elkaar het vuur aan de schenen willen leggen. De meeste
één-op-één debatten in de verkiezingscampagne zijn daarop gebaseerd: partijleiders die het scherpst met elkaar van mening verschillen worden tegenover elkaar gezet. Wilders (PVV) tegen Cohen (PvdA) over de multiculturele samenleving. Rutte (VVD) tegen Roemer (SP) over zorg en economie. Partijen verschillen van mening op een thema, en vergroten die verschillen uit.
Normen en waarden, economie, het eerlijke verhaal, en onderwijs
De tweede strategie is het selectief benadrukken van onderwerpen waarop je je wil profileren, onderwerpen die ‘eigen’ zijn aan je partij en waar andere partijen het eigenlijk niet mee oneens kunnen zijn. Zo benadrukte Balkenende tussen 2002 en 2006 met succes zijn thema ‘normen en waarden’, dat uitstekend bij hem en het CDA paste. Mark Rutte verkreeg plots succes in 2010 toen hij alle onderwerpen frame’de in termen van een ‘sterke economie’. Diederik Samsom wilde in 2012 ‘het eerlijke verhaal’. D66 profileert zich vooral sinds 2006 (na het opgeven van de kroonjuwelen) als de Onderwijspartij.
Niemand is tegen normen en waarden, tegen een sterke economie, tegen een eerlijk verhaal, tegen onderwijs – althans, niet zo lang deze thema’s niet verder worden ingevuld. Partijen en partijleiders zouden daarom zo veel mogelijk langs elkaar heen praten. Door issue-owner te worden van een populair thema, geef je de partij een identiteit en bind je kiezers aan je.
De twee strategieën hangen samen met twee benaderingen in het Europese politicologische onderzoek naar partijposities en electorale competitie. Als de eerste strategie werkt, moeten onderzoekers zich primair richten op inhoudelijke tegenstellingen in partijprogramma’s en campagnes – de zogeheten confrontationele benadering. Als de tweede strategie werkt, moeten onderzoekers zich primair richten op de nadruk die thema’s krijgen – de zogeheten saliency-benadering.
Twee benaderingen
Lange tijd domineerde de tweede benadering in het Europese politicologische onderzoek naar partijposities. Het heeft geleid tot gigantische dataverzamelingsprojecten waarbinnen in een enorm aantal landen de verkiezingsprogramma’s – steeds vaker automatisch – werden gecodeerd. De onderzoekers van het Comparative Manifestos Project stellen dat kiezers verschillende prioriteiten leggen, en dat partijen daarom goeddeels dezelfde posities oppikken. Zelfs als empirisch blijkt dat fundamenteel verschillende standpunten op zo’n thema ingenomen worden, zo stelt deze theorie, zou in de praktijk nog altijd één van de twee domineren.
De confrontationele benadering (zie oa hier en hier), die stelt dat partijen wel degelijk verschillende inhoudelijke standpunten innemen (al is het binnen de beperkte marges die een moderne democratie toestaat), is veel minder wijdverbreid. Toch kwam de saliency-benadering steeds meer onder vuur te liggen.
Tegenstellingen en overeenstemmingen
Maar welk van de benaderingen is het nuttigst? Welke strategie wordt nu daadwerkelijk door politieke partijen gebruikt?
Deze maand verscheen een studie van vier politicologen uit Wenen [GEEN paywall!] naar Oostenrijkse verkiezingsprogramma’s, waarin dit fijntjes wordt uitgezocht.
Ja, partijen leggen meer nadruk op die thema’s waarvan zij onder kiezers de natuurlijke ‘eigenaar’ zijn. En ja, partijen leggen wat minder nadruk op die thema’s waarop hun standpunten electoraal ongunstig zijn.
Maar uit de analyse blijkt dat inhoudelijke verschillen van opvatting belangrijker zijn dan verschillen in nadruk. Dat geldt vooral op het thema Europa. Milieu is het enige thema waar partijen het inhoudelijk zozeer met elkaar eens zijn dat de belangrijkste verschillen draaien om een verschil in nadruk van het thema.
De Weense studie zegt niet welk van de twee strategieën het meest effectief is, wel dat partijen zich het meest richten op inhoudelijke tegenstellingen. En dat geldt vooral voor het thema Europa. De continue inzet van met name de PVV om Europa te politiseren is in dat licht strategisch.
Armen Hakhverdian zegt
Wat is het verschil tussen de ‘confrontationele’ benadering en simpelweg verschillende posities op een issue innemen (zoals bijvoorbeeld in de Downsiaanse traditie)?
Tom van der Meer zegt
Dat Downsiaanse, economische ‘model’ is vele malen algemener. Posities daarbinnen kunnen ingevuld worden met saliency (wie vaker sociale zekerheid benadrukt zou linkser zijn) of met confrontatie (inhoudelijke positie dat sociale zekerheid genereuzer zou moeten zijn dan nu).
Laurenz Ennser-Jedenastik zegt
Nice post. And thanks for the reference to our article (which by the way is not paywalled)!
Despite some of our results I do believe that there is in many cases a relationship between saliencies and positions, it’s just not necessarily linear. But you would expect parties who use their competence/ownership advantage on an issue to be at one extreme of the respective dimension (like the PVV on Europe).