Meer dan een halfjaar geleden mochten kiezers naar de stembus voor de Tweede Kamerverkiezingen. Terwijl de regeringsvorming bijzonder langzaam is, gaat het werk in de Kamer – voor een deel – gewoon door. Er is weliswaar weinig wetgeving, maar zoals gebruikelijk worden er veel moties ingediend en in stemming gebracht. Hoewel niet juridisch bindend, geven die Kameruitspraken toch richting aan het beleid, zeker nu er geen missionair kabinet is. De regeringspartijen zijn minder sterk aan elkaar gebonden – de regering is immers gevallen en er zijn daarna ook nog nieuwe verkiezingen geweest. Dat bleek opnieuw toen de ChristenUnie vorige week twee moties van afkeuring steunde. Daarom rijst de vraag in hoeverre dit het stemgedrag in de Tweede Kamer heeft veranderd.
Overeenkomsten in stemgedrag
Een eenvoudige manier om het stemgedrag van partijen in kaart te brengen, is door voor elke combinatie van twee partijen te bekijken hoe vaak ze hetzelfde stemmen. Het gaat hier om alle stemmingen over moties, amendementen, wetsvoorstellen en een enkel ander voorstel sinds 30 maart 2021. Hierbij zijn alle voorstellen meegenomen, ook unanieme stemmingen. Mede daardoor is het laagste percentage in de hele tabel 43% voor GL en Forum voor Democratie. Die partijen stemmen in 43% van de stemmingen hetzelfde, maar dat kan ook om heel technische of onomstreden punten zijn. Of ze stemmen beiden tegen een voorstel, maar dat kan om geheel andere redenen zijn.
We kunnen in het stemgedrag ruwweg drie blokken aan partijen onderscheiden: de ‘linkse’ oppositie, de uitgaande coalitie en de ‘rechtse’ oppositie. De coalitiepartijen – in het midden van de figuur – stemmen nog steeds relatief vaak hetzelfde, bijv. 78% voor D66 en VVD. Die partijen stemden tot de val kabinet echter in 86% van de keren samen (zie onder). Ook bij de andere coalitiepartijen zie je zo’n soort daling. Deze partijen staan programmatisch natuurlijk enigszins bij elkaar in de buurt en bovendien hebben ze alle vier bewindslieden in het demissionaire kabinet. Maar ze hoeven niet (of in ieder geval minder vaak) gezamenlijk te stemmen om de afspraken uit het regeerakkoord na te komen.
In het ‘rechterblok’ zien we BBB, JA21, Groep Van Haga, PVV en FvD. De SGP zou je daar ook bij kunnen rekenen, maar die stemt eigenlijk vrijwel net zo vaak met de coalitiepartijen (vooral VVD en CDA) mee als met andere oppositiepartijen ter rechterzijde. Dat is een positie die de SGP al enkele jaren inneemt – voor de val van het kabinet was dat patroon minstens zo sterk.
Van de andere partijen in het rechtse blok valt verder BBB op. Deze partij stemt weliswaar iets vaker hetzelfde als rechtse partijen als JA21 (72%) of de PVV (73%), maar stemt ook regelmatig hetzelfde als BIJ1 (61%) of Denk (70%). Bij JA21, PVV en FVD zijn die verschillen veel groter. Zo stemt JA21 in 77% van de stemmingen hetzelfde als de PVV, en maar 49% hetzelfde als BIJ1. De kern van het rechtse blok wordt dus gevormd door JA21, PVV, FvD en Groep Van Haga.
Variatie ter linkerzijde
Ter ‘linkerzijde’ van de coalitiepartijen is er ook een behoorlijke variatie. Veelal stemmen deze partijen, van BIJ1 tot 50PLUS, in op z’n minst 80% van de stemming hetzelfde. Sommige duo’s stemmen helemaal vaak hetzelfde, bijvoorbeeld PvdA en GroenLinks (94%) – niet verbazingwekkend gezien hun opstelling in de formatie. Maar ook Volt stemt opvallend vaak hetzelfde als PvdA en GroenLinks (91% en 93% respectievelijk), duidelijk vaker dan bijvoorbeeld D66 (79%).
PvdA en GroenLinks (en Volt) stemmen ook vrij regelmatig hetzelfde als D66 en CU (zo’n 76% tot 79%); dat ligt toch een stukje hoger dan de mate waarin andere oppositiepartijen ter linkerzijde hetzelfde stemgedrag vertonen als D66 en CU. Maar voor CDA en VVD geldt dat een stuk minder: PvdA en GroenLinks stemmen in 67-68% van de stemmingen hetzelfde als CDA, en bij de VVD is dat maar 60-61%. Van het linkse blok staan PvdA, GroenLinks en Volt dus het dichtste bij de coalitiepartijen, maar dan vooral bij D66 en ChristenUnie. Ter vergelijking: JA21 en BBB stemmen ook ‘slechts’ zo’n 60% tot 65% hetzelfde als CDA en VVD. De tegenstelling tussen coalitie en oppositiepartijen zal daar, ondanks de demissionaire status van het kabinet, invloed op hebben. Maar het zou ook zo kunnen zijn dat PvdA en GroenLinks de verschillen met CDA en VVD niet al te veel wilden opblazen, terwijl JA21 en BBB allicht hun verschillen met CDA en VVD wel wilden benadrukken. Nu het linkse duo uit beeld is in de regeringsformatie, zal daar misschien verandering in komen.
Stemgedrag op de kaart
Om de patronen in het stemgedrag beter zichtbaar te maken kunnen we een Optimal Classification analyse uitvoeren. Die is erop gericht om de onderliggende dimensies van het stemgedrag van partijen te laten zien. Een OC-analyse resulteert in een plaatje van partijen in één of meerdere dimensies, waarbij vooral de afstanden tussen partijen informatief zijn. Partijen die vaak hetzelfde stemmen staan dichtbij elkaar, partijen die vaak anders stemmen staan veraf. De dimensies hebben geen inherente betekenis, maar we kunnen daar wel een interpretatie aan geven.
Ik heb zo’n analyse gemaakt voor de missionaire periode van Rutte-III en de periode sinds het aantreden van de nieuwe Tweede Kamer. Omdat de dimensies geen inherente betekenis hebben, kun je het resultaat ook draaien zonder dat de betekenis verandert. Dit heb ik voor beide plaatjes gedaan (zgn. procrustesrotatie), waardoor ze zo goed mogelijk op elkaar passen. De verschillen die overblijven laten zien hoe de partijposities ten opzichte van elkaar zijn gewijzigd.
Grofweg kunnen we een onderscheid maken tussen de (uitgaande) regeringspartijen versus de oppositie op de verticale as en tussen links en rechts op de horizontale as. Linksboven zien we de meest oppositionele linkse partijen (PvdD, SP, BIJ1), rechtsboven de meest oppositionele rechtse partijen (PVV, FvD) en onderaan de coalitiepartijen.
Er zijn verschillende positieverschuivingen te zien na het aftreden van het kabinet. We zien bijvoorbeeld D66 vrij stevig weg bewegen van VVD en CDA. Ook de ChristenUnie beweegt enigszins in de richting van de linkse oppositie. PvdA en GroenLinks bewegen juist in de richting van D66 en CU.
CDA en VVD bewegen niet richting de rechtse oppositie, maar nog wat verder van het rechtse blok vandaan en iets dichterbij de linkse oppositie. Dat komt allicht ook omdat er meer rechtse oppositiepartijen bij zijn gekomen, die regelmatig afwijkend stemmen van CDA en VVD. We zagen in de tabellen hierboven al dat de VVD vaker hetzelfde stemt als GroenLinks (61%) dan PVV (57%) en FvD (54%) in de nieuw aangetreden Kamer.
In het rechtse oppositieblok valt de verschuiving van FvD op: deze partij stemt in de nieuwe Kamer vaker rechts en anti-establishment dan voor januari 2021. Dat past bij het veranderende profiel van de partij, die zowel op het gebied van immigratie als later ook op het gebied van corona extremere standpunten innam.
Enkele partijen zweven enigszins tussen de drie blokken in: de BoerBurgerBeweging (BBB) staat het dichtste bij het rechtse blok, maar is wel een beetje een buitenbeentje, net als de SGP. Die laatste partij is tussen het blok van de regeringspartijen en van de rechtste oppositie gepositioneerd. De Fractie Den Haan staat het dichtste bij de linkse oppositie, maar net als 50PLUS eerder, aan de rechterzijde van dat blok.
Minderheidskabinet
Sinds het aftreden van het kabinet en de verkiezingen zien we dus dat de coalitie elkaar iets minder stevig vasthoudt, maar toch nog behoorlijk vaak hetzelfde stemt. Dat is mede te verklaren door de opvattingen van de partijen, het feit dat ze nog steeds samenwerken in het demissionaire kabinet en drie van de vier steeds bij de kabinetsformatie betrokken zijn geweest.
De vraag is hoe dat gaat veranderen als de vorming van een minderheidskabinet van VVD, D66 en/of CDA slaagt. Hoewel in de afgelopen periode best steun onder oppositiepartijen te vinden was, zal de manier waarop de formatie is aangepakt bij potentiële partners allicht kwaad bloed hebben gezet – PVV en FvD werden vooraf uitgesloten en met de combinatie PvdA/GroenLinks wilden CDA en VVD niet onderhandelen. De SP stelt duidelijk Rutte niet opnieuw als premier te willen. Dat schept wellicht mogelijkheden voor de kleinere partijen op ‘links ‘en ‘rechts’, zoals JA21, Groep Van Haga, SGP, BBB en Volt. De ‘route’ via JA21 is ook in de Eerste Kamer getalsmatig interessant, maar is voor D66 weinig aantrekkelijk. De sociaal-liberalen mogen hopen dat PvdA en GroenLinks toch bereid zullen zijn wetgeving van een minderheidskabinet te steunen – al zal dat zeker gepaard moeten gaan met compromissen.
Verantwoording
De bovengenoemde analyses zijn uitgevoerd op basis van de Dutch Parliamentary Behaviour Dataset, welke het stemgedrag van politieke partijen in de Tweede Kamer omvat. We gebruiken alle stemmingen (in totaal ruim 15000 stemmingen sinds maart 2017, waarvan bijna 13.000 over moties, zo’n 1500 over amendementen en ongeveer 350 over wetten en 185 over begrotingswetten). Deze dataset wordt ieder jaar bijgewerkt; de nieuwste data komt eind dit jaar beschikbaar.
Voor de analyse maak ik onderscheid tussen de periode waarin Rutte-III missionair was (oktober 2017 tot 15 januari 2021) en de periode na het aantreden van de nieuwe Tweede Kamer eind maart 2021 (tot en met 18 augustus 2021).
De DPBP maakt gebruik van de door de Tweede Kamer ontsloten data. Het ontsluiten van deze data voor sociaal-wetenschappelijk onderzoek werd voor de periode na 2017 mede mogelijk gemaakt door het Profileringsgebied Political Legitimacy van de Universiteit Leiden en als onderdeel van het project ‘Who opposes?’ (Projectnummer: VI.Vidi.195.020) dat gefinancierd is door de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk onderzoek.
Ronald Heijman zegt
Mooi overzicht en geeft duidelijk de politieke blokken weer.
Het is echter de vraag of een minderheidskabinet VVD, D66 en CDA houdbaar is.
Er is een klimaat van afrekening ontstaan dat leidt tot weinig zin in gedogen of samenwerken tussen de de huidige grote coalitiepartijen en de progressieve partijen. Te meer daar ook hun leiders aangeschoten wild zijn binnen de 2e kamer en met verminderd draagvlak bij de bevolking.
Nieuwe verkiezingen lijkt een goed alternatief, waarbij er een behoorlijke verschuiving kan komen door Omtzigt als potentieel grote (2e) partij, verdere afkalving CDA en afkalving D66 en VVD. En verdere uitbouw van Volt, PvdA, Groen Links en PvdD. Een progressief kabinet incl. Omtzigt, D66, PvdA, GL, PvdD en Volt wordt dan mogelijk. Gezien de analyse in dit artikel lijken zij een tamelijk homogene groep te kunnen vormen.
D66 heeft daarvoor de sleutel in handen, door de huidige coalitie te verlaten. Een logische keuze, gericht op de toekomst. Zij moet dan wel accepteren een wat kleinere partij te worden. Typisch iets voor D66, nieuwe bestuursstijl..