Mensen vatten niet al het nieuws hetzelfde op, maar denken vanuit het perspectief van hun politieke ‘stam’. Het is makkelijk om mee te gaan met de argumenten van je favoriete partij, maar op argumenten van de overkant reageren we meestal sceptischer. Dit onderbewuste proces wordt ook wel ‘motivated reasoning’ (gemotiveerd redeneren) genoemd en leidt tot politieke polarisatie tussen linkse en rechtse burgers. Maar het nieuws refereert niet alleen naar politieke groepen (zoals met “linkse” of “rechtse” standpunten), maar ook naar groepen op basis van bijvoorbeeld etniciteit, religie of gender. Wanneer onderwerpen in het maatschappelijk debat naar beide refereren, noemen we dit identiteitspolitiek. Maar hoe werkt gemotiveerd redeneren, wanneer er naast je politieke identiteit nóg een groepsidentiteit in het spel is? Dit onderzochten we in een experiment.
Maatschappelijke status
Sommige groepen hebben meer aanzien en meer toegang tot middelen in de maatschappij dan andere: ze genieten meer maatschappelijke status. De Sociale Identiteitstheorie voorspelt dat mensen in een groep met een lagere status zich sterker door dit aspect van hun identiteit laten leiden wanneer ze zich bedreigd voelen*. Daarom verwachtten we dat iemands politieke identiteit juist belangrijker is voor mensen die behoren tot de groep met een hogere status
Wij testten deze hypothese in Oostenrijk, waar in 2017 een wettelijk genderquotum is ingevoerd voor toezichtraden van grote beursgenoteerde bedrijven. Voorstanders van dit quotum (vooral aan de linkerkant van het politiek spectrum) benadrukten de achtergestelde positie van vrouwen bij het krijgen van zulke posities. Tegenstanders (voornamelijk aan de rechterkant van het politiek spectrum) noemden het quotum discriminatie tegen mannen. Een genderquotum is daarom een goed voorbeeld van identiteitspolitiek: het betreft zowel de politieke als de genderidentiteit. Het is ook een onderwerp met duidelijk statusverschil: vrouwen hebben minder zetels in raden van toezicht dan mannen, en krijgen moeilijker toegang tot leidinggevende functies. We lieten een groep van meer dan 1000 Oostenrijkers een nieuwsartikel lezen dat het quotum ofwel steunde, of verwierp. Vervolgens maten we in hoeverre ze tegenargumenten bedachten en hoe ze over het genderquotum dachten. Dat laatste vergeleken we met een controlegroep waarin participanten een ongerelateerd nieuwsartikel lazen.
Hoe verwerken we nieuws over identiteitspolitiek?
In de onderstaande grafiek zien we hoe sterk participanten gemiddeld argumenteerden tegen het gemanipuleerde nieuwsbericht. Een score boven nul betekent dat mensen sterker argumenteerden tegen het artikel dat het quotum verwierp dan tegen het artikel dat het quotum steunde, en een score onder nul vice versa. We zien dat de mate waarin mannen tegen de artikelen argumenteerden sterk afhankelijk is van hun politieke identiteit: linkse mannen zijn sceptischer over het verwerpen van het genderquotum dan het steunen ervan, maar vooral rechtse mannen argumenteren sterk tegen het pro-quotum artikel vergeleken met het contra-quotum artikel. Wat nog meer opvalt, is dat dit effect voor vrouwen niet aanwezig is.
Figuur: Het verschil in mate van tegenargumentatie tussen mensen die het artikel lazen dat het genderquotum verwerpt of het artikel dat het quotum steunt, met 95%-betrouwbaarheidsinterval (vertaald naar het Nederlands uit ons artikel).
Als we kijken naar de meningen van participanten over het genderquotum, zien we een vergelijkbaar effect. In de figuur hieronder vergelijken we mensen die een van de gemanipuleerde nieuwsberichten lazen over het genderquotum met de controlegroep. Een score boven nul betekent dat deze mensen positiever werden over het genderquotum, en een negatieve score betekent dat deze mensen negatiever over het quotum werden. Hier zien we het effect van de manier waarop mensen onbewust argumenteren: rechtse mannen denken negatiever over het genderquotum, ongeacht welk artikel ze erover lazen. Als het artikel het genderquotum verwierp waren ze immers niet zo sceptisch en bij het artikel dat het quotum steunde bedachten ze allerlei tegenargumenten. Linkse mannen en vrouwen (ongeacht hun politieke voorkeur) verschillen niet van de controlegroep.
Figuur: Het verschil in mening over het genderquotum tussen mensen die de artikelen over het quotum lazen en de controlegroep, met 95%-betrouwbaarheidsinterval (vertaald naar het Nederlands uit ons artikel).
We zien in onze data dus geen universele polarisatie wanneer het over identiteitspolitiek gaat, maar alleen tussen linkse en rechtse mensen die politiek gemotiveerd zijn. Dat is de groep met meer status – in dit geval mannen. Voor de groep met minder status – in dit geval vrouwen – relateert zo’n onderwerp eerder aan hun andere groepsidentiteit (hier gender) en zien we geen verschuivingen. Dat zou kunnen komen omdat zij al sterkere meningen ontwikkeld hebben over dit onderwerp, of omdat het in dit geval gaat om een wet die hun positie versterkt. Beide groepen beschermen hun eigen groep: de mannen beschermen hun politieke groep en de vrouwen hun gender groep. Dit is niet verwonderlijk. Voor mannen is de achterstelling van vrouwen op de arbeidsmarkt abstract, maar voor veel vrouwen kan het een gedeelde ervaring zijn. Wat politiek is voor de een, is persoonlijk voor de ander.
*Dit geldt vooral wanneer mensen niet het gevoel hebben dat ze uit deze groep kunnen stappen, zoals meestal het geval is met gender, seksualiteit of etniciteit, en waarvan ze het onterecht vinden dat ze een lagere status hebben.
Geef een reactie
Je moet inloggen om een reactie te kunnen plaatsen.