De Nederlandse identiteit en diversiteit waren de thema’s van de afgelopen verkiezingscampagne. Het NOS Jeugdjournaal illustreerde het gebrek aan diversiteit treffend. De uitzending van het lijsttrekkersdebat opent met het spelletje ‘Wie Ben Ik?’ Een groot scherm toont portretten van personen met verschillende uiterlijke kenmerken. Een groep kinderen vraagt: “Is het een vrouw?” “Nee, jammer er zitten geen vrouwen tussen.” “Is het iemand met een donkere huidskleur?” “Nee.” Het gaat zo verder tot de vijf gezichten van de lijsttrekkers van de grootste partijen overblijven. “Als je dit zo ziet lijken ze eigenlijk best wel op elkaar”, concludeert de presentator. Niet alleen de lijsttrekkers lijken erg op elkaar, maar ook tussen de gekozen Kamerleden is minder diversiteit dan in de voorgaande jaren.
Op dinsdag 21 maart maakte de Kiesraad de officiële uitslag bekend en dus is het de hoogste tijd om de rekening op te maken. Hoe is het gesteld met het aandeel vrouwelijke Kamerleden en Kamerleden met een ‘niet-Westerse’ migratieachtergrond?
Vrouwelijke Kamerleden
In 1982 was 19% van de Kamerleden vrouw (zie figuur 1). In de jaren die volgen stijgt het percentage gestaag tot 43% in 2010. Daarna zet een daling in naar 39% in 2012. Het huidige percentage is 36%.
De afgelopen verkiezingen wisten drie vrouwen een zetel te bemachtigen door voorkeurstemmen: Lilianne Ploumen (PvdA), Isabelle Diks (GL) en Lisa Westerveld (GL). Dit is weliswaar meer dan bij de vorige verkiezingen (twee vrouwen in 2010 en één in 2006, 2003 en 2002), maar de inspanningen om kiezers aan te sporen te stemmen op een vrouw op een onverkiesbare plek, zoals ‘Stem op een vrouw’, lijken dus vooral gehoor te hebben bij het electoraat van GroenLinks en de PvdA. En dit zijn nu juist de partijen waarbij de genderverdeling al gelijk is.
De huidige daling van het aandeel vrouwelijke Kamerleden moet toch vooral bij de partijen zelf worden gezocht. Sinds 2002 is de PvdA de enige grote partij die tussen de 40-50% vrouwelijke Kamerleden leverde. GroenLinks zit sinds 1998 rond de 50% en voor de Partij voor de Dieren was dit zelfs 100% in 2006, 2010 en 2012 (zie figuur 2).
Gezien het geringe aantal zetels hebben GroenLinks en de Partij voor de Dieren voor het totaalplaatje eigenlijk nooit bijster veel verschil kunnen maken. De PvdA maakte dat verschil wél (zie figuur 3). Met uitzondering van 2002 leverde de PvdA de meeste vrouwen, gemiddeld genomen zo’n vijftien vrouwelijke Kamerleden. Van 2010 tot heden zien we een daling in het aantal vrouwelijke Kamerleden van de VVD en de D66, relatief aan het aantal zetels. De VVD gaat van 42% in 2010, naar 40% in 2012, naar 33% vrouwen in 2017 en het aandeel vrouwen in de D66 gaat respectievelijk van 50%, naar 42%, naar 37% (figuur 2). Bij het CDA schommelt het aandeel vrouwen tussen de 23% en de 43% met momenteel 32% vrouwen. Bij de PVV stijgt het aandeel vrouwen juist, maar ook in deze fractie is twee derde man. Wanneer deze vier grootste partijen wel een gelijke genderverdeling zouden hebben dan zou 56% van de Kamerleden vrouw zijn in plaats van de huidige 36%. De linkse partijen laten zien dat een gelijke man-vrouwverdeling dus gewoon tot de mogelijkheden behoort, hoewel de voor linkse begrippen SP uitzonderlijk ‘mannelijk’ is met respectievelijk 33%, 33% en 36% vrouwen van 2010 tot heden.
Zolang de overige partijen, en dan met name ter rechter zijde van het midden, bij het opstellen van hun kandidatenlijsten geen rekening houden met man-vrouwverhoudingen, zal het aantal vrouwelijke Kamerleden dus in grote mate afhangen van de electorale pieken en dalen van de linkse partijen.
Kamerleden met een migratieachtergrond
Maar de PvdA was ook belangrijk voor de vertegenwoordiging van Kamerleden met een migratieachtergrond. Alhoewel het aandeel Kamerleden met een migratieachtergrond stabiel blijft in 2017, rond de 11%, daalt de diversiteit binnen deze groep Kamerleden (figuur 4).
DENK is een voorbeeld van deze trend: geen vrouwen, maar drie mannen in de fractie en dan ook nog mannen met een migratieachtergrond uit Turkije of Marokko. Nu waren de eerste Kamerleden ooit met een migratieachtergrond ook mannen: John Lilipaly in 1986 en 1989 (met een Indonesische achtergrond) en Ram Ramlal in 1992 (met een Surinaamse achtergrond). Toch zien we dat vanaf 1998 tot 2007 de rollen omdraaien en vrouwelijke Kamerleden met een migratieachtergrond in de meerderheid zijn. Van 2010 tot 2017 – dezelfde jaren waarin het aandeel vrouwen daalt bij de VVD, CDA en D66 – daalt het aandeel vrouwelijke Kamerleden met een migratieachtergrond naar een recordlaagte sinds 1994, namelijk 3% van het totaal. Daarentegen zien we een recordhoogte van 8% mannelijke Kamerleden met een migratieachtergrond (zie figuur 4).
Vanaf 2010 daalt het aantal Kamerleden met een migratieachtergrond bij het CDA, D66, GL en de CU (zie figuur 5). Het aandeel Kamerleden met een migratieachtergrond stijgt bij de VVD, en in mindere mate de SP. DENK levert een even groot aandeel aan Kamerleden met een migratieachtergrond als de VVD. Indirect blijkt hieruit het belang van de PvdA. DENK is een nieuwe partij, terwijl de PvdA vanaf 1998 tot 2012, met uitzondering van 2002, veruit de meeste Kamerleden met een migratieachtergrond levert.
Intersectie achtergrond en gender
Voor diversiteit qua achtergronden (figuur 7) én de intersectie tussen achtergrond en gender (figuur 4) is het aandeel van alle partijen belangrijk. Niet alleen de nieuwe partijen zoals DENK en FvD – allebei 100% man – zijn minder divers. Andere partijen worden ook minder divers. In 2003 is de meest complete regenboog aan achtergronden vertegenwoordigd. Zes van de zeven gegroepeerde achtergronden zijn aanwezig. In 2017 blijven er, redelijk plotseling, twee van de zeven gegroepeerde achtergronden over. In de huidige Kamer zijn alleen de Turkse en Marokkaanse achtergronden vertegenwoordigd. De Surinaamse, Antilliaanse en Molukse, evenals alle andere achtergronden, zijn verdwenen (figuur 7).
Hoe zit dat over tijd? In 2010 leverde de PvdA Kamerleden met een Surinaamse, Turkse en Marokkaanse migratieachtergrond en in 2012 een Kamerlid met een Molukse achtergrond, en later in het jaar een Ghanese achtergrond. Maar in 2010 en 2012 leverden ook andere partijen Kamerleden uit de groepen die nu verdwenen zijn. In 2010 waren dat, naast de PvdA, de SP (Afghanistan), GL (Palestina), CDA (Suriname), CU (Curaçao) en de PVV (Aruba). Er lijkt al met al dus een verband te bestaan tussen het aantal zetels van de PvdA en de diversiteit in achtergronden. Het verschil dat een diverse middenpartij als de PvdA kon maken moet dus niet worden onderschat.
De huidige samenstelling van de Tweede Kamer laat zien dat diversiteit volatiel is en door de verschillen tussen partijen sterk afhankelijk is van de verkiezingsuitslagen. Een stevigere verankering van diversiteit vergt dus ook bij de rechtse en conservatievere partijen inspanningen. De vraag blijft dan natuurlijk hoe diversiteit wordt uitgedragen door vrouwelijke Kamerleden en Kamerleden met een migratieachtergrond binnen die partijen. Een PvdA-vrouw heeft natuurlijk een andere agenda dan een PVV-vrouw. Net zoals een Nederlands-Marokkaans Kamerlid van PvdA-huize een andere agenda heeft dan een collega van de VVD of DENK. Maar juist ook deze ideologische diversiteit binnen ‘groepen’ is van belang in een democratie en ook deze stemmen verdienen het om gehoord te worden op het hoogste politieke toneel.
Verantwoording van figuren:
Figuur 1:
Parlement & Politiek (geen datum) ‘Vrouwen in de Tweede Kamer’. Te vinden op: https://www.parlement.com/id/vh8lnhrre0zv/vrouwen_in_de_tweede_kamer [23-3-2017].
Kiesraad (2012) ‘Uitslag van de verkiezingen van de leden van de Tweede Kamer van 15 maart 2012. Kerngegevens’. Te vinden op: https://www.kiesraad.nl/adviezen-en-publicaties/publicaties/2012/09/19/kerngegevens-tweede-kamerverkiezing-2012 [23-3-2017]
Kiesraad (2017) ‘Uitslag van de verkiezingen van de leden van de Tweede Kamer van 15 maart 2017. Kerngegevens’. Te vinden op https://www.kiesraad.nl/adviezen-en-publicaties/rapporten/2017/3/kerngegevens-tweede-kamerverkiezing-2017/kerngegevens-tweede-kamerverkiezing-2017 [23-3-2017]
Overige figuren: de eigen database is opgebouwd uit gendergegevens van Parlement & Politiek, de Kiesraad, de website van de Tweede Kamer en eigen verzamelde gegevens over de achtergronden van Kamerleden.
Frank Schoenmakers zegt
Is diversiteit hetzelfde als afspiegeling? En indien afspiegeling wordt nagestreefd van welke populatie dient het parlement dan een afspiegeling te zijn? Van de totale bevolking? Bevolking boven de 18? Kiesgerechtigden?
En op welke kenmerken dient er afspiegeling te zijn? Opleiding, regionale herkomst, sexuele oriëntatie, handicap, leeftijd, migratieachtergrond?
B.v. als we de voltijd werkenden als populatie nemen zou er slechts 25% vrouwen in de Tweede Kamer hoeven te zitten.
Dus gaarne eerst uw streefcijfers definiëren en onderbouwen.
Bijltje zegt
De gemiddelde bedrijfstop is ook niet een afspiegeling van de maatschappij; een bedrijf kan namelijk helemaal niet het risico nemen om aan positieve gender- of rassendiscriminatie te doen; in het bedrijfsleven kiest men voor de meest capabele bestuurders op basis van ervaring en behaalde resultaten. De politiek is niet echt anders en zou ook niet anders moeten zijn. De beste mensen op de beste plaats, niet een mindere kandidaat op basis van positieve discriminatie voor een betere kandidaat laten gaan. Het streven naar gelijkheid is een mooie gedachte, maar helaas is het uiterst kostbaar en weinig efficiënt.
Kristof Jacobs zegt
Dat gaat ervan uit dat de huidige procedures selecteren op kwaliteit. Er zitten echter gewoon teveel middelmatige mannelijke Kamerleden in het Parlement om dat vol te kunnen houden. Dat geldt overigens ook voor bedrijven.
Louis zegt
Als de percentages de ‘wittemannen’kant opwijzen, dan stel ik voor om die gewoon terug te brengen naar 25%. Dus dan doen we 50% witte man, witte vrouw. 50% vrouw en man met migratie-achtergronden. Hopelijk in de toekomst is de witte man dan nog geen 10% vertegenwoordigd. Wat zal dit land lopen op rolletjes.