Na de Tweede Kamerverkiezingen van 2021 schreef Rozemarijn van Dijk een mooi stuk op dit blog over hoe een nieuw kiesstelsel, dat in 2025 ingevoerd zou moeten worden, voor meer vrouwen in de Tweede Kamer zou zorgen. Belangrijkste wijzigingen in dat nieuwe kiesstelsel zijn de invoering van een partijstem en een groter effect van uitgebrachte voorkeurstemmen. Om een inschatting te maken van het effect van dit nieuwe kiesstelsel op de samenstelling van de Tweede Kamer, moest ze echter gebruik maken van een ruwe schatting van het aantal kiezers dat gebruik zou maken van de partijstem. Ze koos voor twee scenario’s: één waarbij 20% van de kiezers gebruik zou maken van een partijstem en één waarbij 40% van de kiezers gebruik zou maken van een partijstem.
Afgelopen vrijdag verscheen het rapport ‘Versplinterde vertegenwoordiging’ op basis van het Nationaal Kiezersonderzoek 2021 (NKO 2021) (zie hier voor het volledige rapport). Ik schreef daar zelf een stuk in waarin ik onder meer inging op de vragen die in het NKO 2021 aan respondenten zijn gesteld over die mogelijke invoering van een partijstem bij Nederlandse verkiezingen. Met de gegevens uit het NKO 2021 kunnen we de analyse van Rozemarijn van Dijk verfijnen. Aan respondenten in het NKO gevraagd of ze – indien de mogelijkheid er is – een partijstem zouden uitbrengen. Daardoor hebben we niet alleen een preciezere inschatting van hoeveel kiezers gebruik zouden maken van de partijstem, maar kunnen we ook rekening houden met verschillen tussen partijen.
In deze bijdrage bespreek ik daarom eerst de resultaten uit het rapport ‘versplinterde vertegenwoordiging’ over het gebruik van de partijstem. Daarna bekijk ik met deze cijfers opnieuw wat dit zou betekenen voor de samenstelling van de Tweede Kamer, zowel voor de man/vrouw verhouding als voor regionale vertegenwoordiging.
Het gebruik van de partijstem
In figuur 1 is partij aangeven hoeveel procent van de respondenten in het NKO 2021 aangaf een partijstem uit te brengen, uitgesplitst naar hun stemkeuze bij de Tweede Kamerverkiezingen van 2021. Van alle kiezers zegt ruimt de helft (53,8 procent) gebruik te willen maken van een partijstem. Het is verder opvallend dat er relatief weinig verschillen tussen politieke partijen zitten bij het gebruik van de partijstem. Bij de partijen die met meer dan 5 zetels in het parlement zijn vertegenwoordigd zijn alleen de kiezers van SP en de Partij voor de Dieren iets meer geneigd tot het uitbrengen van een partijstem, voor de overige partijen ligt het percentage telkens dicht tegen het gemiddelde.
In het NKO is ook onderzoek gedaan naar waarom kiezers zouden wisselen naar een partijstem. Voor veel kiezers (ongeveer 40%) komt dit omdat ze geen voorkeur hebben voor een specifieke kandidaat. Een iets kleiner deel (ongeveer 35%) geeft aan niet voldoende informatie te hebben om een keuze te kunnen maken tussen kandidaten. Voor 20% van de kiezers is de reden voor het uitbrengen van een partijstem omdat ze het eens zijn met de lijstvolgorde (zie voor verdere analyse hoofdstuk 5 in Versplinterde vertegenwoordiging).
Figuur 1. Percentage partijstemmen per partij
Een andere samenstelling van de Kamer
Deze cijfers kunnen we toepassen op de uitslag van de meest recente Tweede Kamerverkiezingen om te zien wat de effecten van het nieuw voorgestelde kiesstelsel zouden zijn. Ter herinnering (maar zie bijvoorbeeld de bijdrage van Rozemarijn van Dijk voor een uitgebreidere uitleg): in dat systeem hebben kiezers de mogelijkheid om een partijstem of een persoonsstem uit te brengen. Bij de verdeling van zetels onder kandidaten worden per partij eerst de hoeveelheid lijstzetels en kandidaatszetels bepaald, daarvoor wordt de verhouding tussen partijstemmen en persoonsstemmen gehanteerd. Eerst worden de lijstzetels vergeven aan de hoogst geplaatste kandidaten, daarna worden de kandidaatszetels toebedeeld op basis van het aantal persoonsstemmen (en is er dus voor die zetels geen ‘voorkeursdrempel’ meer).
Net zoals Rozemarijn van Dijk heeft gedaan in haar analyse ga ik er vanuit dat binnen een partij de lijsttrekker en andere kandidaten (relatief gezien) ongeveer even veel stemmen verliezen bij de invoering van een partijstem[1]. Op basis van de gegevens uit figuur 1 kunnen we vaststellen hoeveel lijstzetels en kandidaatszetels er per partij worden verdeeld (zie tabel 1).
Tabel 1. Lijstzetels en kandidaatszetels per partij
Partij | Zetels | Lijstzetels | Kandidaatszetels |
VVD | 34 | 17 | 17 |
D66 | 24 | 12 | 12 |
PVV | 17 | 9 | 8 |
CDA | 15 | 8 | 7 |
SP | 9 | 5 | 4 |
PvdA | 9 | 5 | 4 |
GL | 8 | 4 | 4 |
FVD | 8 | 4 | 4 |
PvdD | 6 | 4 | 2 |
CU | 5 | 4 | 1 |
Volt | 3 | 2 | 1 |
JA21 | 3 | 2 | 1 |
SGP | 3 | 2 | 1 |
DENK | 3 | 2 | 1 |
50PLUS | 1 | 1 | 0 |
BBB | 1 | 1 | 0 |
BIJ1 | 1 | 0 | 1 |
Als we deze verdeling toepassen op de uitslag van de Tweede Kamerverkiezingen van 2021 blijkt dat de samenstelling van de Kamer flink anders zou zijn. Van de 150 gekozen Kamerleden in 2021 zouden er bij het nieuwe kiesstelsel maar 115 opnieuw verkozen zijn. In de komende twee secties bespreek ik wat voor een effect dit zou hebben op de man/vrouw verhouding en de regionale afkomst van Kamerleden.
De man/vrouw verhouding
Zoals eerder vastgesteld zou het nieuwe kiesstelsel moeten zorgen voor een betere man/vrouw verhouding in de Kamer. Ook met de cijfers over het aantal partijstemmen vanuit het NKO 2021 zien we dit beeld bevestigd. Bij vrijwel alle partijen komen er meer vrouwen in de fractie als we de daadwerkelijke gekozen Kamer vergelijken met de Kamer gekozen volgens het nieuwe kiesstelsel (zie figuur 2). In totaal neemt het aantal vrouwen toe van 59 naar 81.
Figuur 2. Aantal vrouwen in de Tweede Kamer per partij
De regionale afkomst
Een van de reden om een nieuw kiesstelsel te willen invoeren is het versterken van de relatie tussen de kiezer en de gekozene. Daarbij wordt ook regio vaak als een belangrijk element genoemd. Het is daarom ook interessant of de samenstelling van de Kamer zou veranderen als we kijken naar de provincie waarin de gekozen Kamerleden woonachtig zijn. Figuur 3 laat een vergelijking zien tussen het daadwerkelijk gekozen aantal Kamerleden per provincie en het aantal Kamerleden per provincie onder de regels van het nieuw kiesstelsel. Hier zien we een wat minder sterk effect dan bij het aantal vrouwen. Maar voor een aantal (in absolute aantallen) minder sterk vertegenwoordigde provincies komen er toch wat meer Kamerleden in de Kamer. Dit gaat met name ten kosten van Kamerleden uit de provincie Zuid-Holland.
Figuur 3. Aantal Kamerleden per provincie
Ten slotte
Op basis van bovenstaande berekening kunnen we vaststellen dat er – indien kiezers inderdaad in zulke grote mate gebruik maken van een partijstem – iets minder vrouwen in de Tweede Kamer zouden komen dan voorgerekend in de analyse van Rozemarijn van Dijk. Echter, nog steeds meer dan de helft van de Kamerleden is in deze berekening vrouw. Tevens zien we een voordeligere samenstelling van de kamer voor de minder sterk vertegenwoordigde provincies.
Daarmee laat deze analyse zien dat een belangrijk doel van het nieuwe kiesstelsel, de band tussen kiezer en gekozene versterken, bereikt kan worden. Natuurlijk blijft de vraag hoe kiezer exact gebruik zouden maken van hun stem, en is het niet met zekerheid vast te stellen hoe groot de effecten zijn. Toch biedt de uitgevoerde analyse hoop voor voorstanders van meer vrouwen en kandidaten uit provincies buiten de Randstad in de Kamer. Die brengen het er een stuk beter vanaf als een partijstem ingevoerd zou worden in combinatie met het geven van meer gewicht aan de voorkeurstem.
[1] Op basis van het onderzoek uitgevoerd voor het NKO 2021 is te zien dat relatief iets meer kiezers die op een lijsttrekker hebben gestemd gebruik zouden maken van een partijstem. Voor de analyse heeft dit overigens verder geen invloed, omdat het voornamelijk gaat over de verhouding stemmen tussen de andere kandidaten (omdat vrijwel alle partijen ten minste 1 lijstzetel behalen, zie tabel 1). En het is onmogelijk om een inschatting te maken van hoe de verhoudingen tussen andere kandidaten zouden veranderen met de invoering van dit nieuwe kiesstelsel.
Ronald Heijman zegt
Je ziet inderdaad dat groepen die te klagen hadden over representativiteit, met het nieuwe kiesstelsel beter tot hun recht komen:
– provincies met kleine populaties
– provincies die zich achtergesteld voelen
– vrouwen
Maar hoe zit het met ander onvoldoende gerepresenteerden, zoals:
– jongeren vanaf 16 jaar
– ouderen
– mensen in lage sociale klassen en lage inkomens
– ZZP ers en mensen met een flexibel contract
– midden en klein bedrijf
– mensen met essentiële beroepen en lage inkomens en slechte
woonmogelijkheden
– de grote groep rond en onder de armoedegrens
– huurders