Rond pride event en verkiezingen steekt steeds een hardgrondige mythe hun kop op: homo’s stemmen vooral radicaal rechts. Natuurlijk, u en ik kennen vast wel een homo die dat doet. En op Twitter.com en in de media komen ze regelmatig voorbij. Zelfs bekende wetenschappers schrijven het klakkeloos over. Maar waar komt dit idee eigenlijk vandaan? En hoe zit het echt?
De claim en aangevoerde bewijs
Het eerste ‘bewijs’ voor het idee van een roze stem voor populistisch radicaal rechtse partijen (hierna afgekort als: ‘PRR stem’), komt uit 2010. De Gaykrant hield een online poll en nog altijd vinden we de uitslag hiervan op bijvoorbeeld de website van de PVV:
“De PVV is veruit de grootste partij in een halfjaarlijkse peiling op de website van de Gay Krant. De VVD en de PvdA zijn uit de gratie van de homokiezer, blijkt uit de peiling onder 1024 mensen.”
Via media als de Telegraaf en HPdeTijd verspreidde dit nieuws zich. En daar bleef het niet bij, in 2019 was er opnieuw ‘bewijs’. Gaysite rapporteerde in 2019 dat een kwart van de homokiezers voor Forum voor Democratie gaat stemmen en daarmee de grootste zou zijn in de Europese verkiezingen.[1]
Maar ook wetenschappers verspreiden de claim. In Witte Onschuld claimt Gloria Wekker bijvoorbeeld dat witte homomannen in de 2010-verkiezingen zelf overweldigend PVV stemden.[2] Ze koppelt dit aan ‘homo-nationalisme’, grofweg: de acceptatie van homoseksualiteit zien als onderdeel van de nationale identiteit, waarvan buitenstaanders zoals moslims, ter bescherming van lesbiennes, homo’s en bi-seksuelen (hierna afgekort als ‘LHB’ers’), uitgesloten kunnen worden en waardoor een onderscheid wordt gemaakt tussen goede burgerlijke homo’s die erbij horen en onzedelijke, overdreven homo’s die een gevaar vormen.[3]
De koppeling tussen een roze PRR stem en homo-nationalisme klinkt logisch: homo-nationalisme is vaak de grondslag waarom mensen denken dat juist LHB-mensen PRR stemmen. Echter, homo-nationalisme kan net zo goed het stemgedrag van heterokiezers verklaren als dat van homokiezers. Dat PRR partijen een homo-nationalistisch vertoog gebruiken zegt eigenlijk weinig over de denkbeelden en het stemgedrag van LHB’ers.
Nee, LHB(TIQ+)-kiezers stemmen niet vaker radicaal rechts
Sinds de verkiezingen van 2021 heb ik met collega’s in twee grote nationale vragenlijsten over politiek en stemgedrag ook gevraagd naar de seksuele oriëntatie van respondenten.[4] In de figuur hieronder zien we voor de 5214 heteroseksuele respondenten en 309 niet-heteroseksuele[5] hoeveel procent zegt op welke partij gestemd te hebben in 2021.[6] Voor de helderheid en gezien de focus van dit blog, groepeer ik dit naar partijfamilie.[7] Wat laten die, wel wetenschappelijke[8], data zien?
Figuur 1. Stemgedrag naar seksuele oriëntatie
Het beeld dat opdoemt is helder. Christelijke partijen doen het minder goed onder de LHB(TIQ+)-kiezers, en bovenal zijn de radicaal rechtse partijen samen minder populair dan bij heterokiezers.[9] Vooral de partijen die progressief zijn op LHB(TIQ+)- én migratiebeleid zijn populairder onder de LHB(TIQ+)-kiezers.
Dit beeld is vergelijkbaar (en zelfs uitgesprokener) als we kijken naar de meest recente data en we de vraag stellen wat respondenten rond begin 2023 zouden stemmen. Onder heterokiezers zijn de PRR partijen duidelijk gegroeid ten opzichte van de verkiezing in 2021; onder LHB(TIQ+)-kiezers ook, maar veel minder sterk. Een Tweede Kamer van LHB(TIQ+)-kiezers zou waarschijnlijk een meerderheid van progressieve partijen hebben.
Nee, homomannen stemmen ook niet vaker radicaal rechts
Nu valt te beargumenteren dat de mythe met name gaat over homomannen, niet om alle LHB-kiezers. Mannen stemmen sowieso wat vaker PRR dan vrouwen en bijvoorbeeld het team en bestuur van de Roze Leeuw bestaat ook enkel uit mannen. Dus misschien dat inderdaad onder homomannen de PRR partijen extra groot en de grootste zijn.
Maar ook dat is het niet het geval (zie figuur hieronder). Vergelijken we heteromannen met niet-heteromannen (inclusief bi-, pan- en omniseksuele mannen) en enkel homoseksuele mannen,[10] dan zijn onder de laatste twee groepen de PRR partijen zeker niet de grootste. En enkel onder biseksuele mannen zijn radicaal rechtse partijen wat populairder[11], maar de verschillen blijven beperkt en nog altijd zijn ze ook daar niet de grootste. De progressieve partijen lijken ook hier zelfs een meerderheid te hebben.
Figuur 2. Stemgedrag mannen naar seksuele oriëntatie
Dus alle LHBTIQ+-groepen stemmen vergelijkbaar?
Het stemgedrag van verschillende groepen in de regenbooggemeenschap lijkt sterk hetzelfde. Echter, gezien de kleine aantallen in de deelgroepen moeten we voorzichtig zijn met die conclusie. Bovendien bevatten die data geen informatie over genderidentiteit. De data die we verzamelden voor de LHBTIQA+ welzijnsmonitor Gelderland en Overijssel suggereert dat genderdiversiteit er wel toe doet.[12]
In de laatste figuur hieronder zien we dat transgender, non-binaire en andere niet-cisgender mensen niet beduidend meer op PRR partijen stemmen. Ietsje meer op BBB en PVV, maar minder op FvD en JA21. Eigenlijk zien we voor geen van de partijfamilies echt grote verschillen.
Alleen binnen de groep van progressieve partijen zien we een sterk verschil: niet-cisgenderpersonen lijken PvdD, GroenLinks en vooral BIJ1 meer te steunen, en PvdA en vooral D66 minder. Dat laatste is gezien de kandidatuur van D66-transgenderkandidaat Lisa van Ginneken verrassend. De algehele populariteit van D66 in 2021 biedt een verklaring. Dat BIJ1 erg goed scoort is minder opvallend gezien de prominente plek die transgenderisme en transgenderkandidaten binnen de partij innamen. Binnen het cluster progressieve partijen lijkt er bewust voor een partij gekozen te worden met een sterkere claim of track-record op transgenderpolitiek.
Figuur 3. Stemgedragverschillen naar genderidentiteit
De Homo- of LHB(TIQ+)-stem is niet meer Radicaal Rechts
Twee onwetenschappelijke peilingen op homowebsites en wat onderbuikgevoelens lijken dus een mythe in het leven te hebben geroepen: dat homo’s of LHB of zelfs LHBTIQ+’ers vaak op radicaal rechtse, migratie-kritische en ‘gewone homo’s steunende’ partijen stemmen. Maar dat klopt dus niet.
Hierboven heb ik op basis van drie wetenschappelijke dataverzamelingen laten zien dat een PRR partij niet ‘de grootste’ is onder regenboogkiezers of homomannen. PRR partijen als partijfamilie scoren ongeveer even goed als bij de rest van de kiezers. Christelijke partijen doen het minder goed, waardoor ‘rechts’ als geheel minder goed scoort. Juist progressieve partijen als Bij1, D66, GroenLinks en Partij voor de Dieren, zijn duidelijk populair onder regenboogkiezers.
[1] Gezien de homonegatieve uitlatingen in interne communicatie als ook steun aan anti-homopolitiek in andere EU-landen kan dit verrassend lijken. Echter, dit werd pas duidelijker na de Europese verkiezingen en later na de Gaysitepeiling in 2019.
De meeste berichtgeving hierover is verwijderd, maar bijvoorbeeld op Geenstijl is hiervan nog materiaal te vinden.
[2] In de Engelse versie van het boek op pagina 48, waar ze dit expliciet bovenop de Gaykrant-peiling benoemt. Rond de peiling geeft ze een bron; voor deze claim over de uitslag niet.
[3] Groepen als de Roze Leeuw weerspiegelen dit onderscheid bijna volmaakt en ook in debatten rond transgenderisme zijn we zo’n onderscheid. Zie bijvoorbeeld:
[4] Beide genoemde vragenlijsten maakten gebruik van web- of papieren enquêtes, zonder een vragensteller. Hierdoor is er minder kans op sociaal wenselijke antwoorden. De eerste dataverzameling is het Nationaal Kiezersonderzoek waarbij in de nameting gevraagd is naar stemgedrag en seksuele oriëntatie, afgenomen via het LISS-panel en via een nieuwe randomsteekproef i.s.m. CBS en I&O. De tweede is recenter onder het LISS-panel is het kader van democratische innovaties.
Jacobs, K. T. E., Lubbers, M., Sipma, T., Spierings, N., & Van der Meer, T. W. G. (2022). Dutch Parliamentary Election Study 2021 (DPES/NKO 2021).
Sipma, T., Spierings, N., Jacobs K. T. E., & Den Ridder, J. (2023, forthcoming). Democratische innovaties (LISS-panel: L_democraticinnovations_1.0p). Wordt op een later moment gepubliceerd via LISS.
[5] Dit omvat LHB-kiezers, maar ook omniseksueel en panseksueel zijn in de tweede dataverzameling als opties gegeven.
[6] De PVV is wat ondervertegenwoordigd ten opzichte van de verkiezingsuitslag. Er is echter geen reden om aan te nemen dat dit verschil tussen de twee groepen, zeker niet in dusdanige mate dan de conclusies hier niet meer opgaan.
Opvallend is overigens dat het percentage D66-stemmers ongeveer gelijkligt in beide groepen. Over het algemeen krijgt D66 juist veel steun uit de LHB-gemeenschap als kernvoorvechter van LHB-emancipatie. De verklaring voor het ontbreken van dit verschil is het grote aantal stemmen onder de heterokiezers die specifiek was voor de 2021 verkiezing. In de data over ‘wat zou u vandaag stemmen’, zien we de sterkere voorkeur voor D66 onder niet-heterokiezers wel weer.
[7] BBB, FvD, JA21 en PVV zijn als PRR ingedeeld; BIJ1, D66, GroenLinks, PvdA, PvdD en VOLT als progressief en verder is oudlinks de SP, Chriselijk is CDA, CU en SGP, Rechts-seculier de VVD en Rest de rest.
[8] Enkele van de problemen met internetpeilingen als die van de Gaykrant en Gaysite zijn dat hun bezoekerspubliek waarschijnlijk geen doorsnede zal zijn van de LHB-kiezers en dat ze erg gevoelig zijn voor (digitale) campagnes om een bepaalde partij te gaan steunen.
[9] Ook als we dit per partij bekijken zien we dit vergelijkbaar beeld: Forum voor Democratie noch de Partij voor de Vrijheid zijn de grootste onder de niet-heterokiezers. Integendeel, de populistisch radicaal rechtste partijen lijken het onder de heterokiezers beter te doen dan onder de niet-heterokiezers. FvD en BoerBurgerBeweging staan op vergelijkbare plekken, met vergelijkbare percentages, terwijl JA21 en de PVV wat minder steun lijken te krijgen van de niet-heterokiezers.
[10] Hiervoor is enkel de vraag over de 2021-verkiezing gebruikt omdat anders de groep homomannen erg klein zou worden.
[11] In mindere mate geldt dit in de steekproef ook voor pan- en omniseksuele respondenten maar die subgroep is dusdanig klein in de data waardoor we extra voorzichtig moeten zijn met die schattingen.
[12] De monitor 2023 is nog niet gepubliceerd, maar heeft een vergelijkbaar opzet als die uit 2021. In 2023 is aanvullend ook naar enkele politieke houdingen en gedragingen gevraagd, waarop de cijfers hier gebaseerd zijn.
Foto bron: https://www.flickr.com/photos/28426323@N08/8805310886. LGBT Activists in Doral Protest U.S. Sen. Marco Rubio After Gay Couples Left Out of Immigration Plan 8 door Jorge Elías. Some rights reserved. No changes were made.
Ronald Heijman zegt
Of er ook aanleiding is voor niet-hetero kiezers, om op partijen te stemmen, zoals ingedeeld onder noot 7, zou wellicht kunnen worden achterhaald door de data van
https://www.partijgedrag.nl/partijgelijkenis.php
te verfijnen voor stemgedrag van partijen t.a.v. specifieke niet-hetero thema’s.
Niels Spierings zegt
De verschillen in stemgedrag van partijen in kaart brengen zoals partijgedrag doet, zou zeker interessant zijn. Zij hebben e.e.a. al geclusterd dus wellicht iets waar ze aan mee willen werken. Daaruit zal overigens wel blijken dat de progressieve partijen (voetnoot 7) het meest pro-LHBTIQ+ stemmen. En de VVD ook relatief vaak. Wel dienen we rekening te houden met wie er in de coalitiet zit op een bepaald moment want dat kan soms vertekenen als er zaken zijn uitgeruild.
Fabian zegt
Heel interessant! Ik heb een misschien naive vraag: kan het zijn dat het meer progresief stemmen van niet-heteroseksuelen gerelateerd is aan lijftijd? Zijn ze gemiddeld jonger dan heteroseksuelen?
Niels Spierings zegt
Dat is zeker geen naieve vraag Fabian. Hoewel deze blog puur op het gewone stemgedrag focuste waar ook het roeptoeteren in de media vaak over gaat, had ik dit soort dingen wel een beetje nageken vooraf. Een gemiddeld jongere leeftijd en bijvoorbeeld een gemiddeld wat hoger opleidingsniveau verklaart voor een klein stukje deze verschillen. Bijvoorbeeld als we in Figuur 1 het rechter plaatje nemen en kijken naar het verschil in progressief stemmen niet wel en niet LHB+’ers, dan wordt dat 6% kleiner als ik leeftijd verreken. En als ik leeftijd en opleidingsniveau verreken 17%. Ofwel er blijft nog steeds een aanzienlijk gat over.