In discussies met WOinActie heeft de Haagse politiek herhaaldelijk gezegd dat er al fors geïnvesteerd wordt in het hoger onderwijs (HO), maar liefst 577 miljoen in 2019. De suggestie daarbij is dat de financiële ontwikkelingen helemaal niet zo ongunstig zijn als WOinActie stelt, en dat er netto geïnvesteerd wordt in plaats van bezuinigd, terwijl WOinActie blijft herhalen dat de doelmatigheidskorting en de lumpsumkorting van tafel moeten.
Maar is deze 577 miljoen echt een investering? En draagt het bij aan het oplossen van de problemen die WOinActie aankaart — te weten, dat de overheidsfinanciering van het wetenschappelijk onderwijs (WO) inadequaat is, waardoor er onvoldoende geld is om docenten aan te nemen, er te veel mensen op slechte tijdelijke deeltijdcontracten werken, en de werkdruk bijna overal te hoog is, met alle negatieve gevolgen voor de kwaliteit van het onderwijs en de gezondheid van de medewerkers?
Het antwoord op beide vragen is “neen”. In wat volgt zal ik uiteenzetten waarom die 577 miljoen geen antwoord biedt aan de kritiek van WOinActie, en ook niet volledig als een investering gezien kan worden.
De acties van WOinActie
Deze week voert WOinActie opnieuw actie om bij de overheid aan te dringen op adequate financiering voor de universiteiten, zodat er meer docenten aangenomen kunnen worden, waardoor de excessieve werkdruk verlaagd kan worden en de kwaliteit van het onderwijs niet verder onder druk komt te staan. Sinds eind 2017 voert WOinActie gesprekken met minister van Engelshoven, in eerste instantie nadat Rens Bod (hoogleraar aan de UVA) een petitie had georganiseerd die door meer dan 5.000 wetenschappers en studenten ondertekend was.
In dit academiejaar is WOinActie enorm gegroeid, zijn de acties zichtbaarder geworden, en zijn er veel meer interventies in het publieke debat. In september waren er colleges in de buitenlucht, debatten op lokaal niveau, en ludieke protesten bij de openingen van het academiejaar. In december 2018 was er een demonstratie in Den Haag, waar 2000 à 3000 wetenschappers en studenten aan deelnamen. Gisteren vond een debat plaats tussen minister Ingrid van Engelshoven en drie wetenschappers die actief zijn in WOinActie (hier helemaal na te kijken voor wie een twitter account heeft). En vandaag sluit WOinActie zich aan bij de grote onderwijsbetoging die door de onderwijsbonden is georganiseerd op het Malieveld in Den Haag.
Minister: regering investeert “fors” in het HO
De landelijke studentenvakbond LSVb heeft vorig najaar aan de minister gevraagd waarom zij niet ingaat op de eisen van WOinActie, in het bijzonder de eis om de doelmatigheidskorting die deze regering aangekondigd had te schrappen, als mede het budget voor WO structureel te verhogen met 1,15 miljard. In haar antwoord aan het LSvB van 21 december schrijft de minister al “fors” te investeren in het WO: in 2019 wordt er 577 miljoen in het Hoger Onderwijs (HO) geïnvesteerd, en daarom zijn bijkomende investeringen nu niet aan de orde.
In een persoonlijk gesprek met drie vertegenwoordigers van WOinActie (Rens Bod, Paola Gori Giorgi en ondergetekende) op 11 januari jongstleden, heeft zij nogmaals benadrukt dat dit kabinet fors investeert in het onderwijs, daarbij suggererend dat er al veel gebeurt voor het WO. Ook gisteren, bij het debat dat WOinActie organiseerde, werd dit herhaald. En ook de portefeuillehouder onderwijs en wetenschap van D66, Paul van Meenen, heeft op Twitter in discussie met wetenschappers herhaaldelijk het punt gemaakt dat dit kabinet forst investeert in het hoger onderwijs.
Geen antwoord op de klachten
Bij nadere analyse blijkt dat die 577 miljoen helemaal geen antwoord biedt aan de klachten van WOinActie en dus ook niet een oplossing kan zijn voor de problemen van het WO.
Onderstaande tabel geeft de uitsplitsing van de investeringen van OCW in het HO (bron: bijlage van de brief van 21 december 2018):
Ten eerste gaan de klachten van WOinActie specifiek over de problematiek van het WO, niet van het hele HO. Dit onderscheid is relevant omdat het WO een fikse onderzoekstaak heeft, waarvan we uit analyse van het Rathenau instituut weten dat de financiering van de rijksbijdrage voor onderzoek achterloopt op de ontwikkelingen in het onderwijs. Het Rathenau heeft ook helder gedocumenteerd dat de mogelijkheden om onderzoek te doen in de eerste geldstroom fiks zijn geslonken door de matchingsproblematiek – het probleem dat de onderzoeksgelden die wetenschappers via NWO en ERC verwerven niet kostendekkend zijn, waardoor gelden uit de eerste geldstroom (die zonder voorwaarden van de overheid verkregen worden) gebruikt moeten worden om deze onderzoeksprojecten financieel sluitend te maken. Dus, in zoverre de investering als antwoord op de klachten van WOinActie moeten dienen, moeten alle posten die naar het hbo verwijzen genegeerd te worden.
Dan blijven de volgende posten over:
Investeringen:
- 2 miljoen terugdraaiing taakstelling groen onderwijs: ditis geen strict genomen geen investering maar een terugdraaiing van een bijdrage die universiteiten moesten betalen voor het groen onderwijs, dus een korting/belasting die nu opgeheven wordt.
- 52 miljoen voor de halvering van het collegegeld voor de eerstejaars in het WO: Dit kan vanuit het perspectief van het WO moeilijk als een investering gezien worden, aangezien het hier gaat om gelden die de universiteiten niet langer rechtstreeks ontvangen van de studenten, waar dat tot vorig jaar wel zo was. Het is wellicht een uitgave voor OCW, maar geen netto-inkomst voor de universiteiten en kan als zodanig geen effect hebben op de problematiek die WOinActie aankaart.
- 228 miljoen voor onderzoek: In de wetenschapsbrief die de minister op 28 januari naar de tweede kamer stuurde, werd toegelicht waar dit geld naar toe gaat. Het gaat allemaal om geoormerkt geld, dus geen geld dat zonder meer toegevoegd wordt aan de eerste geldstroom, maar geld dat bestemd is voor een specifiek doel. Zo wordt 30 miljoen geïnvesteerd in deelname aan een enorme telescoop, bovenop nog eens 30 miljoen voor andere grootschalige onderzoeksinfrastructuur. Daarnaast is er geld voor de sectorplannen (die slechts een paar disciplines krijgen, en nadat ze eerst heel wat tijd gespendeerd hebben aan het opstellen van plannen), en 5 miljoen te besteden binnen de NWO vernieuwingsimpuls voor het stimuleren van vrouwen in de bèta-disciplines en wetenschappers van minderheidsgroepen. De grootste bulk zijn echter investeringen in het onderzoek van de Nationale Wetenschapsagenda. Omwille van de inspanningen die nodig zijn om dit geld te verwerven bij NWO en de door het Rathenau aangekaarte matchingsproblematiek zal deze extra uitgave voor wetenschap niet leiden tot een verbetering van contracten of lagere werkdruk. Dit vergt enige toelichting, want op het eerste zicht is dit een prachtige investering in wetenschappelijk onderzoek. Echter, het is belangrijk niet alleen naar de kwantiteit van de investering te kijken, maar vooral ook naar de kwaliteit van deze investering. Dit is iets waarvan het twijfelachtig is of dit meegenomen wordt in het regeringsbeleid. Het kabinet gelooft dat het verdelen van wetenschapsbudgetten via NWO doelmatiger is dan via de eerste geldstroom. Echter, daar is geen evidentie voor. De beste wetenschappers zijn heel veel tijd kwijt met het schrijven en beoordelen van aanvragen, in plaats van zich op hun kerntaken te richten. Volgens voorzichtige schattingen van Helen De Cruz zijn wetenschappers in Nederland 300 fte onderzoekstijd per jaar kwijt aan aanvragen indienen en beoordelen bij NWO. Een bijkomende investering in onderzoek bij NWO (en niet in de eerste geldstroom) zal dus leiden tot een hogere werkdruk (want er is geen tijd binnen de contractuele uren om die aanvragen te schrijven en te beoordelen). Het zal ook leiden tot een toename van slechte tijdelijke contracten, wat ook een verwacht negatief effect heeft op de kwaliteit van onderzoek en onderwijs. Ten slotte leiden grotere budgetten bij NWO tot grotere druk op het onderzoek in de eerste geldstroom omwille van de matchingsproblematiek. Deze 228 miljoen doen dus niets aan het verstevigen van de basis aan de universiteiten – de financiering van UD, UHD en hoogleraarposities met de facto (en niet alleen op papier)ook tijd voor onderzoek.
- 79 miljoen voor de investering in het studievoorschot: dit komt weliswaar de universiteiten ten goede, maar kan moeilijk als een investering voor OCW gezien worden, aangezien het hier om geld gaat dat eerst aan de studenten onttrokken werd omdat studiebeurzen afgeschaft zijn. Bovendien komt de besteding van dit geld weer met allerlei mechanismes van verantwoording door de universiteiten, die werkdrukverhogend zijn.
Kortingen/bezuinigingen:
- 13 miljoen doelmatigheidskorting WO: de bezuiniging die de regering Rutte III aankondigde in haar regeerakkoord, en die voor Rens Bod de druppel was die de emmer deed overlopen en waarop hij WOinActie startte.
- 3 miljoen Doelmatigheidskorting OWB: gaat niet direct aan WO en HBO.
- 12 miljoen Lumpsumkorting WO: een bijkomende bezuiniging, nodig om het begrotingstekort bij het ministerie van OCW te dichten, aangekondigd op Prinsjesdag 2018.
Wat kunnen we concluderen?
Vanuit het perspectief van de universiteiten is deze vaak genoemde “577 miljoen forse investering” zeker geen eenduidige investering, en al helemaal geen investering die een oplossing biedt voor de extreem hoge werkdruk en de slechte tijdelijke contracten. WOinActie vraagt adequate financiering wat onder andere betekent dat die financiering stabiel is (en dus via de eerste geldstroom verdeeld wordt) en niet extra werk veroorzaakt om de financiering toegekend te krijgen, wat bij de investering in NWO en de studievoorschotten wel het geval is. Het is verder evident dat de doelmatigheidskorting en de lumpsumkorting een mogelijk negatief effect hebben op de mate waarin de universiteitsbesturen in staat worden gesteld de problemen van werkdruk en slechte contracten aan te pakken.
De stelling uit de brief van 21 december dat er 577 miljoen wordt geïnvesteerd in het HO, is aanvechtbaar, omdat er bedragen opgenomen zijn die op een eerder moment bij studenten zijn veranderd van een gift in een lening, of die eerder bij de universiteiten zijn weggenomen (het gaat daarbij dus om het verleggen van geldstromen, niet om netto investeringen). Daarnaast zijn de investeringen in het onderzoek specifieke investeringen in infrastructuur of geoormerkte onderzoeksgelden voor projecten via NWO, wat zal leiden tot meer tijdelijke contracten. Dat verergert de problemen van hoge werkdruk en versterkt de uitholling van de eerste geldstroom door de matchingsproblematiek. De stelling dat de geïnvesteerde 577 miljoen een antwoord zou bieden op de klachten van WOinActie, en een reden zou zijn om geen verdere eisen te stellen voor investeringen in het WO, is dus ongegrond.
Nog eens vier miljoen?
Ten slotte: vlak voor het debat met WOinActie gisteren, toen de vakbonden haar een petitie overhandigden, had de minister het over een investering van 581 miljoen – vier miljoen meer dan de 577 miljoen die ik hierboven geanalyseerd heb. Het is mij niet helemaal duidelijk waar dat verschil in ligt, maar die 4 miljoen zal het antwoord op de twee vragen niet significant veranderen. De specifieke bedragen die in de Wetenschapsbrief staan komen dus niet precies overeen met de bedragen die de minister in december 2018 noemde, maar dat verandert niets aan de strekking van de analyse in dit stuk.
Het was leuk geprobeerd van het ministerie van OCW en de Haagse politici om te suggereren dat deze regering fors investeert in het aanpakken van de problemen van de universiteiten, maar die conclusie lijkt toch wel erg voorbarig.
Afbeelding: Bron
Geef een reactie
Je moet inloggen om een reactie te kunnen plaatsen.