Er wordt steeds vaker gesuggereerd dat anti-Europese partijen invloed uitoefenen op de Europa-politiek van de gevestigde partijen. In mijn proefschrift toonde ik aan dat het aantal stemmen voor Eurosceptische partijen de posities van gevestigde partijen kan beïnvloeden. Dit effect van radicaal links en radicaal rechts eurosceptische partijen is echter niet homogeen over het hele partijen stelsel.
Worden de ‘Tories’ UKIP?
Vorige week schreef Ian Dunt van Politics.co.uk dat de Britse Conservative Party het evenbeeld van anti-EU en -immigratiepartij UKIP is geworden. Tegen de verwachting in suggereerde minister-president Theresa May dat Groot-Brittannië voor een Brexit zonder lidmaatschap van de Europese Economische Ruimte zou opteren. Een ‘harde Brexit’ dus. Een dag later opperde Minister van Binnenlandse Zaken Amber Rudd een ‘name and shame’ beleid waarin bedrijven lijsten van niet-Britse werknemers zouden moeten publiceren (zij trok het voorstel overigens later weer in). Eerder stelde dit artikel (paywall) al dat David Cameron’s aankondiging van het Brexit-referendum niet alleen de gemoederen binnen zijn eigen partij zou moeten sussen, maar ook de electorale dreiging van UKIP in de nationale verkiezingen van 2015 zou moeten intomen.
Claims over een dergelijke ‘aanstekelijke euroscepsis’ zijn niet nieuw en beperken zich niet tot de Britse situatie. Toen een grote groep politici in de Franse Parti socialiste zich in 2005 tegen de Europese Grondwet keerde was dit volgens deze studie het gevolg van invloed van het radicaal linkse Front de Gauche. Toen Sarkozy in 2012 tijdens de Franse presidentsverkiezingen verkondigde dat Frankrijk de Schengenzone zou moeten verlaten, werd deze stap eveneens aan de electorale dreiging van het radicaal rechtse Front National van Marine Le Pen verbonden.
Is euroscepsis echt aanstekelijk?
Zowel het Britse als het Franse voorbeeld wekken de indruk dat anti-Europese partijen ervoor zorgen dat gevestigde partijen hun houding ten opzichte van Europese integratie aanpassen. De vraag is: kunnen we inderdaad spreken van een structureel verband tussen eurosceptische partijen en verschuivingen van EU-attitudes bij gevestigde partijen? Dit was de centrale onderzoeksvraag van mijn proefschrift dat ik vorige maand verdedigde aan de Hertie School of Governance in Berlijn.
In deze studie (paywall) keek ik met behulp van een statistische analyse naar het effect van het verkiezingssucces van eurosceptische challenger partijen op verschuivingen van de posities van West-Europese gevestigde partijen ten opzichte van Europese integratie. Eurosceptische challenger partijen zijn partijen, die én een uitgesproken negatieve houding hebben ten opzichte van Europese integratie én niet eerder deel uitmaakten van een nationale regeringscoalitie.
De resultaten van de analyse toonden aan dat het aantal stemmen voor eurosceptische partijen inderdaad een invloed heeft op positieverschuivingen van gevestigde partijen. Dit effect treedt echter alleen in werking wanneer de eurosceptische partijen gemiddeld EU thema’s ook belangrijk vinden.
Wie beïnvloedt wie?
In mijn studie analyseerde ik zowel de invloed radicaal rechtse Eurosceptische partijen als ook van radicaal linkse partijen. De euroscepsis van radicaal rechtse partijen komt voornamelijk voort uit culturele standpunten. Zo zien zij de EU als een bedreiging voor de nationale soevereiniteit, de nationale cultuur en de nationale identiteit. Radicaal linkse partijen wenden zich tegen de EU op basis van economische standpunten. Deze partijen zeggen vaak in principe wel voorstander te zijn van Europese eenwording, maar wijzen de EU en haar instituties af, omdat haar vermeend markt-liberale karakter niet strookt met het streven naar economische gelijkheid door radicaal links.
Deze afwijkende motieven voor hun bezwaar tegen de Europese Unie heeft ook gevolgen op welke gevestigde partijen de radicaal linkse en rechtse eurosceptici invloed hebben. Het effect van linkse en rechtse euroscepsis op gevestigde partijen is namelijk niet voor alle partijen gelijk.
|
|
De grafieken in de figuur tonen het effect van het aantal stemmen voor links en rechts radicale eurosceptische partijen op hoe gevestigde partijen hun EU-positie veranderen (y-as) voor verschillende plaatsen op de algemene links-rechts dimensie (x-as).[1] In de rechter grafiek zien we dat de betrouwbaarheidsintervallen aanduiden dat er een statistisch significant effect is van rechts radicaal eurosceptisch succes op gevestigde partijen links en rechts van het centrum. De linker grafiek toont aan dat effect van links radicaal eurosceptisch succes enkel voor partijen links van het midden statistisch significant is.
Centrum-links: stuck in the middle?
Met andere woorden: centrumrechtse partijen verschuiven hun EU-posities in reactie op verkiezingssucces van radicaal rechtse partijen, terwijl centrumlinkse partijen hun EU-posities in reactie op zowel radicaal rechtse eurosceptische partijen én radicaal linkse eurosceptici aanpassen.
Dit valt te verklaren door de motieven van eurosceptische partijen (en kiezers) in beschouwing te nemen. Centrumrechtse partijen zijn gevoelig voor de culturele anti-EU argumenten van radicaal rechts, maar voelen zich niet bedreigd door de anti-neoliberale EU-kritiek van radicaal links. Centrumlinkse partijen daarentegen zijn vatbaar voor beide oppositielogica’s. Economisch linksgeoriënteerde kiezers voelen zich aangetrokken tot de linkse anti-EU partijen en de cultureel conservatievere kiezers (uit o.a. de arbeidersklasse) hebben sympathie voor de culturele argumenten tegen de EU van radicaal rechts.
Centrumlinkse partijen hebben dus een drievoudig dilemma – zeker in partijsystemen met zowel radicaal linkse en radicaal rechtse partijen (zoals in Nederland, Frankrijk, Denenmarken, Griekenland en sinds kort ook Duitsland). Ze moeten proberen hun economisch linksere en cultureel conservatievere kiezers met anti-Europese houdingen te behouden, terwijl ze zich ook niet hun traditioneel pro-Europese achterban vervreemden.
Wat betekent dit in de praktijk?
Europese integratie is vaak een zero sum game. Als er moet worden gestemd voor verdere integratiestappen stemmen gevestigde partijen als puntje bij paaltje komt meestal vóór. Ook tegen hun zin. Denk aan Minister-President Rutte’s verkiezingsbelofte geen geld meer aan Griekenland te sturen, of ook aan de wispelturige houding van Minister Ploumen voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking ten opzichte van de handelsverdragen CETA en TTIP (link?). Besluitvorming in de Europese Unie vergt consensus. Wanneer je je als lidstaat aan die consensus onttrekt dan loop je dan kans opzij te worden gezet door een gekwalificeerde meerderheid en dan is je invloed op het besluitvormingsproces natuurlijk nog kleiner.
Gevestigde partijen zitten dus in een spagaat. Vooral centrumlinkse partijen zitten in een benarde positie: ze zijn zowel gevoelig voor electorale druk van radicaal rechtse als linkse eurosceptische partijen. Dat maakt hun leven niet makkelijker.
Foto: Anti-EU vlag door EU Exposed, License.
[1] Dit zijn de marginale effecten van het aantal stemmen voor links en rechts radicale eurosceptische partijen op positieverschuivingen van gevestigde partijen voor verschillende plaatsen op de algemene links-rechts dimensie.
Geef een reactie
Je moet inloggen om een reactie te kunnen plaatsen.