Veel partijen hebben de afgelopen jaren gekozen voor meer interne democratie. Dit betekent bijvoorbeeld dat de politiek leider van een partij gekozen wordt door een referendum onder alle leden. Of dat leden meer input hebben in de selectie van kandidaten voor parlement of de inhoud van het verkiezingsprogramma. Interne partijdemocratie klinkt aardig: maar maakt het uit? Worden kiezers beter vertegenwoordigd als politici intern op een democratische wijze geselecteerd worden?
Hoe selecteer je kandidaten?
Spies en Kaiser analyseerden 53 partijen met verschillende selectiemethodes voor hun kandidaten en de consequenties van die methodes voor de vertegenwoordiging van de voorkeuren van kiezers (link). Zij onderscheiden drie methodes: kandidaten worden gekozen door commissies, door afgevaardigden op een congres of door de leden. Tevens maakten zij onderscheid of deze kandidaten op lokaal, regionaal of landelijk niveau werden gekozen. Met deze twee variabelen analyseerden zij de gewogen afstand op een links-rechts schaal tussen de kiezer en de partij van de kiezer. Dus des te verder de afstand tussen de kiezer en zijn partij des te slechter deze partij de kiezer vertegenwoordigd. Wat blijkt?
Wie representeert beter?
Spies en Kaiser rapporteren dat partijen waarin commissies de kandidaten selecteren beter hun kiezers vertegenwoordigen dan partijen waarin afgevaardigden of leden de kandidaten selecteren. Dat verschil wordt groter als een partij lokaal haar kandidaten selecteert. Een andere interessante bevinding is dat in termen van dynamische vertegenwoordiging – hoe goed of slecht bewegen partijen met hun kiezers mee – selectiemethodes geen verschillen tussen partijen verklaren.
De auteurs hebben eigenlijk geen logische verklaring waarom partijen waarin commissies de kandidaten selecteren kiezers beter representeren dan partijen met andere selectiemethodes. Zij suggereren dat commissies gedomineerd worden door partijleiders en dat die dus beter in staat zijn om zich aan te passen aan de wensen van haar kiezers. Dat is vreemd, want partijen die lokaal kandidaten via commissies selecteren vertegenwoordigen kiezers nog beter dan partijen die dat nationaal doen. Ik vermoed immers dat partijleiders meer controle op nationaal niveau hebben dan op lokaal niveau. Je zou ook verwachten dat deze partijen het beter zouden doen in termen van dynamische vertegenwoordiging, wat volgens het artikel niet zo is.
Dus meer interne democratie is…?
Spies en Kaiser concluderen dat de interne democratisering van partijen een negatieve ontwikkeling is. Immers, partijen waarin leden de keuzes maken representeren slechter. Om deze bewering beter te staven was het handig geweest om te kijken of partijen die intern democratiseren (zoals de PvdA, VVD en recent het CDA) ook daadwerkelijk slechter representeren dan in het verleden. Er zijn nog wel wat meer issues met de analyse. Spies en Kaiser kijken alleen naar kandidaatselectie en niet naar leidersschapsselectie. Door zoals Spies en Kaiser naar links-rechts vertegenwoordiging te analyseren benadeel je bepaalde partijen die zich voornamelijk op een andere dimensie organiseren (zeg Christenunie). Daar zou je op z’n minst voor moeten controleren. Zo blijft vertegenwoordiging een lastig issue voor politici en voor wetenschappers.
Mag ik moeilijk doen en pleiten voor ‘vertegenwoordiging’ in plaats van ‘representatie’?
Een kort pleidooi, maar je hebt gelijk.
🙂
Lokaal selecteren leidt tot concentrische concentratie rond de selectieplek – indien het ‘live’ gebeurt – en tot meer van hetzelfde als het via algemene selctie plaats vindt. Commissies zijn in staat een meer afgewogen oordeel te vormen omdat ze meer afstand heben tot de partijleden, en dus minder vatbaar zijn voor druk. Toegevoegd: als een laaggeplaatste kandidaat voldoende voorkeurstemmen haalt, kan een kennelijke behoefte voldoende worden tegemoetgekomen.
Indien de keuze voor het leiderschap een bepalende factor in een partij wordt, zal op termijn een meer populistische koers van partijen onvermijdelijk blijken.
Leden zien de kandidaten vooral tijdens publiek contact en zijn minder op de hoogte van wat zich achter de schermen plaats vindt. Commissies beoordelen de kandidaten evenwichtiger: a) hoe ligt de kandidaat in de “markt” en b) hoe beheerst hij/zij het politieke vak.
Je kan niet ontkennen dat wat zich achter de schermen plaats vindt een groot aandeel uit maakt van het vak (en dat bedoel ik niet negatief).