Tijdens de crisis is de ongelijkheid in Nederland groter geworden, zo berichtte de Volkskrant afgelopen weekend naar aanleiding van cijfers van het Centraal Bureau van de Statistiek (CBS). De rijkste 1 procent in ons land beschikt over maar liefst een kwart van het totale vermogen. Een half jaar geleden schreef dezelfde krant ook al uitvoerig over de groeiende ongelijkheid in ons land. Het Amsterdamse Instituut voor Arbeidsstudies (AIAS) had namelijk berekend dat sinds 1977 de 10 procent minst verdienende huishoudens er qua reëel inkomen 30% op achteruit waren gegaan. En dat terwijl het met de andere inkomensgroepen juist steeds beter ging.
Beide berichten leidden tot nogal wat verontwaardigde reacties. SP-leider Roemer riep bijvoorbeeld meteen op de kloof tussen arm en rijk te verkleinen (zie hier). Opvallend is dat vrijwel alle reacties op de cijfers van het CBS sterk normatief geladen zijn. De (linkse) teneur: een zichzelf respecterende verzorgingsstaat zou het niet moeten toestaan dat de sociaaleconomische verschillen tussen burgers zo groot zijn.
Dat is allemaal leuk en aardig, maar met een dergelijke ideologische opvatting kun je het simpelweg eens zijn of niet. Minstens zo interessant is het om te analyseren wat de daadwerkelijke gevolgen zijn van sociaaleconomische ongelijkheid. Daar is tot nu toe helaas veel minder aandacht voor geweest. Misschien valt het in de praktijk allemaal wel mee, en is ongelijkheid helemaal niet zo slecht voor de maatschappij…
Hieronder een kort overzicht van onderzoek naar de gevolgen van sociaaleconomische ongelijkheid op drie vlakken.
Burgers
Ten eerste: wat zijn de gevolgen voor de opvattingen van burgers? Uit onderzoek blijkt dat in landen met een grotere mate van inkomensongelijkheid burgers minder tevreden zijn met de democratie en minder vertrouwen te hebben in publieke instituties (zie hier). Dit lijkt er op te wijzen dat een grote mate van ongelijkheid negatieve gevolgen heeft voor de legitimiteit van het politieke systeem. Deze conclusie dient enigszins genuanceerd te worden. Het negatieve effect van inkomensongelijkheid op de opvattingen van burgers geldt niet voor iedereen even sterk. Het effect is vele malen groter bij linkse mensen dan bij rechtse mensen (maar ook bij mensen met rechtse opvattingen nog steeds aanwezig).
Daarnaast is de mate van ongelijkheid van invloed op het geluksgevoel van burgers (zie hier). Uit een onderzoek in de Verenigde Staten, dat een periode bestrijkt van meer dan dertig jaar, blijkt dat mensen gelukkiger zijn in jaren waarin de inkomensongelijkheid minder groot is. De resultaten van dit onderzoek wijzen erop dat een grotere mate van inkomensongelijkheid er toe leidt dat mensen elkaar minder vertrouwen en anderen als minder rechtvaardig bestempelen en daardoor minder gelukkig zijn. Het effect van ongelijkheid op geluk lijkt overigens niet op te gaan voor mensen met hoge inkomens.
Partijen
Als tweede wil ik kort stilstaan bij de gevolgen van inkomensongelijkheid voor de standpunten van politieke partijen. Uit onderzoek van Brian Burgoon (zie hier, paywall) blijkt dat hoe groter de inkomensongelijkheid is, hoe sterker politieke partijen anti-globaliseringsstandpunten uitdragen. Het gaat dan om, onder andere, anti-EU-opvattingen en protectionistische standpunten. Bij een grotere mate van ongelijkheid zijn partijen dus minder sterk internationaal georiënteerd en meer naar binnen gekeerd. Ook hier weer enige nuancering: rechtse partijen omarmen anti-globaliseringsstandpunten bij inkomensongelijkheid sterker dan linkse partijen. Bovendien wordt het effect van ongelijkheid op de anti-globaliseringsstandpunten verzacht wanneer er sprake is van sociaaleconomische herverdeling.
Instituties
Ten slotte wil ik kort stilstaan bij de gevolgen van ongelijkheid voor het functioneren van publieke instituties. Uit een vergelijkend onderzoek blijkt dat inkomensongelijkheid corruptie in de hand werkt (zie hier). Wanneer er grotere verschillen bestaan tussen arm en rijk, zo stellen onderzoekers, zullen rijkere mensen ook meer te verliezen hebben. Ze zullen daarom eerder geneigd zijn om hun belangen op illegale wijze veilig te stellen. Bovendien laat dit onderzoek zien dat er ook sprake is van een wederkerig effect van corruptie op sociale ongelijkheid. Het is namelijk in het belang van de machtige rijken om de sociaaleconomische verschillen in stand te houden.
Het antwoord op de vraag in de titel lijkt dus te luiden: ja.
En nu?
Probleem is dat linkse partijen vooralsnog vooral ideologische redenen aandragen om sociaaleconomische ongelijkheid terug te dringen. Dat is leuk en aardig, maar de kans dat ze met dergelijke argumenten rechtse partijen of rechtse kiezers weten te overtuigen is gering. Misschien is het een goed idee daarnaast ook de feitelijke gevolgen van inkomensongelijkheid meer te benadrukken. Daar zullen niet-linkse partijen en kiezers misschien gevoeliger voor blijken te zijn…
Armen Hakhverdian zegt
Misschien wel goed om te vermelden dat die resultaten van Anderson en Singer vrij kwetsbaar zijn. Tom en ik hebben hun analyse geprobeerd te repliceren met andere datasets en tijdpunten en we vonden geen relatie tussen inkomensongelijkheid en politiek vertrouwen (of tevredenheid met het functioneren van democratie). We vinden ook geen relatie tussen ongelijkheid en politiek vertrouwen voor diegenen die daar gevoelig voor zouden moeten zijn (namelijk economisch linkse burgers). Ik zeg niet dat de relatie er niet is, maar de empirische toets met cross-secties is misschien niet the way to go…
Andre Engels zegt
Een wat mij betreft belangrijker effect is dat ongelijkheid een negatief effect heeft op gezondheid.
Matthijs Rooduijn zegt
@Armen: Interessant. Wat hebben jullie voor data gebruikt? En is er al een paper 😉
@Andre: Je hebt gelijk. Ik wilde me op de meer politicologische thema’s richten (al hoort geluksgevoel daar eigenlijk ook niet bij…). Er is bijvoorbeeld ook literatuur over de relatie tussen ongelijkheid en criminaliteit.
albert simonis zegt
Wat te denken van The Price of Inequality van Stiglitz? Geeft nog wel wat meer argumenten tegen ongelijkheid.
jasper muis zegt
In aansluiting op Albert Simonis:
En wat te denken van “The Spirit Level: Why More Equal Societies Almost Always Do Better” van Richard G. Wilkinson & Kate Pickett? Er is een ware hausse artikelen verschenen naar aanleiding van hun boek.