Toen Alexander Pechtold in 2006 de leiding van D66 op zich had genomen, was de partij op papier al ten grave gedragen. Bij de Tweede-Kamerverkiezingen van dat jaar haalde de partij maar nipt 3 zetels. De partij had in het voorjaar van 1998 nog 24 zetels gehad in de Tweede Kamer.
Pas nu lijkt D66 weer hersteld van de dramatische verliezen. Sterker nog, de partij van Pechtold leidt de peilingen, en lijkt in mei de zoveelste verkiezing op rij te gaan winnen. De partij lijkt er helemaal bovenop.
Maar is dat ook zo? Wie kijkt voorbij het scorebord ziet een strategisch mijnenveld dat de afgelopen decennia nauwelijks is veranderd.
Ideologische kroonjuwelen?
In 2006 lag de partij inderdaad in puin. Op moreel-ethisch gebied had D66 tijdens de Paarse regeringen veel bereikt, en zich daardoor op dat thema goeddeels overbodig gemaakt. Het zogenaamde kroonjuweel van democratisering van het openbaar bestuur werd zowel in 1999 (Nacht van Wiegel) als in 2005 (Nacht van Van Thijn) getorpedeerd.
Toch bracht deze periode D66 een aantal nieuwe ijkpunten, waar Pechtold inhoudelijk op kon voortbouwen.
Ten eerste wist D66 zich te onderscheiden doordat het ook na 2002 (net als GroenLinks) programmatisch expliciet koos voor de multiculturele samenleving en internationale samenwerking, waar andere partijen intern verdeeld raakten (CDA, PvdA) of direct in het spoor gingen zitten van de LPF (VVD). Pechtold kon hier later gebruik van maken door zich op te stellen als de natuurlijke uitdager van Geert Wilders in de Tweede Kamer. Zelfs nog dit jaar betaalde deze opstelling zich uit, nadat Wilders een Europese samenwerking aanging met het Front National, Pechtold hem ter verantwoording riep en vervolgens werd uitgemaakt voor ‘miezerig mannetje’.
Een tweede erfenis uit de periode voor 2006 is de nadruk van D66 op onderwijs. Niet alleen appelleerde D66 hiermee aan onderwijzers, onderzoekers en vooral studenten, bovenal is goed onderwijs bij uitstek een veilig thema om je op te profileren, omdat kiezers en andere politici niet tegen kunnen zijn.
Als tegenhanger van Wilders en met een nadruk op het thema onderwijs kan Pechtold D66 steeds weer onder de aandacht brengen.
De nieuwe middenpartij
Een tweede constante is de positie van D66 in het electorale krachtenveld.
Nederlandse kiezers zijn goeddeels uiteengevallen in een linkerblok (SP, GL, PvdA) en een rechterblok (VVD, PVV, CDA) waarbinnen partijen onderling concurreren om dezelfde kiezer. D66 is de enige middenpartij die Nederland nog rijk is. Het wisselt kiezers uit met bijna alle grote partijen uit beide blokken, met name met de PvdA, de VVD en GroenLinks maar nauwelijks met de PVV. (Dat laatste mag, gegeven de uiteenlopende standpunten en het continue debat tussen Wilders en Pechtold geen verbazing zijn.)
De centrumpositie van D66 is zowel de strategische kracht als het grootste risico. D66 is namelijk geen sluis of poortwachter voor kiezers die verschuiven van links naar rechts of omgekeerd. D66 is eerder een vluchtheuvel. Voor linkse kiezers is D66 het meest rechtse alternatief dat ze in overweging nemen. Voor rechtse kiezers is D66 de meest linkse denkbare optie.
Strategische kracht: het redelijke alternatief
D66 lijkt zichzelf hiervan bewust. De democraten weten zich aantrekkelijk te maken voor linkse en rechtse kiezers door zich te presenteren als het redelijke alternatief in het midden. De partij verbindt sociaal-democratisch denken en liberaal denken in een ‘sociaal-liberalisme’. Pechtold sprak eerder over de stip aan de horizon die hij wilde gaan zetten. Hij presenteert D66 graag als de constructieve oppositie (“her majesty’s most loyal opposition”), wat het imago van redelijkheid versterkt.
Zo lang D66 zich – afgezien van de relatief veilige kernpunten (multiculturalisme en onderwijs) – op deze manier weinig uitspreekt, blijft het een aantrekkelijk alternatief voor ontevreden kiezers ter linker- en rechterzijde van het midden.
Voor Pechtold was ondersteuning van de huidige regering vanuit de oppositie zelfs relatief aantrekkelijk. Door niet toe te treden tot de regering, draagt D66 geen formele verantwoordelijkheid voor het beleid. Het regeerakkoord uit 2012 tussen de VVD en de PvdA is in de beeldvorming al de nieuwe status quo geworden. Zijn twee grote electorale rivalen zijn dus uitgeschakeld als alternatief voor de kiezers van D66. Pechtold kan – net als de CU en de SGP – punten voor zijn partij scoren door de scherpste randjes van het akkoord uit te onderhandelen en eigen beleidspunten af te dwingen ter compensatie voor zijn steun. D66 houdt ondertussen de handen schoon, maar blijft te boek staan als constructief.
Strategisch risico: regeren is halveren
Maar het blijft een precaire balans. 2006 was niet de eerste keer dat D66 bijna aan de grond zat. In 1974/1975 leek de partij ook aan zijn eind, en was zelfs een meerderheid van de leden voor opheffing. Uiteindelijk werd echter de vereiste gekwalificeerde meerderheid (66,7%) niet gehaald die nodig was om de trekker over te halen.
Het probleem van D66 is altijd het gebrek aan loyale kiezers geweest. Spottend werd wel over D66 opgemerkt: ‘regeren is halveren’. Dat gebeurde na 1994 opnieuw. Van 24 naar 14 zetels in 1998 (na Paars I), van 14 naar 7 in 2002 (na Paars II), van 7 naar 6 in 2003 (na korte oppositie tegenover Balkenende I), en van 6 naar 3 in 2006 (na regeringsdeelname in Balkenende II). Zodra D66 kleur moest bekennen en verantwoordelijkheid moest dragen voor pijnlijke dossiers, verloor de partij zetels. Ter linkerzijde, ter rechterzijde, of aan beide tegelijkertijd.
Inmiddels is dat probleem bij lange na niet meer uniek voor D66. Het voornaamste verschil met die periode? D66 draagt sinds 2006 geen regeringsverantwoordelijkheid meer; de belangrijkste electorale rivalen (VVD en PvdA) wel. En daar spinnen de Democraten garen bij.
Desondanks blijken de nieuwe D66-kiezers ook tussentijds niet erg trouw. Zo verdampte een groot deel van de virtuele winst van D66 toen Wouter Bos in 2008 ABN Amro overnam en de PvdA aan populariteit terugwon. Hetzelfde gebeurde in 2010, met de gestage opkomst van Mark Rutte (VVD) en de plotse entree van Job Cohen (PvdA). En ondanks de nieuwe verkiezingswinst in 2012 verloor ook D66 virtuele zetels in het krachtenveld van strategische stemmers.
D66-kiezers zijn nog steeds niet de meest loyale.
De stip aan de horizon
Uiteraard is Pechtold een goed debater, en uiteraard verdient hij credits voor hoe D66 onder zijn leiding zo fors is gegroeid. Maar er zijn ook veel parallellen met de periode pre-Pechtold.
De werkelijke uitdaging voor D66 gaat nu pas beginnen. De partij heeft op lokaal niveau, niet in de laatste plaats in Amsterdam, een leidende positie gekregen. D66 zal zich moeten uitspreken op allerlei beleidspunten, en daar de verantwoordelijkheid voor moeten dragen. Het wordt lastig om te balanceren tussen de eisen van de eigen linkse en de eigen rechtse kiezers.
Vorige week noemde de Leidse hoogleraar Rudy Andeweg het ironisch dat D66, opgericht om het partijstelsel op te blazen, nu zelf de zo verfoeide middenpartij is geworden. Het is misschien nog ironischer dat D66 dat alleen in stand houdt zolang het zich niet al te veel uitspreekt.
Pechtold heeft niet door dat D66 vanuit de oppositie vrijelijk de eigen standpunten kan uitventen zonder tegenspraak. Wie regeert doet dat namens het hele land. Dan heb je ook rekening te houden met hen die niet op jouw gestemd hebben of dat zelfs nooit zullen doen. Daar ligt de zwakke plek: de financieel en intellectueel minder bedeelde kiezer vreest D66. Zeg maar de niet zo adaptieve Philip Morris of Aldel medewerkers. Zij vrezen de uittocht van banen uit Nederland. Zij voelen zich slachtoffer van Europa en D66 besteed daar geen aandacht aan. En wordt daar zelden op gewezen.
Alexander Pechtold voedt zelf ook de beeldvorming alleen voor hogeropgeleiden op te komen door zich alleen op marktpleinen in universiteitssteden te begeven. Wageningen, Leiden, Amsterdam, Utrecht, Nijmegen, Groningen, etc. Dat zijn niet bepaald Den Helder, Delfzijl of de volkswijken van Deventer. De kiezers die waarschijnlijk wel iets voor onderwijs voelen maar zich op VMBO-niveau begeven voelen zich niet senang bij D66.
En in de media & het opinielandschap is nauwelijks tot geen tegenspraak op D66-voorstellen. De SP idem dito. Het lijkt er op dat de het kabinet en de PVV veel kritischer worden bekeken. Waarom? Waarom besteden kranten en opiniebladen buiten verkiezingstijd zo weinig kritische aandacht aan grote partijen als D66 en de SP?
Tot slot, lees het artikel deze week in VN en zie hoe haar D66-kiezers eigenlijk nooit betrokken waren bij de partijreorganisatie:
http://www.vn.nl/Archief/Politiek/Artikel-Politiek/Hoe-D66-een-bedrijf-werd.htm