Deze week besprak de Tweede Kamer de begroting van de nieuwe minister van Binnenlandse Zaken, Kajsa Ollongren. Een van de zaken in haar portefeuille is de architectuur van onze democratie. Het gaat dan bijvoorbeeld over mogelijkheden voor burgers om betrokken te worden bij de besluitvorming.
Ik berichtte eerder al over welke zaken de grote en kleine partijen van plan waren met de Nederlandse democratie. Wat is er van deze plannen in het regeerakkoord terug te vinden? Spoiler: vrij weinig. (Of dat goed of slecht is laat ik in het midden…)
Democratische vernieuwing in het regeerakkoord
Het regeerakkoord bevat inderdaad enkele paragrafen over democratische vernieuwing. De belangrijkste voorgenomen veranderingen staat op pagina 7 en 8.
- Er is een specifiek omschreven ‘commitment’ om de Wet Raadgevend Referendum in te trekken:
“Het raadgevend referendum is enige jaren geleden geïntroduceerd als opmaat naar een correctief bindend referendum. De politieke steun voor het correctief bindend referendum is sindsdien afgebrokkeld en is daarmee als beoogd einddoel voorlopig uit zicht. Het nationaal raadgevend referendum heeft als tussenstap niet gebracht wat ervan werd verwacht (…). De Wet raadgevend referendum wordt ingetrokken.”
- In ruil voor het afschaffen van het referendum zou D66 de (direct) gekozen burgemeester gekregen hebben. Er staat inderdaad een paragraaf in het regeerakkoord over het selecteren van de burgemeester, maar deze is vaag en vrijblijvend (enkel deconstitutionalisering, niet wat er in de plaats komt):
“De behandeling van het initiatiefvoorstel tot grondwetsherziening in tweede lezing inzake de deconstitutionalisering van de benoeming van de burgemeester en de Commissaris van de Koning wordt voortgezet.”
- Er staat een relatief vrijblijvende paragraaf in over het kiesstelsel (invoering regionale component) en de positie van de Eerste Kamer (in relatie tot de mogelijkheid voor rechters om wetten te toetsen op grondwettelijkheid). Het nieuwe kabinet wil, overigens terecht, de adviezen van de Staatscommissie afwachten:
“De Staatscommissie Parlementair stelsel adviseert over de toekomstbestendigheid van het parlementair stelsel. De Staatscommissie wordt ook gevraagd om advies uit te brengen over opties voor een wijziging van het kiesstelsel voor de Tweede Kamer, mede in het licht van de regionale functie van kiesstelsels in de omringende landen, en over het initiatiefvoorstel tot grondwetsherziening in tweede lezing inzake artikel 120 Grondwet, mede in relatie tot de positie van de Eerste Kamer.”
- Er staat een relatief specifieke paragraaf in over het zogenaamde uitdaagrecht (‘right to challenge’):
“Het kabinet biedt ruimte aan initiatieven van burgers en verenigingen in de samenleving. In overleg met gemeenten willen wij daarom via een Right to challenge-regeling burgers en lokale verenigingen de mogelijkheid geven om een alternatief voorstel in te dienen voor de uitvoering van collectieve voorzieningen in hun directe omgeving.”[1]
Welke partij heeft wat gekregen?
Van een aantal zaken in dit overzicht is de partijafkomst gemakkelijk te herkennen. Zo zijn CDA, VVD en ChristenUnie duidelijk tegen het referendum en ligt vooral D66 wakker van de huidige burgemeestersprocedure. De andere voorstellen zijn wat moeilijker toe te schrijven aan specifieke partijen. Daarom heb ik de partijprogramma’s er even bijgehaald en zocht ik uit welke partij wat wilde. Tabel 1 geeft een overzicht van de partijposities.
Over het algemeen kunnen we stellen dat het regeerakkoord, met uitzondering van het referendum, op het eerste gezicht weinig tegenstellingen overbrugt. Er kan niet over winnaars en verliezers gesproken worden. Bovendien zijn de burgemeester, het kiesstelsel en de positie van de Eerste Kamer nog teveel in de verkenningsfase om echt controversieel te zijn. Ik verwacht eerlijk gezegd dat deze onderwerpen niet veel verder gaan komen, maar goed, je weet het nooit.
Van alle voorstellen is het uitdaagrecht wellicht het meest verrassende: maar liefst drie van de vier regeringspartijen waren in hun verkiezingsprogramma expliciet voor de invoering ervan.
Uitdaagrecht?
Waar komt dit uitdaagrecht vandaan en wat betekent het in de praktijk? De omschrijving in het CDA-partijprogramma geeft op pagina 23 aardig weer wat het uitdaagrecht inhoudt:
“Wij (…) willen daarom dat burgers en verenigingen het recht krijgen om de uitvoering van een collectieve voorziening van de overheid over te nemen. Dit kan om van alles gaan: het onderhoud van een park in de wijk, het beheer van sportvelden door de club of de zorg voor ouderen. [Zo] krijgen burgers het recht om bij hun gemeente een alternatief voorstel op tafel te leggen.”
Het uitdaagrecht werd in Groot-Brittannië ingevoerd tijdens de eerste regering Cameron, en dit was wellicht de inspiratie van de regeringspartijen. Ook in Nederland wordt er lokaal mee geëxperimenteerd. Verwacht er niet teveel van. Het Britse voorbeeld was geen onverdeeld succes. Het stelt namelijk de verhouding tussen burger en bestuur op scherp: het design van het instrument is immers per definitie conflictueus (‘wij kunnen het beter!’).
Maar we moeten er ook niet hysterisch over doen. Zoals Travers (2015:235) concludeerde over het Britse right to challenge: “[t]he overall impact was (…) limited.”
Speeltje voor hoogopgeleide ouderen?
Dat is logisch. Bij onderzoekers die participatieve democratie analyseren gaan meteen een paar alarmbellen af: is dit niet gewoon een instrument extra voor burgers die sowieso al veel participeren (de zogenaamde participatie-elite)? Jazeker.
Ook deze vorm van participatiedemocratie zal waarschijnlijk lijden onder dezelfde problemen als andere vormen van dergelijke burgerparticipatie: het vergt veel energie en is daarom vooral nuttig voor mensen die (1) veel tijd en (2) veel kennis hebben van het lokale bestuur (je moet immers kunnen laten zien dat je het beter kan). Vooral hoogopgeleide ouderen dus.
Wellicht wel ingevoerd
Overigens, het punt dat je er niet teveel van moet verwachten is tegelijk ook meteen een reden waarom deze maatregel van de vijf voorstellen de grootste kans heeft om daadwerkelijk te worden doorgevoerd.
Zulke beperkte bestuurlijke vernieuwingen roepen namelijk weinig verzet op. Bovendien heeft de maatregel enkel nadelen voor het lokale bestuursniveau en is ze daarmee volkomen veilig voor nationale politici.
Wellicht kan het uitdaagrecht enkele leuke lokale initiatieven opleveren. Mogelijk kan het helpen bezuinigen op te vangen. Als dat de doelen zijn die je wil bereiken, vooral doen.
Maar: verwacht er geen mirakels van en verwacht vooral niet dat het een veronderstelde kloof tussen burger en politiek gaat dichten. Daarvoor heb je de verkeerde doelgroep te pakken.
Conclusie: Bescheiden democratie-agenda
In de aanloop naar de Tweede Kamer-verkiezingen schreef ik over de plannen die de politieke partijen hadden wat betreft democratische vernieuwing. Van deze plannen zijn er weinig in het regeerakkoord terechtgekomen. Rutte III heeft al bij al een relatief bescheiden democratie-agenda die er vooral op gericht lijkt te zijn om de risico’s voor nationale politici te beperken. Natuurlijk is het afwachten wat de adviezen van de Staatscommissie zullen brengen, maar verwacht naast het afschaffen van het referendum geen al te grote wijzigingen van het staatsbestel.
Links naar de bronnen:
Foto door Kennisland, License
[1] Er wordt ook gesproken over het recht op overname, maar daar heeft men het vooral over experimenten: “Daarnaast gaan we samen met enkele gemeenten experimenteren met een recht op overname, waarbij lokale verenigingen of buurtbewoners het eerste recht krijgen om maatschappelijke voorzieningen over te nemen en de bijbehorende functie voort te zetten. “
Geef een reactie
Je moet inloggen om een reactie te kunnen plaatsen.