In mijn vorige posts (zie hier en hier) liet ik zien dat jongeren liberaler zijn dan andere leeftijdscategorieën, maar dat de verschillen tussen de leeftijdscategorieën behoorlijk klein zijn. Dit riep de volgende vragen op: Worden mensen nu minder liberaal als ze ouder worden (de ‘leeftijdsbenadering’)? Of heeft het er mee te maken dat de maatschappelijke omstandigheden anders waren toen onze huidige ouderen zijn opgegroeid, en hangen ouderen daarom andere waarden aan dan jongeren (de ‘generatie-’ of ‘cohortbenadering’)?
Lang is de laatstgenoemde generatiebenadering populair geweest. Die gaat er van uit dat politieke attitudes vorm krijgen wanneer mensen nog relatief jong zijn. Hoe ouder mensen worden, aldus deze theorie, hoe minder makkelijk ze hun eenmaal in een vaste vorm gegoten ideeën zullen aanpassen. De maatschappelijke omstandigheden tijdens de adolescentiefase van de huidige ouderen hebben volgens deze benadering dus een grote invloed gehad op hun huidige politieke attitudes.
Ik vraag me af of dit klopt. Veel van de huidige ouderen waren adolescenten in de jaren zestig: de flowerpowertijd. Zij zullen in enige mate zijn beïnvloed door de hippiecultuur. En met hun voorkeuren voor vrije seks en een open drugsbeleid associeer ik hippies nu niet bepaald met een voorkeur voor een sterke staat. Volgens de generatiebenadering zouden de ouderen van nu dus juist eerder zeer liberaal moeten zijn. (Al kun je daar wel weer tegenin brengen dat hoewel de flowerpowergeneratie cultureel gezien dan misschien wel heel liberaal was, zij op economisch vlak waarschijnlijk niet zo gecharmeerd was van een terughoudende staat.)
Een nog veel belangrijker argument tegen de generatiebenadering is dat deze benadering als uitgangspunt neemt dat ouderen star zijn en hun opvattingen niet zo makkelijk aanpassen. Onderzoek laat zien dat dit niet klopt. Ouderen zijn wel degelijk flexibel en passen hun ideeën aan aan de maatschappelijke omstandigheden. Het is dus niet zo dat de houdingen van mensen ‘bevriezen’ tijdens de adolescentiefase en dat ze vervolgens nauwelijks meer worden aangepast. Sterker nog: ouderen zijn net zo geneigd hun ideeën aan te passen als jongeren.
Dit lijkt er op te wijzen dat er in ieder geval een leeftijdseffect optreedt: mensen worden minder liberaal als ze ouder worden. Blijkbaar groeit de liefde voor de staat met de jaren.
Femke Avtalyon-Bakker zegt
Interessante stukken, Matthijs! Maar je hebt me wel aan het denken gezet. Ik vraag me namelijk af of je obv deze data kan concluderen dat ouderen minder liberaal worden als ze ouder worden, vanwege verschillende redenen. Allereerst assumeer je dat deze ouderen in hun jeugd liberaler waren, obv de periode waarin zij opgroeiden. Hoe aannemelijk dat ook klinkt, ik zou toch graag eerst wat empirische ondersteuning voor die bewering willen zien. Ten tweede, er is dan wel een significant verschil in de attitude over inkomensverschillen tussen jongeren en ouderen maar wat ik veel interessanter vind, is om te zien dat alle respondenten het (in meer of mindere mate) oneens zijn met de stelling dat inkomensverschillen groter moeten worden. Dat de jongeren dat minder sterk onderstrepen dan de ouderen betekent nog steeds niet dat jongeren willen dat inkomensverschillen groter worden. Ten derde vraag ik me af hoe je ‘liberaal zijn’ conceptualiseert. Het liberalisme is heel moeilijk als een coherente ideologische stroming te zien, het is eerder een familie van stromingen die gerelateerd zijn, maar niet geheel overlappen. De vragen uit het NKO die jij als operationalisering gebruikt relateren aan verschillende liberale ideeën die niet per definitie theoretisch samenhangen. Dat zie je eigenlijk ook al empirisch aan de verschillende scores op de vragen die je geselecteerd hebt. De respondenten (van alle leeftijden) zijn allen behoorlijk liberaal als het gaat om tolerantie tegenover anderen (ook al verschillen ze daarin significant), wat in tegenstelling lijkt te staan met scores op de ecomomische dimensie. Ik denk dat als je een schaal zou willen vormen voor ‘liberaal zijn’ obv deze vragen, dat statistisch gesproken niet betrouwbaar zou zijn, en dat je verschillende dimensies zou moeten creëren. Ik zou daarbij zeker een verschil maken tussen het klassiek liberale idee van tolerantie en respect voor anderen/andersdenkenden (Kant, Mill) en het economisch liberalisme (Schumpeter, Smith). Dat zijn ideeën uit de liberale familie, die niet per se met elkaar te maken hebben. In het geval van jouw eerste vraag, of jongeren in Nl voor een nachtwakersstaat zijn, zou ik dan inderdaad kiezen voor de economische dimensie van het liberalisme, en ook, zoals Armen al voorstelde, daar verschillende items in betrekken die over de publieke sector gaan. Ik denk dat je dan een veel beter beeld krijgt van de steun van de Nederlandse jeugd voor de nachtwakersstaat.
Matthijs Rooduijn zegt
Stuk voor stuk goede punten, Femke! Ik ga hier over twee weken uitgebreid aandacht aan besteden. Maar nu eerst een weekje op vakantie 😉
Armen Hakhverdian zegt
Dat wordt een hele reeks ‘Jonge Liberalen’, Matthijs. Ga je het bundelen na een stuk of twintig posts?
Matthijs Rooduijn zegt
Of er direct maar een VENI-voorstel van maken…